Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Winterbanden

1 december 2014


Beste Jaap,

Het is winter geworden, vandaag krijg ik winterbanden en het is om kwart voor negen nog steeds niet helemaal licht. Altijd even wennen, deze periode van het jaar. Zeker ook omdat er altijd weer gebeurt wat ook nu weer gebeurt: we rennen richting 1 januari alsof daarna alles ophoudt. Mijn agenda zit die laatste weken ram- en ramvol met allemaal klussen die ‘nog even’ af moeten, of alvast moeten worden opgestart.
Dat vragen mensen me tot een week voor het kerstreces. Dan worden afspraken weer afgezegd: ‘we redden het toch niet’, laten we het maar over de jaarwisseling heen schuiven. En dan wordt die laatste drukke week ineens weer een betrekkelijk rustige week wordt. Wedden dat dat dit jaar ook gebeurt?

Het blijft interessant hoe wat we plannen en bedenken vaak los hangt van wat er echt kan of gebeurt. Opdrachten moeten kort na de de intake starten en dat moet je kunnen garanderen. Is de offerte geschreven, dan kan het zo nog drie maanden schuiven voor een opdrachtgever tot besluitvorming komt. En dan blijkt die deadline helemaal niet zo hard. Projecten moeten binnen een specifieke deadline worden uitgevoerd. Is de deadline eenmaal daar, blijkt ‘ie te kunnen schuiven. Of de deadline blijft hard, maar de kwaliteit van het geleverde lijdt eronder.

Met aanbestedingen – jij schreef er al eens over – is het nog meer losgezongen. Daar wordt de werkelijkheid gevormd naar het plan, ook als het niet kan. Factoren die van belang zijn, worden uitgesloten van het proces, alsof dat kan. En ook na de aanbesteding blijkt de wereld complexer dan in de aanbesteding bedacht. Gevolg: meerkosten, ruzie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, uitlopende planningen, aanvullende opdrachten.

Kortom, waarom plannen we eigenlijk op een manier die zo slecht aangesloten is bij hoe de wereld echt werkt? Maar ook, waarom denken we vanuit de echte wereld dat die planning gaat werken?
Ze hadden in de garage beloofd dat het een half uurtje zou duren … ik zit hier nu een uur en die banden zitten nog niet onder de auto … ook ik trap erin.

Groet, Leike

Democratisch vermoeidheidssyndroom

23 november 2014


Beste Leike,

Huibert de Man reageerde op jouw laatste blog met de vraag hoe we de politiek bescheidener en met meer respect voor de praktijk krijgen. De meesten om hem heen keren zich van de politiek af.

Het is nogal een goede vraag natuurlijk, of een heel belangrijke. En het ziet er ook zo uitzichtloos uit. Alsof de krachten naar meer populisme en soundbites alleen maar toenemen naarmate de pers commerciëler wordt en mensen zich steeds meer alleen maar laten informeren op de manier die hun bestaande opvattingen versterken. Het Sociaal Cultuur Planbureau meldde ergens in de afgelopen weken dat verschillende bevolkingsgroepen steeds gesegmenteerder het nieuws tot zich nemen. Slechts het NOS-journaal overbrugt als nieuwsbron rijk-arm, links-rechts, hoog- en laagopgeleid.
En we hebben niet in de gaten hoe eenzijdig de social media, de TV of het internet ons informeert. Ik merk nog regelmatig dat ook heel goed geïnformeerde mensen zich niet realiseren door ook je ogenschijnlijk neutrale zoekmachine stuurt naar wat je bevalt en voorkomt dat je geconfronteerd wordt met dingen die je niet wilt weten…waardoor je niet weet wat je (althans volgens de algoritmes van Google) niet wilt weten.
Eenzijdigheid troef en dat helpt niet in het begrip van andere opvattingen.

