Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Uit evenwicht

9 augustus 2014


Beste Leike,

Komkommertijd. Een begrip uit vroeger tijden. Toen iedereen in de zomer op vakantie was en het nieuws zich beperkte tot een poema op de Veluwe of het overspel van een voetbalvrouw.
Wat is er toch aan de hand? Isis voert een moorddadige strijd om een kalifaat in Irak en Syrië te vestigen. Ebola grijpt om zich heen in West-Afrika. Palestijnen en Israëlieten voeren hun strijd naar ongekende hoogten op en wij Nederlanders komen maar niet bij van een neergeschoten verkeersvliegtuig met 300 doden waarvan 200 ‘van ons’. Putin verzamelt troepen bij de grens van Oekraïne en de NATO dreigt de Russen. Economische sancties van Russen en Westerse landen volgen elkaar in hoog tempo op.
Dat alles tegen de achtergrond van een zomer die naar mijn gevoel in januari begon, na een winter waarin het niet gevroren heeft. Af en toe een krankzinnige bui waarbij straten helemaal blank komen de staan. Of een superstorm in Amerika.
In de social media moet je verschrikkelijk oppassen met een mening over het Midden-Oosten conflict, want voor je het weet ben je ofwel anti-semiet of een onderdrukker van het uitgebuite Palestijnse volk. Je bent òf voor de een òf voor de ander.
De vliegramp domineerde wekenlang het nieuws en je kon nergens iets zeggen als je niet eerst had verklaard diep geschokt te zijn door al die doden, al dat leed. Rijkwaterstaat ontwikkelde beleid op het ophalen van de knuffels na de herhaalde rouwstoeten met de ‘remaining remains’ van Eindhoven naar Hilversum.
Het lijken me allemaal signalen van een wereld die uit evenwicht raakt; niet alleen het klimaat, maar ook de politieke verhoudingen en de manieren waarop we met elkaar omgaan, onze emoties.
Begrijp jij wat er aan de hand is?
Complexe systemen zoals samenlevingen, het klimaat of de publieke opinie hebben vaak corrigerende mechanismen. Is links een tijdje aan de macht geweest, het publiek ziet de nadelen van dit beleid, kiest wat rechtser en dan mag rechts het weer een tijdje proberen totdat blijkt dat dat het ook niet is (kijk naar de politieke geschiedenis van bijna alle westerse democratieën). Zo komt na regen gewoonlijks zonneschijn en heb je na een paar dagen chagrijn vaak geweldige behoefte aan gewoon gezellig. Het teveel van het een vraagt als het ware om het ander, het tegendeel. Daar zijn prachtige Latijnse woorden voor als status quo en equilibrium. In organisaties geven we dag vorm met checks and balances.
Maar nu lijken al die systemen uit evenwicht te raken. Ze roepen geen balancerende reactie op, maar meer van hetzelfde. Waar vroeger de-escalatie nog wel eens als verstandig beleid klonk, roepen nu de opiniemakers dat Putin geen respect heeft voor watjes en dat je maar beter fiks kunt dreigen, bewapenen en boycotten. Die Putin kent die redenering ook en doet hetzelfde….in een wat hoger tempo met een wat simpeler besluitvorming. Zo escaleren we een wedloop in waarvan het eind zoek is.
In het oude Palestina is het niet anders; ook daar willen beide partijen voor nu en voor altijd iets regelen dat zich niet laat regelen.
En het klimaat? Ach dat is zo ongrijpbaar van iedereen en niemand en zo onbegrijpelijk is zijn complexiteit dat intelligente mensen in mijn omgeving me vooral toevertrouwen dat ze dit wel heel lekker weer vinden…
Al die –uit evenwicht-ontwikkelingen- doen me denken aan de banken, een jaar of zes geleden. Eenzijdig, korte termijn, belangen van een kleine groep, en een soort geloof dat je de waarheid en de wijsheid in pacht hebt.
Ik verlang naar komkommertijd…en dan niet over komkommers die sinds vandaag goedkoper op de markt zijn vanwege de Russische boycot.

Met sombere groet, Jaap

Hoe krijg ik gedaan wat ik me heb voorgenomen?

