Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Vergeten groente

15 april 2015


Beste Leike

Of het een onsje gewoner mag, was je vraag in je vorige ‘beste Jaap’. Nou, heel graag wat mij betreft. Ik word ook vaak nogal moe en verveeld van dat gehyper. Ik voel meer voor het understatement dat ik van Paul Valens leerde: je levert altijd half werk, het is immers nooit klaar; je maakt geen diagnose, maar oppert een hypothese, je geeft geen advies, maar doet een voorzichtige suggestie, rolt niet iets uit, maar doet een experimentje.
Wat goed is, vindt zijn eigen weg wel.

Het doet me ook aan iets anders denken. In mijn eerste baan werkte ik eind jaren zeventig in Amsterdam met Surinamers. Als je dan vroeg hoe het met iemand ging, en hij zei “rustig man, rustig”, dan wist je dat het heel goed ging. No spang (geen spanning), een relaxed leven. Heerlijk. Toen al gaven Nederlanders een heel ander signaal. “Druk, druk, druk” was om een of andere reden een goed teken. Wij Nederlanders voelen ons blijkbaar beter als we vooral niet de indruk wekken lui of zonder verplichtingen te zijn. “In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen”, zo luidt onze protestantse werkethiek.
Het congres Organiseren, adviseren en veranderen in juni aanstaande zal gaan over Verandergekte. Over hoe we soms doorslaan in onze veranderbehoefte, -drift en-ambities. Ik denk een beetje zoals wij zelf ooit beschreven hoe we in een verandercultuur leven: stilstand is achteruitgang en rust roest. Veranderen is positief, net als groeien, ontwikkelen, transformeren, kantelen en nog zo wat. Change, yes we can, sprak Barack en de belofte van verandering alleen al maakte hem populair. (Overigens wel grappig dat in dezelfde week PsyQ een congres organiseert onder de titel “de GGZ draait door”.)
Nu vroeg managementboek.nl me om in een videoboodschap een vraag te stellen aan bezoekers van het managementboekengala op 23 april. Wat zou een mooi thema zijn om mensen met elkaar over in gesprek te brengen? Ik kwam al vrij snel op het stapelen van veranderingen. Steeds vaker en steeds gekker maak ik mee dat allerhande veranderingen op elkaar en door elkaar de organisatie proberen te modelleren naar een of andere invalshoek. Veranderingen komen niet alleen van boven, maar ook van buiten, van onder, van opzij en zomaar van binnenuit. Wetgevers, directies, HR-managers, controllers, IT-beveiligers, klanten, noem maar op. Allemaal zien ze een reden tot verandering en zelden is er veel regie aan de top op prioriteit, op dosering op onderlinge afstemming of integratie.
Waar die afstemming dan plaatsvindt? Op de werkvloer en bij de middelmanagers natuurlijk. Want daar komen al die veranderingen samen en daar worden heel operationeel de strategische afwegingen gemaakt om iets wel te doen en iets anders te negeren: alles doen kan namelijk niet. En de top maar denken dat de organisatie niks wil en dat een leemlaag van middenmanagers niet veranderingsgezind is. Systeemvraagstukken worden tot psychologisch mankement getransformeerd.

Mijn vraag is daarom hoe we kunnen organiseren dat we in organisaties niet voortdurend van alles willen veranderen, hoe we ervoor kunnen zorgen dat het management leert kiezen, leert nee zeggen. Dat nieuw niet altijd beter is. En dat less more is.
Zoals chefs in sterrenrestaurants ontdekten dat je lekkerder kookt met het lokaal verkrijgbare, met smaken onttrokken aan doodgewone ingrediënten en dat langzaam garen leidt tot behoud van smaak.
Zou het tijd worden voor de vergeten groente in de veranderkunde?

Groet, Jaap

Mag het een onsje gewoner?

2 april 2015


Beste Jaap,

Al een weekje puzzel ik waar ik je over zou willen schrijven. Er is niet zoveel bijzonders te melden. Is het saai? Nee, gewoon. Is er iets aan de hand? Nee, alles zijn gangetje. Je kunt er gerust over naar huis schrijven, maar om er nou een blogje mee te vullen?