Maar nu las ik een prachtig boekje van David van Reijbrouck: tegen verkiezingen. Met een prachtige analyse van het democratisch vermoeidheidssyndroom. Hij laat mooi zien hoezeer we zijn gaan denken dat democratisch en verkiezingen synoniem zijn geworden, maar dat dat iets is van de laatste 200 jaar. Op overtuigende wijze legt hij uit hoezeer verkiezingen eigenlijk behoorlijk ondemocratisch zijn. Het systeem van verkiezingen leidt ertoe dat we een elite aan de macht brengen. Je ziet ook mooi in de ontwikkeling van kiesstelsels dat oorspronkelijk slechts een klein deel mocht kiezen, de gewone vrouw kwam in het spel niet voor. In de loop der jaren hebben we algemeen kiesrecht, maar allerlei selectiemechanieken die ertoe leiden dat niet iedereen aan de macht kan komen. In de VS helpt geld of het zijn van Kennedy of Bush; de Nederlandse tweede kamer wordt bevolkt door doctorandussen. Ik herinner me een prachtartikel uit 2002 van Gerard van Westerloo over de politieke partij als headhunterbureau.

Van Reijbrouck houdt een mooi betoog voor loting. Grijpt terug op het oude Athene waar bijna alle staatsfuncties zo tot stand kwamen en beschrijft hoe in het Italië van de renaissance het lot belangrijk was in het bestuur van steden als Venetië en Florence. Daar ook met mooie procedures van loten en kiezen in opeenvolgende stadia. Je ziet eigenlijk heel mooi hoe de willekeur van het lot geweldig helpt in het voorkomen van eenzijdigheid.
Het is me in dit korte stukje niet mogelijk om de rijkheid van die ideeën over loten goed te treffen. Ik had in aanvang (misschien net als jij) het idee dat loten veel te willekeurig en te risicovol zou zijn in onze ingewikkelde wereld. Maar hoe langer ik er over nadenk, hoe aantrekkelijker ik het idee vindt.
Tenslotte is toeval ook de motor van de evolutie en van het feit dat wij elkaar stukjes schrijven.
Lezen dus dat boek tegen verkiezingen!

Groet, Jaap

Hoofpijndossier

14 november 2014


Beste Jaap,

Deze week was de Nationale Politie in het nieuws. Een hoofdpijndossier werd het genoemd. Je zal er maar werken, in zo’n hoofdpijndossier. Sinterklaas is of discriminerend of ouderwets gezellig, iedere vorm van nuance is verdwenen. Alsof niet allebei waar is. We moeten naar een participatiesamenleving. Alsof die er niet al is.We leven in een wereld van eindconclusies. We praten in eindconclusies. We worden geïnformeerd in eindconclusies. De media heeft een voorkeur voor eindconclusies. De politiek haast zich in het formuleren van eindconclusies op ontwikkelingen.

Maar in de politieke statements zie je niet terug hoe het in wijken tussen buren echt werkt. In hoe maatschappelijke onderwerpen geagendeerd worden zie je niet de moeite die burgers met elkaar doen. De media tonen die kant van het verhaal waar ze de meeste kijkers mee halen. Details en nuanceringen zijn saai. En in organisaties is de wereld van het werk veel weerbarstiger dan de mooie ambities waarin erover gesproken wordt.Wat moet je met die eindconclusies? Misschien geloof je erin, omdat ze mooi zijn of passen bij wat je zelf ook vindt. Maar kun je erop vertrouwen? Zegt die politicus nou iets dat hij oprecht vindt, of is het om kiezers binnen te halen, of om de aandacht van de camera te trekken? Hebben die ambities van een Raad van Bestuur nou echt met jou als werknemer te maken, of zijn het mooie woorden die helpen een bonus binnen te halen? Heeft zo’n autoriteit waar je vorige week over schreef nou het beste met de sector die het controleert voor, of spreken zij ook om zichzelf in te dekken? En die verandering? Mooie woorden om te kunnen bezuinigen.