2 juli 2014


Beste Leike,

Onlangs vroeg een groep managers me of ik hen wilde leren wat in bovenstaande kop staat. Huiselijk gezegd wilden ze graag weten hoe ze hun zin konden krijgen.
Grappige vraag eigenlijk. Grappig omdat je maar zelden ziet dat de vraag zo prettig onverbloemd verwoord wordt. Veel vaker zie je iets over ‘strategisch leiderschap’, ‘effectief beïnvloeden’ of ‘omgaan met de irrationaliteit van anderen’. (Je kunt overigens ook cursussen doelgericht overtuigen volgen, ook zo leuk omdat ik me dan ongericht overtuigen probeer voor te stellen…)
Hoe je het ook verwoord, altijd gaat het om de machtsvraag.
Niks mis mee natuurlijk, macht. Als we er niet in zouden slagen om invloed op elkaar te hebben, kunnen we het wel schudden met samenleven, laat staan organiseren. Dus op volstrekt natuurlijke manier zie je overal in de natuur hiërarchie en pikordes ontstaan. Privileges in wie het eerst mag eten of een vrouwtje bestijgen. Als we die pikordes niet zouden hebben, zou het een voortdurend gevecht zijn en moedertje natuur vindt dat niet efficiënt. Zij laat ons zuinig met onze krachten omgaan.
Dus hebben we ook in organisaties van die pikordes die we ordenen in mooie harkjes, die, iets sjieker, ook wel organigrammen worden genoemd. Paul Valens heeft wel eens onderzoek gedaan naar de verborgen boodschappen in die organigrammen. Dan zie je opeens dat onderdelen die links in de hark staan vaak belangrijker zijn dan degenen die rechts staan, bijvoorbeeld.
Die organigrammen (ook wel harkjes genoemd) gebruiken we om die hiërarchie in kaart te brengen. Een beetje, want je ziet wel iets van bevoegdheden, maar niets van de informele verhoudingen of de onderlinge openstaande rekeningen.
Hoe hoger in de machtshark, hoe beter het met je gaat. Je krijgt meer salaris en je bent aantrekkelijker voor potentiële partners (al dan niet in de liefde) en posities elders.

Wie wordt nou hoger op de hark genodigd of geduld? Degene die handig met die macht om kan gaan. Hoe we dat weten? Uit hoe de kandidaat nu al met formele en informele macht omgaat, hoeveel hij al verworven heeft. Degene die nu al veel macht verworven heeft (veel voor elkaar krijgt, zeggen we dan), juist die zou wel eens geschikt kunnen zijn op posities waar je nog meer van die macht krijgt. Dus het verwerven van macht is een mooie weg naar meer (formele) macht.
De vraag naar hoe je kunt zorgen dat je je zin krijgt is daarom een volstrekt logisch onderdeel van het machtsspel. Maar het is ook niet zo eenduidig en makkelijk te beantwoorden, juist omdat zoveel mensen zich die vraag stellen. En je kunt nu eenmaal niet allemaal je zin krijgen.

Verbloemen helpt dus. Onderdeel van het spel om macht te krijgen, is ontkennen dat je het wilt. Wientjes, de aftredende voorzitter van VNO/NCW bleek uit onderzoeken steeds de machtigste man van Nederland. En hij was een meester in het ontkennen van die macht en doen alsof het iets vies is. “Nee, nee, ik ben niet machtig, ik probeer hoogstens invloed uit te oefenen…..”

Groet, Jaap

BLEIBT

23 juni 2014


Beste Leike,

Sinds ONveranderbaarheid van organisaties in 2008 uitkwam houden we beiden nogal eens verhalen over robuustheid en taaiheid, over hoe organisaties zich immuniseren tegen allerlei veranderoperaties. Door de reacties van anderen vertel je dat verhaal toch steeds weer anders en ontdek je welke van onze inzichten anderen het meest lijkte te helpen.
Een van de meest onschuldige, en misschien ook wel voor de hand liggende inzichten waarmee mensen geholpen zijn is voor mij gelegen in het toverwoord BLEIBT.