Ik merk dat dat gevoel nog eens versterkt wordt door alle hyper- en superlatieven om me heen. Alle collega’s hebben op Twitter prachtige bijeenkomsten, met mooie mensen, geweldige oplossingen, creatieve energie …. In de krant lijkt iedere mening voorzien van bijvoeglijk naamwoorden die de emotie die de auteur voelt kracht bij moeten zetten. In bladen en boeken zijn inzichten, methoden en aanpakken voorzien van termen die de genialiteit en originaliteit voor het voetlicht moeten brengen. Alles moet anders, is aan het veranderen, kan niet anders dan veranderen, staat op het punt van kantelen.

En daar zit ik dan, in het oogje van die orkaan. Had ik een leuke dag? Best wel. Bijzonder? Nee, deed gewoon mijn werk. Ga ik vanavond nog iets hemelbestormend creatiefs, moois, leuks doen? Nee. Beetje sporten en hangen op de bank. Dit weekend iets bijzonder? Huis poetsen, boodschappen doen en het dode blad uit mijn tuin halen. Schrijf je daarover? Nee, want wie wil dat nou weten? Dat doen we immers allemaal.
Is het in organisaties niet hetzelfde? Heel veel mensen die gewoon hun best doen om hun klus te klaren. Hard werken, beetje prutsen, niet echt bijzonder. Niet per se 140 tekens op Twitter waard.

Bijzonder dan toch dat in al die mediale uitingen de wereld er zo anders uit ziet. Logisch ook wel: Als je maar 140 tekens hebt, moet je catchy zijn. Als je maar 1 minuut op het journaal hebt, moet je een pakkende quote hebben. Als een krant geen goede chocoladeletters heeft, wordt een artikel niet gelezen. Maar als je een marsbewoner alleen Twitter als informatiebron zou geven, zou die een ander beeld van de wereld krijgen dan die waar we dagelijks inzitten. Achter al die aanprijsteksten zitten gewone levens van mensen die niet zoveel meemaken en gewoon hun ding doen elke dag. De foto’s van Ed van der Elsken daarvan vinden we prachtig, maar in het mediageweld verdwijnt het. Het dagelijks leven wordt onzichtbaar. Het is zo gewoon dat je er niet over schrijft.

Ik denk dat het effect heeft, al die hyperbolen in de media. Een hele tijd terug zag ik op tv een documentaire over jongeren die iets in de kunsten studeerden. Over de stress die dat opleverde. Omdat je als jongere tegenwoordig uit hel veel kunt kiezen. Dan moet je natuurlijk wel het goede en beste kiezen. En dan moet je ook nog wel bijzonder zijn en de beste in wat je gekozen hebt, anders ben je een beetje een loser. Het moet bijzonder, met passie (schreven we daar niet al eerder over?), gekoppeld aan je waarden en echt wat je wilt doen. Dus moet je werk wel elke dag een piekervaring zijn, en moet je mooie dingen meemaken. Dat moet je dus ook laten zien.
Maar waar drijven onze maatschappij en onze organisaties nou eigenlijk op? Voor een belangrijk deel op gewone mensen die gewoon hun werk doen. Elke dag pieken en dalen is heel onbetrouwbaar. Alleen maar schoonheid en unieke gebeurtenissen is vermoeiend. Ik schreef het geloof ik al eens: werk is niet alleen krenten, het is ook gewoon pap. Als je alleen de krenten wilt, heb je het moeilijk.

Gewoon je werk doen, gewoon je leven leven. Waarom verdwijnt het dan zo makkelijk uit beeld? Ik word moe van al dat bijzondere dat mensen me proberen te laten zien. Stiekem geniet ik minstens zo veel van dat gewone: ‘Morgen Leike, nog iets gebeurd de afgelopen dagen? Nee buurman, helemaal niets gebeurd.’
Hé, wat fijn!

Groet, Leike

Nominatie

26 maart 2015


Beste Leike,

Leuk he, dat ons boek genomineerd is als managementboek van het jaar? Een wonderlijk proces van een jury die –zonder dat je dat weet- je boek leest en er met elkaar over praat, zich een mening over vormt en dan besluit dat het samen met andere boeken op de shortlist komt. Staan we daar nu in competitie met een boek over big data en een boek over retailmarketing, een over businessmodellen en een boek over technologische ontwikkelingen in de toekomt. Al die boeken zijn geschreven door professoren, wij lijken de enige pure ‘practioners’ van die auteurs. Geestige opsomming ook omdat het van die onvergelijkbare onderwerpen zijn. Ik geef het de jury te doen om straks te komen tot een oordeel wat dan het meest in aanmerking komt voor de eerste plaats.