In het geweld van de eindconclusies is de wereld waarin we echt leven en werken onzichtbaar geworden. Die wereld die niet zo zwart-wit is. De wereld ook waarvan we weten dat we het van die nuance moeten hebben om met elkaar samen te leven.Ik begrijp wel waarom mensen zich afkeren van de politiek, of van het topmanagement, of van andere hoge instanties waar ze niets van begrijpen. Er is ook niets van te begrijpen, want het gaat op dat niveau niet meer over jou. Ze hebben je geabstraheerd tot een statement.

Maar de dagelijkse werkpraktijk is te rommelig om zomaar naar een nieuw vergezicht toe te wandelen. Rommeliger, rijker, genuanceerder en tot veel meer oplossingen en tussenconclusies in staat dan in de eindconclusies ooit zichtbaar kan worden. Eindconclusies zijn mooi, ze bekken lekker, en zijn handig voor de schijnwerper. Maar het echte leven en het echte werk vragen de luwte, de ruimte en de rust van het gesprek om herkend te worden en veranderd te worden. Want je werkt niet in een hoofdpijndossier, maar in een prachtige organisatie waarin een aantal dingen ingewikkeld zijn. Voor iemand in de top is het een hoofdpijndossier omdat ‘ie dat niet begrijpt.

Groet,

Leike

Participatieautoriteit

2 november 2014


Beste Leike,

Dit weekend stonden er allemaal indrukwekkende stukken in de krant over hoe ons land werkt en geregeerd wordt. Aanleiding was de rapportage van de parlementaire commissie woningcorporaties. Heel bijzonder om de media te volgen en om te zien wat er gemaakt wordt van een sector die je goed kent. Ik heb tientallen corporaties geadviseerd en ben een keer of vier directeur van zo’n corporatie geweest. En ik heb ook heel wat van die directeuren gecoacht.
De corporatiesector is een sector die onder invloed van een maatschappelijke getij en veel liberale politieke ideologie een flink aantal jaren geleden verplicht is ‘ondernemender’ te worden en los te komen van verstikkende overheidsregelzucht. Het moesten ‘hybride organisaties’ worden die zowel een maatschappelijk belang moesten dienen als optreden als snelle ondernemers die niet teveel gehinderd worden door democratie en bureaucratie. Bijna alle corporaties veranderden van vereniging (met leden) in stichtingen. De directeuren werden bestuurder. Zo investeerden ze rendabel in makkelijke markten en onrenrabel is moeilijke gebieden. En ze werden slagvaardiger, ondernemender, minder risicomijdend en autonomer…

Decennia lang heeft de overheid allerlei taken op de markt gezet omdat de markt dat beter zou kunnen dan de overheid. Bekende voorbeelden zijn natuurlijk de PTT, de energiemaatschappijen en het openbaar vervoer, maar denk ook aan particuliere beveiligers die doen wat vroeger de politie deed of particuliere bedrijfjes die de inburgering voor hun rekening nemen.
Het klinkt leuk, de vrijheid van de markt, lekker efficiënt, ruimte voor ondernemingszin, innovatie. Maar overal waar de grenzen worden opgezocht ontstaan natuurlijk ook ontsporingen.
Als iets mis gaat met een maatschappelijk belang, dan moet de politiek in actie komen. Dat is hun rol. En in de afgelopen jaren ontwikkelde ze die rol tot een vaste tweetrapsraket: de parlementaire enquête waarin schande wordt gesproken over de gegroeide praktijk en de instelling van een autoriteit die nu eens gaat handhaven. Want werken met autoriteiten bieden mogelijkheden. De minister heeft iets om zich achter te verstoppen als het mis gaat en toch is er een soort verkapt overheidstoezicht. Zo hebben we inmiddels een Nederlandse Zorgautoriteit, een Autoriteit Financiële Markten, een Voedsel- en Warenautoriteit, een Dopingautoriteit, een Autoriteit Consument en Markt, een Kansspelautoriteit en niet te vergeten de Centrale Autoriteit Kinderaangelegenheden.
Er komt nog een Enquête naar de Fyra aan. Mijn verwachting van hun advies: een Spoorwegautoriteit.