In mijn rol van docent bij Sioo heb ik heel veel veranderplannen van jonge adviseurs en managers beoordeeld. Die stonden vaak bol van de Engelstalige managementbegrippen, maar op een of andere manier -de herkomst ervan heb ik nooit kunnen achterhalen- schijnen veranderingen van IST naar SOLL te moeten. Daarbij staat Ist voor de huidige staat die gekenmerkt wordt door een soort tekortschieten, ondoordachte rommeligheid en uit de tijd raken. Ist is duidelijk iets waar we zo snel mogelijk vanaf moeten. Soll daarentegen bevat een beloftevolle wereld waarin de problemen zijn opgelost en een zonnige eindtoestand wordt geschetst. Op een of andere manier is Soll compleet anders dan Ist, de verschillen worden flink benadrukt. En change (nu opeens een Engels woord) bevat de doeltreffende acties die van Ist naar Soll zullen leiden.
Nu heb ik in al die jaren nog nooit een verandering meegemaakt die alles verandert. Beetje onzinnig ook, als je niks wilt bewaren kan je net zo goed opnieuw ‘from scratch’ beginnen. Veranderen doe je als je iets wilt behouden. Maar in de veranderplannen wordt er vaak over het blijvende gezwegen alsof het een residu is dat je nu eenmaal niet weg krijgt.
Handiger is natuurlijk om vooraf goed na te denken over wat je wilt behouden en dat ook te benoemen. Bleibt is daarom het woord dat je nu zou kunnen toevoegen aan Ist en Soll. Het zijn die dingen die het goed doen en die je nou een niét wilt veranderen, gewoon omdat het goed werkt en ook omdat je nu eenmaal niet alles kunt veranderen, al zou je willen. Het benoemen van wat je niet wilt veranderen in een wereld waarin veel mensen gek worden van alles wat voortdurend op de schop gaat, geeft een zekere rust en zekerheid en leidt ertoe dat wat je wel wilt aanpakken met meer focus en minder onrust kan gebeuren.
Het meenemen van Bleibt in je veranderplannenmakerij doet nog iets anders: je laat zien dat je met waardering kijkt naar wat er gebeurt, dat je waarde hecht aan de verworvenheden; je communiceert respect voor het werk van vandaag. Dat wil wel eens helpen in de medewerking.
Ik merk dat veel mensen dat ‘bleibt’ wel aanspreekt, ich halte es also erin.

Groet, Jaap

Sportiviteit

10 juni 2014


Beste Leike,

Filosofie, religie, kunst en sport.
Dat zijn volgens René Gude, onze denker des vaderlands, de pijlers waarop onze beschaving is gebouwd. Daarom bouwen we academies, tempel, stadions en theaters. Het zijn de plaatsen waarop je je basisvaardigheden in het sociale verkeer kunt oefenen. Verstand en inzicht train je in de academie, in het onderwijs.
Rechtvaardigheid en allerlei rituelen hangen samen met de religie, of zo je wilt, je wereldopvatting.
Sport is de plek om je moed te oefenen en je sportiviteit: je waardigheid bewaren bij winst of verlies.
Kunst tenslotte gaat over maathouden en kunnen omgaan met het afwijkende.

Mooi bouwwerkje he?

René ziet een sportificering van de samenleving. Van de vier peilers van het beschavingsoffensief lijkt de sport momenteel wel erg dominant. Sport in onlosmakelijk onderdeel van ieder nieuwsprogramma, scholen kies je op grond van scorelijstjes, de toekomst van je kind wordt door Cito gescoord, de beste oliebollen koop je op de Coolsingel volgens de lijstjeskrant bij uitstek, het AD.
En met deze inleiding kom ik terug op jouw verhaal over de Masterchefs. Want valt koken nu in het domein van de kunst? Van het ambachtelijk maken van heerlijke smaken die passen bij de lokale cultuur of de lokale oogst? Of is koken ook sport geworden zoals bij songfestivals en the Voice de muziek een wedstrijd is geworden? Iets waarbij je tweede kunt worden.
Uit jouw beschrijving begrijp ik dat je zowel in de USA als in Australië tweede kunt worden, maar dat de mate van sportiviteit verschilt. De Aussies die meedoen ook al heel belangrijk vinden en de Amerikanen die hoe dan ook willen winnen. Desnoods met (verbaal) geweld.