Op een heel andere manier maakt de jury van de Orde van Organisatieadviseurs zijn opdracht tot een bijzondere uitdaging. Daar is ‘Onderweg’ doorgedrongen tot de laatste tien boeken, maar daar staan heel bijzonder boeken bij. ‘Tegen verkiezingen’ van David van Reybrouck bijvoorbeeld. Zo’n zeven blogs eerder, schreef ik je een enthousiaste ‘beste Leike’ over de originele prachtideeën van Van Reybrouck in dat boek over het democratisch vermoeidheidssyndroom. En loting als een oplossing voor organisatiekundige vraagstukken is zeker een originele gedachte!

Ja, en hoe lezen mensen ons boek? Ik had gisteren mijn oude vriend Rob aan de telefoon. Hij vond het boek prachtig, maar wel meende dat we het verkeerd zagen om de banken fragiel te noemen. Hij werkt bij een bank.

Grappig he? Door dat zinnetje over waar hij werkt krijgt de zin daarvoor gelijk een andere lading. En kun je erbij denken dat hij veel deskundiger en oordeelsbekwamer over banken is dan wij. Maar je kunt ook denken dat hij bevooroordeeld is omdat hij er te dicht op zit, of er teveel emotioneel mee verbonden is.

Het wakkerde nog weer eens bij mij de gedachte aan dat je altijd leest vanuit je eigen kaders, geschiedenis, ervaringen, vorming, waarden. En dus leest iedere lezer eigenlijk een ander boek. Het past net anders bij eigen ervaringen en inzichten. Het bevalt de een omdat een oog geopend wordt, het bevalt de ander omdat we precies beschrijven wat ie al dacht, het bevalt een derde omdat zij denkt dat het bruikbare gedachten bevat en een vierde omdat hij van drie andere mensen hoorde dat het een mooi boek is.

Wat in ieder geval heel leuk van die nominaties is, is dat het er waarschijnlijk toe leidt dat meer mensen in ons boek bladeren en zich afvragen of er wat van hun gading bij zit. En natuurlijk dat het eervol is je eigen werk te zien te midden van heel erg mooie en interessante boeken. Dat hebben we dus al gewonnen.

Groet, Jaap

Voor of tegen?

1 maart 2015


Beste Jaap,

Ik roei een beetje tegen de algemene opinie in, maar ik kan erg meevoelen met de bestuurders die nu zo onder druk staan bij de UvA.
Niet omdat ik ’t niet eens ben met de studenten. Ik deel hun boosheid over wat er gebeurt. Ook niet omdat ze bezetting als middel kiezen. Dat vind ik wel geestig, goed gekozen. En ook niet omdat ze een beetje doorschieten in hun niet-democratisch geëist democratisch bestuur. Kortom ik ben het eens met de zaak waar ze voor vechten en ik kan het middel waarderen.

Maar dat betekent nog niet dat ik het met de bestuurders oneens ben. Waarschijnlijk hebben ze al heel lang geprobeerd om bezuinigingen af te wentelen, alternatieven te bedenken en te zoeken hoe je pijn en schade zo klein mogelijk maakt. En ze zijn er niet voldoende in geslaagd. Hebben pijnlijke beslissingen moeten nemen. Hebben ze moeten uitleggen en verdedigen. En ze snappen dat wat de studenten willen niet kan.
Ze proberen redelijk in gesprek te gaan met studenten (dit is Nederland!), maar je kunt niet redelijk in gesprek gaan met mensen die vechten voor een zaak. Niet vanuit de wereld waar ze tegen vechten. Wat een nare positie!
Let op, ik heb ook geen medelijden met ze. Daar krijgen ze nou die salarisschalen extra voor. Het lullige is dat ze iets moeten proberen wat niet werkt, terwijl ze het niet-niet kunnen proberen. Beide komt ze op hoon te staan in de media.
Media die met graagte de machteloosheid van de bestuurder uitvergroot als onredelijkheid en onbegrip.