Nu er niet zoveel meer geprivatiseerd kan worden, alle overheidsbedrijven zijn inmiddels aan de markt geschonken, ontstaat een nieuwe trend. De participatiemaatschappij. Veel van wat de overheid deed, kunnen de burgers toch ook prima zelf? Je kunt toch ook zelf voor je oma zorgen, het plantsoen maaien, de cultuuruitingen in de gemeente coördineren, vrijwilligerswerk doen in het hospice?
Daar gaan dingen gegarandeerd fout straks. Mensen verwerven informele machtsposities en misbruiken die, iemand krijgt de verkeerde medicijnen, niet alle hulp blijkt even belangeloos of vrijwilligers stoppen hun activiteiten zonder hun opvolging goed te regelen.

Ik voorzien een nieuwe parlementaire enquête en een nieuwe autoriteit: een participatieautoriteit.
Wedden?

Groet, Jaap

Eufemismen

17 oktober 2014


Beste Leike,

Ja dat ‘ish’ of ‘achtig’ is een mooie manier om ergens scherpe kantjes vanaf te halen.
In organisaties zie ik dat ook vaak gebeuren: door ergens achtig achter te zetten wordt het ongeveer: iets wat in de buurt komt. Tegelijk kun je iets zeggen zonder het echt te zeggen. ‘Het is een beetje bureaucratisch-achtig’ klinkt minder naar dan “het is bureaucratisch’. Zou je dat eufemismisering kunnen noemen?
Want eufemismen, daar zijn we ook heel goed in. Een woord dat in de loop der tijd een nare klank heeft gekregen vervangen we door een ander. Klassiek is hoe tuberculose op zeker moment TBC werd en enige tijd later TB. De meest rauwe vorm kennen we alleen nog van schelden: “krijg de tering!”. Sommige mensen noemen kanker ‘K’ of ‘de gevreesde ziekte’. Het afmaken van een veestapel noemen we ‘ruimen’; de NS spreekt over extra reistijd als ze vertraging bedoelen. Knap die laatste; het klinkt bijna als een cadeautje.
Soms gebeurt het ook heel beleidsmatig. Weet jij wat er met het Lager Beroepsonderwijs (LBO) is gebeurd? Dat heet tegenwoordig Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO). Ik veronderstel dat al weer wordt nagedacht over een nieuwe naam.
In organisaties kunnen we er ook wat van. Baas en knecht van vroeger heten tegenwoordig teamleider en medewerker. Als je ergens kritiek op hebt suggereer je een verbeterpuntje. Saneren noemen we reorganiseren. Ik ken voorbeelden waar reorganisaties weer doorontwikkeling werden genoemd. En ken jij ook van die managers die ‘between two jobs’ verkeren? Of het onderscheid tussen medewerkers die goed functioneren en zij die matig presteren. Matig betekent hier gewoon slecht, he?

Wat ik me afvraag is of dat nu erg is, om de dingen zo half te verhullen. Aan één kant is het misschien wel elegant om scherpe kantjes eraf te slijpen, om gezichtsverlies te voorkomen en om mee te doen in het taalspel zoals het gespeeld wordt. Dingen bij de naam noemen in een eufemiserende omgeving is al snel een provocatie: “hoeveel mensen functioneren hier eigenlijk echt slecht?”
Aan de andere kant hou ik ook wel van de helderheid die dingen bij de naam noemen oplevert. Alsof je meer respect toont voor de feiten en de pijnlijke consequenties die er soms bij horen. Verbloemen en verdonkeremanen klinkt niet erg transparant he?
In de Zaanstreek zijn ze daarvan. Daar is rechtstreeksheid een deugd. Wat anderen misschien bot zouden noemen, noemen ze daar eerlijk. Maastricht zit in Nederland aan de andere kant. Daar is die rechtstreeksheid zeer onbeschaafd en kiest men voor diplomatieke processen. De wandelgangen en café’s waarin zaken worden gedaan zijn volgens de Zaankanters juist weer achterbaks.