En daar wordt naar mijn gevoel een grens overschreden. Is sport of koken dan nog leuk in zichzelf, of gaat het alleen nog maar om de punten?
Bij voetbal heb ik laatste decennia gezien hoe sportiviteit als waarde geheel verdween achter de (commerciële) belangen van de winst. Sportiviteit een begrip wat je niet meer zoveel hoort, maar wat te maken heeft met tegen je verlies kunnen en waardig met tegenslagen omgaan.
“Voetbal is oorlog”, preekte Rinus Michels en hij droeg Barry Hulhoff (een zeldzame voetballer die zich voor politiek interesseerde en pacifist was) op om doorgebroken spelers onderuit te halen. Toen Barry weigerde (hij vond het onsportief) werd hij aan de kant gezet. Uiteindelijk zwichtte hij. Michels zag in dat een vrije trap tegen minder ernstig was dan een doorgebroken speler. De calculerende trainer. Volgens mij was dat het sleutelmoment dat een overtreding niet buiten de regels viel (spel stilleggen, foutje gemaakt, opnieuw beginnen), maar binnen de regels (als de scheids het ziet, jammer, maar vrije trap is minder erg dan op achterstand komen). Vanaf die paradigmawisseling werd het spel ruwer en onsportiever. Een elleboog in een gezicht kan als de scheids het maar niet ziet. Met een gestrekt been inschuiven op de enkel van de tegenstander kan een gele kaart kosten, maar als hun beste man geblesseerd het veld uit moet is dat het waard.
De volgende stap is dat ook supporters menen dat winnen belangrijker is dan meedoen en dat hun bijdrage kan liggen in het reduceren van supporters van de tegenpartij. Met alle middelen: vernedering, fysiek geweld, intimidatie en wat je zoal kunt verzinnen.
De sportificering leidt op een of andere manier tot afname van sportiviteit.

groet,  Jaap

Masterchef

3 juni 2014


Beste Jaap,

Gisteren keek ik naar Junior Masterchef Australia. Net als de volwassen variant een heel knap programma. De pret èn de spanning en strijdlust stralen ervan af. Die kinderen koken voor hun leven, en genieten er enorm van. Ze zijn blij voor elkaar als de ander wint. En enorm onder de indruk als blijkt dat ze hun taarten voor de minister president gebakken hebben (verrassing!).Als ze met hun bordje naar voren moeten, kijken ze nog even achterom naar hun duidelijk ontroerde ouders op de tribune (het is nog de voorronde hè, dan mogen de ouders er nog bij zijn). Maar het is bloedspannend en voor ’t echie, want er krijgen maar 7 van de heel veel kinderen een schort.

Meteen na deze aflevering startte Masterchef USA. Was ik niet op bedacht. De voorrondes. Iiieeeuw! Wat een verschil! De heren Bastianich, Elliot en Ramsey kwamen op met veel glitter en geluid, maakten met veel vertoon van kracht en macht duidelijk dat zij 50 van de toprestaurants van de wereld hadden, en dat zij daarom altijd gelijk hadden in hun oordeel. Teksten als ‘jij bepaalt niet wat lekker is, dat bepalen wij’ en ‘wij bezitten toprestaurants dus wij hebben gelijk’ vlogen over de bühne. De kandidaten juichten, applaudisseerden en knikten. Veel machtsvertoon en powertalk. Oké, dat is opzet en show, dat hoort erbij. Kan ik nog doorheen kijken.

Toen kwam de selectie. Mensen werden beledigd, badinerend toegesproken, non-verbaal afgeserveerd. En de kandidaten smeekten om een kans, gingen op de knieën voor de jury. Hoe harder ze afgewezen of beledigd werden, hoe meer ze uit de kast trokken. Dat had niks meer met eten, koken en smaak te maken. Het was smakeloos (en dat bij een eetprogramma…).

Masterchef USA pakt in zijn opzet (zie eerdere jaargangen) uit als een competitief programma waar mensen ten koste van elkaar proberen te winnen. Je kunt niet uit die sfeer stappen, want dan ben je kwetsbaar. Masterchef Australia pakt uit (zowel in zijn volwassen  als kindervariant) als een competitief programma waarin kandidaten proberen te winnen met hun gerechten, maar het de ander gunnen als dat gerecht beter is.
Ook erkennen dat hun gerecht minder gelukt is, daar niet bozig van worden, maar zelf meekijken hoe ’t anders en beter had gekund. Hier mag het goed gaan èn fout gaan.