In ons vak zie ik het ook zo vaak. Het is mooier, leuker en spannender om je met de underdog of de vernieuwer die (nog) geen poot aan de grond krijgt te afficheren. Dat maakt jou ook een beetje nobel, idealistisch, vernieuwend. Maar als je niet oppast maakt ’t je kortzichtig en draag je eerder bij aan ’t probleem in plaats van ’t op te lossen. Dan kan waar je voor staat nog zo mooi zijn, bijdragen aan de realisatie doe je niet.
Ik kijk dan ook met groot respect naar Van der Laan. Wat kan die man goed laten zien waar hij staat ?n begrip opbrengen voor de andere partij, grenzen trekken ?n ruimte bieden. Die vorm van meerpartijdigheid en het vermogen om tegenstellingen te overbruggen juist door ze te erkennen … daar zouden we er meer van moeten hebben. Aan beide zijden van ’t spectrum …

Groet, Leike

Zekers te weten!

16 februari 2015


Beste Leike,

Je zou dus wel meer ideologische, richtinggevende en visionaire verhalen willen zien, maar dan graag gekoppeld aan daden. Dat snap ik; een verhaal wint aan kracht, geloofwaardigheid en toetsbaarheid als het meer is dan woorden, als het gestalte krijgt in wat iemand doet. Sterker nog, wat iemand doet is een veel krachtiger boodschap dan de tekst die wordt uitgesproken of opgeschreven.

Daarom is voorbeeldgedrag ook zo essentieel als je anderen mee wilt krijgen.

Nu vind ik dat een van de ingewikkeldheden hierbij is dat het handelen van managers, politici, leiders, of hoe je ze ook zou willen noemen ook in taal verschijnt. Of eenvoudiger gezegd, de taal van de manager = zijn handelen. En voor je het weet verwar je spreken en handelen.

De timmerman kan spreken over een tafel en hij kan eraan kan schaven of zagen. We zien duidelijk het verschil. Maar als een manager spreekt met een medewerker is niet helemaal duidelijk of hij nu aan het werk is (schaven en zagen) of alleen maar commentaar levert (spreken over de tafel).

Je zou dus een onderscheid kunnen maken tussen handelend spreken en becommentariërend of oordeelvormend spreken. Het eerst is actie of leidt ertoe en het tweede is gericht op beter begrijpen en tot oordelen komen. En beide zijn nuttig.

Het oordeelvormend spreken is nuttig bij het onderzoeken van dingen. Je weet nog niet precies wat je van een kwestie vindt en je toetst bij je gesprekspartners wat zij ervan vinden en zo scherp je je eigen gedachten. Het is dan overigens wel productief dat je niet eindeloos blijft doorgaan met het scherpen van je gedachten, maar op enig moment tot handelen overgaat. Dan ga je over tot handelend spreken; je neemt een besluit of zet iets in gang. We kennen allebei managers of zelfs hele organisaties die kunnen blijven ronddolen in de oordeelsvorming, de nuanceringen en de perspectiefwisselingen. Intellectueel reuze leuk, maar analysis paralysis, uiteindelijk doodvermoeiend en machteloos.

Maar dan die andere kant, de kant van het handelend spreken. Daar waar de taal actie is of tot actie leidt. Heel erg nuttig en productief. Hier komt iets tot stand. Maar ook deze manier van praten kan doorschieten. Het is ook de taal van ‘zekers te weten’, de kant van de ‘krachtige leiders’, die van “waar is de knoop, dan hak ik hem door?”.

De behoefte aan een dergelijk type leiderschap ontstaat vermoed ik vanuit het ongeduld met trage oordeelsvorming bij complexe vragen. Maar dit soort besluitvaardigheid leidt ook gemakkelijk tot doorschieten in versimpeling en oppervlakkigheid. En tot dadendrang zonder diepgang. De handeldrift waarin door veel stoere besluiten ook veel stuk gemaakt wordt.

De kunst is dus om beiden te kunnen, kunnen stilstaan, reflecteren, onderzoeken en kunnen handelen, besluiten, poetsen. En dat dan in een goede onderling verhouding zodat visie ook handen en voeten krijgt. Het is goed om knopen te kunnen doorhakken, maar sommige kun je beter ontwarren. Dan kan je het touw nog eens gebruiken.

Groet, Jaap

Antwoorden?