Ik ben er niet uit. Ik denk dat ik het maar hou bij wat ik meestal doe. Me een beetje aanpassen aan de mate van eufemismisering van de betreffende subcultuur en soms een beetje zoeken naar wat je kunt zeggen zonder andermans tenen te vermorzelen.
Wat jij?

Groet, Jaap    

Ish

9 oktober 2014


Beste Jaap,

Een paar weken geleden schreef Pia de Jong in haar column in NRC (16 september) over het oprukken van het ‘ish-virus’. Wonend in Amerika merkt ze dat heel veel woorden de extensie ‘ish’ krijgen om aan te duiden dat iets ‘–achtig’ of ‘ongeveer’ is. Als je ‘7-ish’ langskomt, betekent dat je rond zeven langskomt en niet precies om 7 uur. Een film is ‘Lord of the Ring’-ish. En je haar is ‘reddish’.

Toen ik die column las, moest ik meteen aan Fawlty Towers denken, waarin voor mij de mooiste ‘ish’-zin ever werd uitgesproken toen een gast – ondanks vele pogingen van John Cleese om het te verbergen – ontdekte dat haar man overleden was. Zij vraagt: ‘Is he dead?’. Waarop Cleese antwoordt: ‘Well, not quite dead … he’s deadish.’

Maar goed, ik moest er dus ook aan denken toen ik jouw blogje las over het grote verschil tussen wat er in de Tweede Kamer bedacht wordt en hoe dat lokaal in Woerden uitpakt. De uitkomst in Woerden is ‘ish’
vergeleken bij het Haagse plan. Het lijkt erop, maar het is het ongeveer en in ieder geval ook anders. Het heeft nog kenmerken van het idee, maar wel in verwaterde vorm. En het heeft bijeffecten die je bij het idee niet bedacht had.

Het fijne van ‘ish’, of het Nederlandse ‘achtig’, is dat het ruimte laat aan het woord dat ervoor staat. Het wordt breder interpretabel. Het heeft de kenmerken, maar is het niet helemaal. En daarover nadenkend: leiden niet alle veranderingen naar iets ‘achtigs’? Je bedenkt mooie dingen, maar hoe het uitpakt is nooit een exacte uitvoering van het plan dat je bedacht. Worden zelfsturende teams niet vrijwel altijd zelfsturend-achtig? Wordt
coachend leiderschap niet heel vaak toch coach-achtig leiderschap? En wordt nagestreefde transparantie niet transparant-achtig?

Bij de start van je verandering weet je niet wat voor een soort ‘ish’ uit je plan voortkomt. Soms transformeert het naar iets moois, naar een aangepast, maar werkend resultaat. Vaak hebben in dat geval medewerkers,
met begrip voor de essentie van de verandering, een vertaling gemaakt van het abstracte idee naar iets dat werkt in de praktijk. De gedroomde ambitie is gerealiseerd met beide voeten in de werkpraktijk. Het leidt tot een ‘achtig’ resultaat waar je blij mee kunt zijn.

En soms ontstaat, zoals in Woerden, een negatieve aanpassing van wat je voor ogen had. Want de vervorming naar iets ‘achtigs’ kan nare bij- en neveneffecten hebben. De effecten in Woerden zijn effecten die we
als maatschappij eigenlijk niet willen, en die de parlementariërs en regenten mogelijk ook niet hadden beoogd. Niet aan gedacht bij de planvorming, niet in de gaten toen de ‘ish-ige’ versie zich ontwikkelde. Resultaat: een draconische versie van wat je wilde. In het geval van Woerden zo erg dat de zorg er ten dode opgeschreven lijkt.