Koken is wat dat betreft een mooi onderwerp. Het kan namelijk echt op iets heel kleins hartstikke mis gaan. Even niet opletten, net te veel van iets, net te weinig, net te kort, net te laat … Genadeloos mis! Daar kun je elkaar mee beconcurreren en je kunt ervan leren. Wat Masterchef Australia laat zien, is dat daar plezier over hebben, vele malen leuker is dan plezier hebben over het feit dat de fout van de ander jou voordeel oplevert.

Ik moest er aan denken toen ik vandaag op weg was naar een team waar het de gewoonte was geworden om in je werk volstrekt een eigen lijn te trekken, fouten te negeren of er een ander de schuld van te geven, en te schelden als iemand daar wat van zegt. De leidinggevende krijgt eenzelfde behandeling, of is de zondebok. Er is sprake van en vorm van negatieve competitie om te zorgen dat je incompetentie niet zichtbaar wordt. Niemand vind het er leuk, en iedereen is chagrijnig.

Wat zou ik daar graag zeggen: ‘Jongens, het wordt echt leuker als je een beetje aardig bent en plezier hebt.’ Althans ik zou zo graag willen dat het hielp. Maar ik vrees dat er de situatie is ontstaan, die je ook ziet ontstaan in Masterchef USA: je kunt niet meer terug, want dan ben je kwetsbaar in de wereld waar het recht van de sterkste geldt.

Positieve en stimulerende taal alleen is niet meer genoeg, werkt juist averechts. Ergens is de toon gezet. Je kunt dat niet met een nieuwe toon keren. Niemand zet immers de eerste stap. Dus ga ik stappen met ze zetten, kleine ervaringen dat de wereld leuker kan.

Misschien moet ik Gary, George en Matt van Masterchef Australia uitnodigen om te helpen en met het hele spul een potje gaan koken?

Ongevraagd adviseren

27 mei 2014


Beste Leike,

Waarom zou de klant, die echt beter weet hoe het werkt dan jij, zich iets aantrekken van jouw inhoudelijke meningen, is de vraag waarmee je eindigt.
Dat is natuurlijk wel en prikkelende vraag, want tja, wat weet ik ervan? Ik ben van vele markten, maar ben ik er dan ook thuis? Dan weer loop ik rond in de wetenschap, dan bij een woningcorporatie, de politie, een gemeente, de zakelijke dienstverlening, een actiegroep, een ziekenhuis of een school. Daar kan ik toch nooit inhoudelijk meer van weten dan mijn klant?
Klopt.
Ik weet ook niet meer, zeker niet beter, maar soms weet ik iets anders. Dan zie ik parallellen tussen sectoren of branches of zie ik managementtrends die logisch passen in een eenvoudige organisatie, maar die niet zullen lukken als het gecompliceerder wordt. Soms zie ik (en jij ook, dat weet ik) dat de aard van het primair proces nu eenmaal cultuurkenmerken meebrengt waarmee je moet leren leven. Als je bestuurder bent van een universiteit heb je nu eenmaal te maken met zeer eigenwijze en eigengereide types die niet zo snel onder de indruk zijn van jouw bestuurlijke ideeën. Die mensen werken nu juist daar omdat ze slim en eigenzinnig zijn; it comes with the job.
Als je brandweermensen wilt omvormen tot preventieve huisbezoekers met subtiele adviesvaardigheden stel je jezelf een opgave, die gezien de organisatiebevolking niet zo makkelijk zal zijn.
Je bent toch met me eens dat het strikt scheiden van vorm (proces) en inhoud (strategie) niet te doen en onverstandig is? Dat een proces moet passen bij de inhoud en omgekeerd dat de procesruimte niet alle inhoud toelaat?
Eigenlijk is mijn ervaring dat de meeste vraagstukken zich het beste over de band laten beantwoorden. Vraagstukken van teamsamenwerking hebben dikwijls te maken met de inhoudelijke puzzels die de samenwerking kleur geven en omgekeerd krijgen inhoudelijk strategische vraagstukken vaak een specifieke dynamiek door de wijze waarop de mensen in het team met elkaar omgaan.