8 februari 2015


Beste Jaap,

Antwoorden geven op de vragen van onze tijd. Ik zou het niet durven. Over dat soort zekerheden beschik ik niet. Het is dus waarschijnlijk ook niet voor niets dat we bij pragmatiek uitkomen in Onderweg. Maar pragmatisch zou ik niet opportunistisch willen noemen.

Ik vind het alles behalve opportunistisch. Het helpt juist om de boel bij elkaar te houden als al te grote antwoorden de boel uit elkaar dreigen te drijven. Als er weer eens wat gebeurt dat het islamdebat of het allochtonendebat op scherp zet, merk ik dat ik blij ben dat – hoe groot de woorden ook zijn die gebruikt worden om moord en brand te schreeuwen over wat er gebeurt – er geluiden zijn over hoe in het klein voorkomen wordt dat iets uit de hand loopt. De bewoners van de Schilderwijk die afstand nemen van de schreeuwende partijen die er willen komen protesteren. Burgemeesters die een pleidooi houden om niet te grote maatregelen te nemen en je niet bang te laten maken. Buurtbewoners die in het nieuws komen met voorbeelden hoe zij zorgen dat allochtoon en autochtoon niet uit elkaar gedreven raken. Kinderen die vertellen dat ze op school met elkaar van de juf en de meester moeten praten in plaats van vechten.
Hele kleine, pragmatische oplossingen die ervoor zorgen dat onze maatschappij niet uit elkaar geslagen raakt door schreeuwende partijen die op grond van hun idealen allebei vinden dat ze het gelijk aan hun kant hebben. We hebben die pragmatiek juist nodig om ons te weren tegen al te disruptieve idealen. Omdat we weten dat die niet werken, omdat ze te groot zijn, te extreem, te hard.

Natuurlijk, pragmatiek alleen heeft ook zijn ingewikkelde kant. Dat wat werkt raakt opgesloten in zichzelf als je het niet van tijd tot tijd uitdaagt en ter discussie stelt. We hebben de Pikettys van deze wereld nodig om iets zichtbaar te maken wat in de praktijk van alle dag onzichtbaar was. Om twee redenen: het is pragmatisch ingesponnen geraakt, en het is goed om je bewust te worden van waar je je niet (meer) bewust van bent. Maar ook om ons te wijzen op de bijeffecten van -al dan niet ideologische – oplossingen. Wat Piketty doet, is zichtbaar maken dat idealen in de praktijk anders uitpakken dan bedacht. Dat grote oplossingen pragmatisch anders uitwerken dan gedacht.

Je hebt niet alleen ideologische en krachtige antwoorden op de vraagstukken van vandaag nodig. Je hebt ook de pragmatische kracht nodig om de verandering die er nodig zijn te bewerkstelligen. In ons boek doen we handreikingen van hoe van idealen naar praktijk te komen. Waar heb je – prudent – geweld nodig om dat wat ingesponnen raakt, open te maken? Hoe zorg je dat iets zich niet te snel pragmatisch sluit, dat nieuwe impulsen worden meegenomen? Dat los je niet op met alleen – nieuwe – grote woorden, maar juist door de betekenis van grote woorden praktisch en doorleefd te laten worden. En alert te zijn op hoe je antwoorden in het echt uitpakken. Stacey benadrukt dat de waarden die achter idealen en ambities zitten, niet gefunctionaliseerd zijn. Het zijn woorden, nog geen daden. Pragmatiek maakt van grote woorden werkbare daden.
Antwoorden op grote vragen, kunnen zelden eenduidig worden opgelost. Je hebt veel variatie nodig om het werkbaar te krijgen. En je hebt dus pragmatiek nodig om dat voor elkaar te krijgen.

Vind ik dan dat je helemaal niks hebt aan visies, idealen, richtinggevende concepten? Integendeel! Ook ik zou wel meer ideologische veren willen zien in plaats van al die opportunistische ad hoc-politiek. Maar ik wil ze vooral gekoppeld zien aan daden. Want je kunt nog zo zeker zijn over de antwoorden op de grote vragen, je zult pragmatisch onderzoekend moeten zijn naar hoe je de antwoorden realiseert. En dat weet ik dan weer zeker!