Da’s niet ‘ish’, da’s deadish. En dat moet je niet willen.

Groet,

Leike

Tom-Jan Meeus

28 september 2014


Beste Leike,

Zaterdag 20 september schreef Tom-Jan Meeus een prachtstuk in NRC Handelsblad. Ik raad iedereen aan dit te lezen. Meeus beschrijft hoe de Haagse regeldrift volstrekt voorbij gaat aan het absorptievermogen van de samenleving. Hij was in Woerden, in een wijk waarin de verkiezingsuitslag altijd sterk overeenkomt met de landelijke resultaten.
“Woerden, 50.000 inwoners, heeft een eigen ziekenhuis, en dat kondigde deze zomer een fusie met een groter Utrechts ziekenhuis aan. Het soort schaalvergroting waarover in Den Haag brede overeenstemming bestaat: meer specialisatie op minder locaties maken de zorg beter en goedkoper. Goed idee. Volmaakt logisch als je Kamerlid of minister bent. Maar niet als je in Woerden woont. (…) En een artikel, woensdag, in de editie Woerden van het Algemeen Dagblad had de ongerustheid verder gevoed. Tosca Menten, een kinderboekenschrijfster die in Woerden woont, merkte dat haar man, die MS heeft, de verkeerde medicijnen had. Hij moest acuut nieuwe hebben – maar wat bleek: in Woerden zelf was ’s nachts geen apotheek open. Ze moest ze uiteindelijk via een omweg, veertig minuten rijden, in Utrecht gaan halen. (…) De beste verklaring voor alle onrust hierover hoorde ik van een oudere Molukse dame in de Gerard Doustraat. Gewone mensen, zei ze, ervaren voortdurend dat ze als eenling niet belangrijk genoeg meer zijn voor grote bedrijven en instellingen. Altijd 0800-nummers, altijd wachtenden voor u. En wij denken, zei ze, dat het ziekenhuis ons straks ook zo afpoeiert.
Dus de vraag was eigenlijk: hoeveel veranderingen – ‘hervormingen’ in Haags jargon – kan de burger eigenlijk aan? Niemand in Den Haag die het weet. Maar toen ik ’s middags terugkwam op het Binnenhof bleken ze in de Kamer alvast aan te sturen op méér veranderingen. Nu inzake het belastingstelsel.”
Ik vind het zo herkenbaar, die drang om alles steeds maar te verbeteren. De tomeloze behoefte om de werkelijkheid naar onze hand te zetten. Dat doet de overheid, maar dat doet ook vaak het management.

Gisteren sprak ik een manager van een stafafdeling Patiëntenzorg. Omdat de Raad van Bestuur had uitgesproken dat de patiënt centraal staat in het ziekenhuis bedacht zijn afdeling een heel programma met kernwaarden, doelen, subdoelen en dergelijke. En deden ze hartstochtelijke pogingen om de organisatie hier warm voor te krijgen (top of mind, ken je die uitdrukking?). Hij vroeg zich af waarom toch niet iedereen warm liep voor zijn prachtideeën. Wat hij vooral merkte was dat degenen die van hem moesten veranderen, hem soms wel wat lippendienst bewezen, maar dat zij talloos andere prioriteiten leken te hebben. Dat klopte met mijn eigen beeld: een organisatie vol met mensen met hart voor hun vak die alle veranderingen die over hen worden uitgestort nauwelijks kunnen bijbenen. Toen ik hem vroeg voor wie hij dit deed, bleek er (nog) geen opdrachtgever te zijn, die waren ze net gaan zoeken; de Raad van Bestuur misschien?

Wat ik nu hoop is dat zo’n Raad van Bestuur eigenlijk zal zeggen: “Wat een mooi plan hebben jullie uitgewerkt. Dank daarvoor. Maar zouden jullie een volgende keer even willen wachten tot je een opdrachtgever hebt? Zodat we onze energie gericht kunnen inzetten? Nu is niet het goede moment voor jullie plan. We zijn druk bezig met een ingrijpende bezuiniging, we hebben alle energie nodig voor het vernieuwen van de ICT en een strategisch spel met andere ziekenhuizen over wie wat doet.”