Als docent in ons vakgebied heb ik jonge adviseurs altijd voorgehouden dat ongevraagde adviezen niet werken. De ‘geadviseerde’ zit niet te wachten op een onverwachte inbreng van een bemoeial; daar zijn er al genoeg van. Maar soms vind je als adviseur gewoon ergens iets van en wil je de ander niet jouw ‘voortreffelijke’ mening onthouden. Het is een beetje als met meerijden; het wordt niet altijd op prijs gesteld, maar als je een aanrijding kunt voorkomen is het misschien toch wel nuttig.
De kunst is daarom om ervoor te zorgen dat je advies gevraagd wordt. Dus stel ik vaak in een eerste gesprek met een klant aan de orde waarover hij mijn advies vraagt en wat we doen als ik ook iets vind van wat erbuiten ligt. Mijn ervaring is dat de klant dan toch ook niet wil dat ik daarover zwijg. Zo ontstaat de ruimte om in het onderwijs iets te zeggen over de inhoud van een curriculum, bij een woningcorporatie mee te praten over verhuurbaarheid of bij de politie over de aanpak van veelplegers. En als je nu maar enige bescheidenheid voelt en toont bij een inhoud die de ander beter kent, kan soms juist door de frisse blik een nieuwe kijk tot stand komen. En dan kan zo’n klant erg geholpen zijn met het voorkomen van die aanrijding.

Leuk onderwerp overigens, dat contracteren. Even vooraf iets vragen en er ontstaat bijna altijd ruimte om iets te zeggen. “Mag ik je even feedback geven?”, “Wil je horen wat me nu opvalt?” of “Zou je willen weten wat mij opvalt?”. De ander wordt vaak nieuwsgierig en stelt zich daarom open voor iets nieuws. Als het nu maar interessant is wat je te melden hebt, volgt meestal een interessante uitwisseling met meerwaarde voor beiden.

Groet, Jaap

Inhoudelijke bemoeizucht?

13 mei 2014


Beste Jaap,

Het is alweer enige tijd geleden dat ik een blogje maakte. Druk? Nou, nee, eigenlijk niet. Met name druk met veel dingen die zich anders in mijn ondertussen voordoen. Van die dingen die ineens de overhand nemen en hun aandacht opeisen.

En dus bleef een nieuwe brief aan jou even liggen.

Interessant thema, de vraag of je je ook op inhoud bemoeit met keuzes en handelen van de klant. Moeilijke vraag ook. Volgens mij spelen hier verschillende zaken een rol die een antwoord nog niet zo makkelijk maken.

Eerste punt is volgens mij wat je gecontracteerd hebt met je klant. Jij zegt dat je eigenlijk altijd wel de rol krijgt om je uit te spreken over zowel het wat en het hoe. Je stelt dat dat vanzelf lijkt te gaan, omdat de twee – inhoud en proces – onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Bij mij verschilt ’t, afhankelijk van de rol die ik heb. Ik zorg er altijd voor dat de mensen met wie ik werk zich over die inhoud moeten uitspreken of er in ieder geval over na moeten denken. Maar dat wil niet zeggen dat ik mij over die inhoud uitspreek.
Als ’t mijn rol niet is, dan vind ik dat niet zozeer mijn opvatting over hoe het hoort ertoe doet, maar dat t met name gaat over mijn vaardigheid om hun aannames over hoe het hoort bespreekbaar te maken.

Of je mee mag doen met het inhoudelijke gesprek, is volgens mij een kwestie van contractering. Voor mij is dan ook de vraag of jij niet anders contracteert met de klant. Of jij niet aan de voorkant, al is het dan impliciet, toch al wel overeenstemming hebt over dat jij je met het wat mag bemoeien.

De feitelijke rol die je hebt, maakt denk ik ook uit. Als je interimmanager bent, is het legitiem om ook inhoudelijke input te geven. Je bent immers onderdeel van de organisatie. Maar als adviseur mag je dat lang niet altijd.
Ik herken namelijk ook dat de klant lang niet altijd wil dat je je met de inhoud bemoeit. Omdat ze wat er moet veranderen al lang hebben bepaald. Ze zoeken nu iemand die hen helpen om dat voor elkaar te krijgen. Niet om nog een keer bevraagd te worden op hun inhoudelijke keuzes.

Als adviseurs hebben we zelf bijgedragen aan dat het zo werkt. Door steeds meer van het veranderproces te worden en steeds minder van de inhoud. Verandermanagement gaat al een tijdje niet of nauwelijks meer over het ‘ding’ organisatie, over WAT je verandert. Veranderen is naar de HOE geschoven: hoe communiceer je erover, hoe betrek je mensen, hoe krijg je draagvlak, hoe richtje het veranderproces in?