Groet,
Leike

Pragmatische idealen

29 januari 2015


Beste Leike,

Het is al weer drie weken geleden dat we ons derde boek te doop hielden. Inmiddels zijn er een paar filmpjes verschenen over het evenement en staat een eerste interview op overmanagement.nl.
Leuk is ook dat nu de eerste reacties van lezers binnenkomen. Gelukkig allemaal positief, het lijkt erop dat het boek niet alleen mooi is vormgegeven, maar dat ook de inhoud aanslaat bij onze lezers.
Iemand sprak met wel aan op dat pragmatisme van ons. Het hele boek vertrekt uit de dagelijkse realiteit in organisaties, en onze veranderbenadering wortelt vooral in dat wat werkt. Bewust blijven we weg uit de wereld van de dromen, de grote verhalen, de vergezichten en Olympische hoogten.
Dat pragmatisme sluit ook aan bij de lezers, denk ik, juist omdat management en veranderen uiteindelijk vooral gaat om de vraag of het ook werkt, of het de slag kan maken van nieuwe taal naar daadwerkelijk nieuw gedrag.
Maar die persoon die ik sprak, was juist daar kritisch over. Hij vond het wat te opportunistisch, te weinig toekomstgericht, onvoldoende een antwoord op de vragen van deze tijd. En dat vind ik een interessant punt. Geeft dat pragmatisme van ons nu ook een antwoord op deze grote vragen?

Hij heeft natuurlijk een punt:
Sinds het postmodernisme in zwang raakte hebben we afscheid genomen van de ‘grote verhalen’. De religie is op zijn retour, het socialisme heeft met Wim Kok zijn ideologische veren afgeschud en de ‘pragmatici’ van d’66 groeien en schudden hun kroonjuwelen af als het niet erg lukt om ze te verwezenlijken. Politieke partijen verliezen hun leden en opereren op de ‘kiezersmarkt’; zij hebben geen beginselen maar een kiezerspotentieel. De peilingen lijken soms een sterker richtsnoer dan de idealen. Zweven de kiezers of zweven de partijen eigenlijk?
Solidariteit is iets van vroeger en je identiteit hangt niet meer samen met je familie of dorp, maar met het aantal likes op Facebook. De ‘waarheid’ van het journaal maakt steeds meer plaats voor je eigen nieuwsniche op internet. Google verwijst je naar wat je al dacht. We individualiseren tegen te klippen op: ieder zijn eigen verhaal. Het lijkt alsof we in allemaal roeibootjes tegen elkaar opklotsen zonder verbinding, zonder richting, zonder dukdalf om aan vast te maken.
Ik vind het niet gek dat degenen die de kwijt raken, zich aansluiten bij een stroming met vaste waarden en zekerheden. Waarin in een oud boek staat wat goed is en wat fout, waar boekuitleggers precieze aanwijzingen geven over wat te eten en hoe je dient te leven. Dat het veiligheid biedt om je te verbinden met anderen met dezelfde rotsvaste overtuiging. Dat het zelfs veiligheid biedt om het gevaar op te zoeken, je hebt immers verschrikkelijk gelijk.
Deze lieden zijn alles behalve pragmatisch, wat hen verbindt is een eeuwenoude ideologie, de kracht van een groot verhaal, de kracht van echt ergens bijhoren, een antwoord op de onverschilligheid en de waardering van je geloofsgenoten. Zo’n krachtige ideologie is een gat in de markt (sprak de pragmaticus).

Ik zou daarom hopen dat de PvdA weer eens ideologische veren zou aantrekken en Piketty niet laat passeren als een gril. Dat D’66 echt ten strijde zou trekken tegen de groeiende macht van Google en Facebook (zie ‘de Cirkel’ van Dave Eggers) en dat GroenLinks veel steviger en strijdvaardiger inzet op de toekomst van onze planeet. Ik zou willen dat politici zich niet langer als managers zouden gedragen. Maar als dragers van een echte visie, met een beeld van een gewenste toekomst, niet alleen een visie op de dagelijkse waan en de komende formatie. We hebben meer richtinggevende visies en idealen nodig.
Maar je wilt ook dat die idealen uitmonden in iets dat werkt. Dus blijft het pragmatisme belangrijk. Het geeft geen antwoord op de grote vragen. Maar het helpt enorm bij de kleine, dagelijkse opgaven. En de meeste lange reizen beginnen met de eerste stap.