Zou het niet heerlijk zijn als zo’n stafmedewerker dan lekker zijn collega’s aan het bed zou gaan helpen in plaats van hen lastig te vallen met zijn goed bedoelde bestuurlijke drukte? Dan zou ook hij op het eind van de dag het gevoel kunnen hebben iets gedaan te hebben dat werkt.

Groet, Jaap

Pragmatisch omgaan met verschillen

17 september 2014


Beste Jaap,

Tja, die John Gray. Da’s geen pretletter inderdaad. Ik pakte laatst zijn ‘Zwarte mis’ er weer eens bij. Een boek waarin hij – nog voor de opkomst van IS – al laat zien dat we na de koude oorlog niet wegbewegen van grote utopische systemen. Volgens hem bewegen we er naartoe. Hij waarschuwt ervoor en pleit voor een pluriforme samenleving, waarin de omgang met individuele verschillen centraal staat. Beetje als het Europa van Van Middelaar dus.
Bijna was ik op deze plaats begonnen aan vervolgbespiegelingen over de ingewikkeldheid van verschillen. Verschillen schuren immers altijd een beetje. En dus went het nooit echt. En leidt het tot gedoe. Maar toen bedacht ik me hoe vaak ik zie dat het eigenlijk best goed gaat. Niet omdat we verschillen vieren, koesteren en ervan leren. Maar gewoon, omdat we ze kunnen verdragen.

Je kunt bepleiten dat verschillen leuk zijn. Maar het is makkelijker om verschil te gebruiken om de ander uit te sluiten, dan om één grote happy family van verschillen te vormen. Individuele verschillen laten immers het verschil tussen jou en de ander zien. Ze belichten je eigen positie en identiteit ten opzichte van die ander. En daarmee word je op een bepaalde manier ook weer intolerant ten opzichte van de ander in dat verschil. De ander is immers jou niet.

In het dagelijks handelen dat verschil steeds uitvergroten is echter enorm lastig. Het Ik komt steeds tegenover de Ander te staan. En dat werkt niet. Dus zijn we vaardig in het verdragen van verschillen. Vaardig geworden in er zo mee omgaan dat de relatie en de situatie werkbaar blijven. Van Middelaar laat zien dat dat verdragen een enorme kracht is. Juist omdat je het niet groter of kleiner maakt dan het is, maar het als pragmatisch vermogen inzet om tot werkbare oplossingen te komen.
Datzelfde zie ik vaak in organisaties. Natuurlijk heeft iedereen daar wat last van verschillen, maar het wordt zelden zo groot dat het onwerkbaar wordt. Je relativeert, ontloopt, verdraagt, manipuleert, zoekt kansen en houdt het klein. Net genoeg water bij de wijn doen om verschillen naast elkaar te laten bestaan. Net te weinig om je eigen identiteit kwijt te raken. Je maakt pragmatische keuzes om het werk werkbaar te houden.

In ons nieuwe boek Pragmatisch veranderen in robuuste organisaties (eind van het jaar in de winkel) belichten we zulk soort pragmatische vermogens. We laten zien hoe pragmatische vermogens helpen om ideologieën (Gray) of idealen (Van Middelaar) om te zetten naar iets dat werkt. Hoe ze helpen om tot oplossingen te komen en keuzes te maken die ervoor zorgen dat de relatie heel blijft, het proces blijft lopen en het gewone werk gedaan wordt.
Dat omgaan met verschillen is zo’n pragmatisch vermogen. Niks groots en meeslepends, maar klein en praktisch. Omdat je door moet met elkaar. En je er dus niets aan hebt als verschillen dat frustreren. Mensen zijn er ontzettend goed in. Zo goed dat we pas merken dat omgaan met verschillen lastig is, als het te veel schuurt. En dus zien we over het hoofd hoe goed we er eigenlijk in zijn.