We positioneren ons als adviseurs meestal op deze manier. Sterker nog, je ziet bij veranderopleidingen nog steeds de wens om vooral bezig te zijn met proces en mensen, niet met het wat, het werk. Het heeft standing, als je je niet met het gewone werk hoeft bezig te houden.

Ik begrijp de verontwaardiging ook niet zo goed. Vind het een beetje een egodingetje. Hoezo ver-ont-waardiging? Omdat de waarde die jij belangrijk vindt niet omarmd wordt? Omdat je even niet gehoord wordt? Maak je jezelf en jouw mening dan niet een beetje te belangrijk? Wil je dan niet te veel bevestigd worden in je eigen zijn, op een moment dat t niet over jouw zijn maar dat van de ander gaat? Terwijl je je er zo lang op hebt laten voorstaan, als vakgebied, dat je daar niet van was?

Maar de belangrijkste vraag vind ik denk ik wat legitimeert dat je je met inhoudelijke aspecten bezig mag houden. Wat is de basis van waaruit je dat doet? Niet het werk van alle dag, waar je al zolang niet verbonden bent geweest. Je eigen, hoogstaande normen, waarden en opvattingen? Waarom zou die klant, die echt beter weet hoe het werk werkt dan jij, zich er iets van aantrekken?

Groet, leike

ver-ontwaarde-ging

28 april 2014


Beste Leike,

Ik was deze week op een denkdiner over waardenwerk op de Universiteit voor Humanistiek. Het ging over de rol van waarden in advieswerk. De bijeenkomst werd ingeleid door Hans Vermaak en Simen van der Goot. Het ging hen om het ingewikkelde spel dat een opdrachtgever je zelden vraagt voor je morele oordeel over zijn vraag of opdracht, maar dat je die soms wel hebt. Zij ontdekten van gevoelens van verontwaardiging erop wezen dat je eigen waarden aan de orde zijn of in de knel komen.
Ver-ontwaarde-ging. Ik had me dit nooit zo gerealiseerd, maar het woord is ook echt zo opgebouwd.
En inderdaad, soms voel ik ook verontwaardiging in mijn werk. Bijvoorbeeld als keuzes met nare effecten voor mensen slecht onderbouwd worden. Of wanneer er achteloos wordt gedaan over zaken die voor anderen heel belangrijk zijn. Blijkbaar zijn dan mijn waarden in het geding.
Napratend met Simen kwam ik ook nog op het woord ‘verwaardigen’. Als in ‘hij verwaardigt zich niet tot een gesprek met zijn buurman’. Behoorlijk het tegenovergestelde dus. Iemand die zich verwaardigt bepaalt zelf wat hij belangrijk genoeg vindt om zich mee bezig te houden, waar hij waarde aan toekent. Degene die verontwaardigd is, is geraakt door het gedrag van een ander. Degene die verwaardigt, staat daarboven; hij kent zelf waarden toe. Klinkt een stuk waardiger eigenlijk.
Waar zou dat in zitten? Is degene die zich verwaardigt ook niet een beetje onaanraakbaar, arrogant misschien. Omdat hij zelf wel uitmaakt of hij een praatje maakt met zijn buurman? Is degene die zich verwaardigt degene met de macht in de situatie? Terwijl de verontwaardigde zich vaak machteloosheid voelt omdat zijn waarden in de knel komen en daar lang niet altijd wat aan te doen is?

Interessant was nog wel dat veel adviseurs (zo bleek die avond) het idee hadden dat ze wel voor het ‘hoe’, maar niet voor het ‘wat’ gevraagd werden door hun opdrachtgevers.
Daardoor bestond voor hen het probleem dat ze niks van het wat durfden te zeggen terwijl ze er zoveel van vonden.
Ik herkende dat eigenlijk niet zo. Mijn opdrachtgevers vragen me ook vaak vooral bij de methodische of veranderkundige kant (hoe), maar op een of andere manier spreek ik me ook wel uit over de richting of het doel dat de opdrachtgever wil bereiken. Al is het maar omdat een omstreden of niet erg realistisch doel uiteindelijk ook jezelf veel schade kan berokkenen. Maar ook omdat ik zo’n onderscheid altijd kunstmatig vind. Doel en middel (wat en hoe) hangen toch met elkaar samen? Hoe is dat voor jou? Bemoei jij je met de bedoelingen van je opdrachtgever?

groet, Jaap

Passie …?