Groet, Jaap

Disclaimer

4 januari 2015


Via deze website stellen wij informatie beschikbaar over Organisatievragen. Wij besteden zorg aan de juistheid van deze informatie. Onjuistheden kunnen echter voorkomen. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van onjuistheid of onvolledigheid in de verstrekte informatie.

Privacy statement
Wij respecteren de privacy van jou als bezoeker van onze website en zullen informatie die je ons via deze website stuurt vertrouwelijk behandelen. Jouw gegevens zullen enkel worden gebruikt om je informatie te sturen of contact met je op te nemen. Jouw gegevens zullen nooit aan derden worden verstrekt.

Informatie over je bezoek zal enkel worden gebruikt ter analyse en verbetering van onze website. Ook informatie die je eventueel achterlaat zal enkel gebruikt worden ter verbetering van onze site en dienstverlening.

Haast?

21 december 2014


Beste Leike,

Breek me de bek niet open. De keren dat ik te maken krijg met onhaalbare planningen zijn nauwelijks te tellen.  Tijd om even stil te staan bij wat dit nu eigenlijk voor vraagstuk is of waar het vandaan komt, is er vaak niet. Tijd om een beetje een zorgvuldig proces in te richten blijkt vaak al verlopen voor je erbij werd gehaald. Heel bijzonder. En vaak ook behoorlijk onzorgvuldig.

Ik vraag me af waar dat nou vandaan komt. Gaat de tijd gewoon sneller omdat wij ouder worden (zoals Douwe Draaisma zo mooi beschrijft). Gaat de kloktijd van de geschiedenis sneller doordat we real time weten wat er elders gebeurt en we dus ook sneller kunnen reageren? Komt het door de snelheid van de e-mail en alle elektronische media waardoor instant-antwoorden de norm worden? En laten we steeds meer aan de markt over waardoor concurrentie en rat-race ook voor de publieke zaak de norm worden? Is tijd immers niet een van de belangrijkste concurrentiefactoren geworden (“vandaag besteld, morgen in huis”). Worden we gewoon ongeduldiger?

Haast lijkt de norm te zijn geworden.

Het fijne van het woord ‘haast’ is dat het soms de vinger op de zere plek legt en tegelijk laat weten dat deze spoed zelden goed is. Heel anders dan het woord ‘urgentie’: een begrip dat juist in managementland heel erg adequaat klinkt. “Fijn, men voelt de urgentie!”.  John Kotter heeft het ongeveer tot het middelpunt van zijn verandertheorie gemaakt. Het is leuk om te googelen op management en urgentie (urgentie=goed) en management en haast. Bij de laatste komt al snel stress om de hoek kijken, iets wat je niet wilt.

Urgentie klinkt goed dus, maar is ook te relativeren. Ten opzichte van belangrijk bijvoorbeeld. Dwight D. Eisenhower, de generaal en latere president van de VS, ontwierp ooit een eenvoudige matrix waarin hij belangrijke zaken onderscheidde van urgente. Zijn idee is dat wat urgent is, niet altijd ook belangrijk is, en dat als je steeds de urgente dingen doet, je mogelijk niet meer aan de belangrijke dingen toekomt.  Ik gebruik wel eens als voorbeeld dat je eigen professionele ontwikkeling zelden urgent is, maar wel heel belangrijk. De telefoon opnemen (met een onbekend nummer) voelt daarentegen vaak behoorlijk urgent, maar van het belang weet je nog niks als je er wel al je tijd in stopt..

Nu is onthaasten vaak ook niet zo simpel. Niet alleen managers lijken altijd haast te hebben, ook medewerkers “willen nu wel eens weten waar ze aan toe zijn”. De onbekendheid met de toekomst wordt hetzelfde als onzekerheid daarover en dat wordt weer gelijkgesteld met onzekerheid over het eigen bestaan.  Met de bekende paradox of het heel snel kan, heel zorgvuldig en met heel veel betrokkenheid van hen die zekerheid willen.

We hadden ooit een minister, Margreet de Boer, die het woord ‘onthaasten’ muntte. Ik weet nog dat het velen aansprak. Nu hoor je het haast niet meer. Ik denk dat het begrip nog niet urgent genoeg was.

Groet, Jaap

Organisatievragen