20 april 2014


Beste Jaap,

Hebben we de passiespelen in het kader van Pasen net gehad, wil ik het toch nog even hebben over ons favoriete allergiewoord: passie. Deze week waren er op de radio twee prachtige voorbeelden van hoe ingewikkeld de combinatie van passie en werk eigenlijk is.

Toine Manders, een Europese politicus die vertrekt bij de VVD, stelt zich beschikbaar voor een ouderenpartij. Het werd niet helemaal duidelijk of het nou opportunisme was, of dat hij zich echt niet meer kon vinden in de standpunten van de VVD. Dus stelde de interviewer de vraag of het eigenlijk geen ‘overlopen’ was, wat hij deed. Daarop bepleitte Manders dat hij zo’n passie had voor het politieke vak, dat een zetel aanvaarden in een andere partij heel logisch was.

Geen passie voor politieke stand- en uitgangspunten dus, maar voor een functie. Een bijzondere verschuiving. In de politiek wordt passie toch het meest gekoppeld aan de inhoudelijke en politieke standpunten waar je je meer verbindt. Maar deze man verbond het met de functie van volksvertegenwoordiger. Opportunisme, of echte passie?

Wat verderop in de week hoorde ik Johan Derksen. Hij gaat een muziekprogramma presenteren. Muziek was zijn echte passie. Presentator verwonderd natuurlijk, want hij was toch van voetbal? Dat was toch zijn passie? Daar was hij elke dag mee bezig en daar wist hij alles van! Maar voor Derksen zat dat anders. Van voetbal wist hij namelijk al zoveel dat het gewoon werk was, en dat was geen passie. Of nou ja, voetbal was wel een heel leuk spelletje, maar dat wist hij nou wel, dat deed hij elke dag.

Ingewikkeld ding, dat passie. Het is dus belangrijk voor je werk, het is een functie-vereiste aan het worden en in je loopbaan moet je gaan voor je passie. Maar Je kunt passie ook gebruiken als verklaring voor een loopbaanstap. En als je je passie hebt gevonden … dan wordt het weer gewoon werk …

Groet, Leike

Power to the people (John Lennon)

4 april 2014


Beste Leike,

Ja, macht. Op een of andere manier hebben we het er vaak over samen. Al is het maar omdat zoveel van onze vakgenoten het vaak verbloemen of proberen weg te denken. Veranderaanpakken waarin we vooral alle mooie dingen benoemen (appreciative inquiry) of waarin we bottom up proberen met heel veel samen tot nieuwe dingen te komen. Bottom up omdat het lijkt om minder machtsgebruik dan bij top down. Grappig he, dat juist zo’n redenering een machtsredenering is.
In een gesprek over het taboekarakter van macht zag ik laatst opeens een interessant fenomeen. Onze Nederlandse taal.
Waarom zijn de meeste pop- en rocksongs in het Engels? Ik weet nog goed dat –ongeveer tot aan Doe Maar- bijna iedereen ervan overtuigd was dat het Nederlands zich gewoon niet leende voor popmuziek. Het klonk te hoekig, te plat, te gewoon. Het Engels heeft een veel grotere vocabulaire en –misschien wel omdat niet iedereen alles verstaat- klinkt het poëtischer en minder direct.

Dus stelde ik voor om in ons gesprek het woord ‘macht’ in te wisselen voor ‘power’. En opeens werd het een ander gesprek. Tegen power had niemand een bezwaar. Power bleek helemaal niet vervuild met ‘abuse’ zoals bij men bij ons bij macht direct denkt aan machtsmisbruik. Power is eigenlijk best wel fijn om te hebben en ook nodig om dingen voor elkaar te krijgen. Power komt ook gewoon uit het stopcontact en al onze apparaten hebben een knop waarmee je de power kunt bedienen. Power is veel neutraler dan macht.
Mijn voorstel is daarom om de komende tijd maar eens te praten over power in organisaties, over power in onze samenwerking, over de power van interventies en de power van onze adviezen. Is dat wat?
Doen we dat tot de zomer en dan kijken wat het Sioo-congres van 18 juni over veranderkracht oplevert. Verandermacht? Veranderpower?

Groet, Jaap

Organisatievragen