Groet, Leike

John Gray

4 september 2014


Beste Leike,

Tja, hoe komt het toch dat we zo weinig leren van de inzichten die bijvoorbeeld de sociale psychologie ons biedt?
De Engelse filosoof John Gray geeft niet een echt antwoord op deze vraag, maar schetst wel een huiveringwekkende kijk op de realiteit. In zijn boek ‘Strohonden’ houdt hij ons voor dat we enorme voortgang boeken in de wetenschap en techniek. We kunnen alsmaar meer, we leren van elkaar, we staan op elkaars schouders in alsmaar geavanceerdere technische oplossingen voor van alles en nog wat. Maar, aldus Gray, op het punt van de ethiek, de omgangsvormen, de moraal, maken we geen enkele vordering. Op die punten maken we soms een paar stappen vooruit en dan weer een paar achteruit. Hier staan we helemaal niet op elkaars schouders, maar trekken we onszelf weer omlaag nadat we een tijdje omhoog zijn geklommen.
Die twee fenomenen samen stemmen niet vrolijk: onze moraal kent ups en downs, maar met toegenomen technische mogelijkheden. Techniek en wetenschap brengen ons verder in de morele ups, maar ook verder (?) in de morele downs.
Geen lachebekje, John Gray, maar toch wel scherp gezien.

Hij zegt nog iets anders in dat boekje dat als ondertitel ‘gedachten over mensen en andere dieren’ draagt. Namelijk dat veel van de narigheid te maken heeft met monotheïsme. Ik vat het even samen uit mijn geheugen. Toen vroeger de meeste volken hele families van goden hadden (de bewoners van Griekenland, Egypte, India enzovoorts), toen was de hemel bevolkt met een veelkleurig gezelschap met allemaal hun eigen kwaliteiten en merkwaardige voorkeuren. Niets menselijks was de goden vreemd. Met de komst van de Joodse enkele God en het daarvan afgeleide Christendom en Islam, werd het nogal digitaal: God stond voor goed en de Duivel voor kwaad. Beiden zonder een spoortje nuance.
Zo’n digitale moraliteit helpt natuurlijk niet in nuanceren. Wat de kruisvaarders ooit uitrichtten of wat Isis nu uitspookt was en is in hun eigen ogen helemaal GOED en dus vertegenwoordigen hun de tegenstanders het hermetische KWAAD. Beloftes van een aangenaam hiernamaals stimuleren vervolgens om ook helemaal tot het gaatje te gaan.

En toch… Ik las deze zomer Luuk van Middelaars indrukwekkende ‘Europa, de geschiedenis van een begin’. Daarin zie je hoe met een prachtige mix van idealisme en heel veel pragmatisme Europa erin slaagt 70 jaar vrede en welvaart te maken binnen de eigen grenzen. Een prestatie die zijn weerga in de Europese geschiedenis niet kent. Het is –totnutoe- gelukt zoveel onderlinge afhankelijkheden te bouwen, dat Europa inmiddels zichzelf dwingt ook naar buiten als eenheid op te treden. Alsof de bouwers van Europa dus wel echt iets geleerd hebben van de geschiedenis.

Groet, Jaap

De psychologie van de verantwoordelijke positie

24 augustus 2014


Beste Jaap,

Tja, het is geen vrolijke zomer. Inderdaad nog nooit zoveel nare, harde, gewelddadige en gevaarlijke zaken tegelijkertijd gezien. Jij noemt het een systeem uit evenwicht. Dat zou kunnen. Het ingewikkelde is dat we het hier over sociale systemen hebben: systemen waarin mensen een rol hebben. Wat is de relatie tussen systeem en mens? Zijn mensen willoos binnen een systeem? Kunnen ze het keren?
Ik weet nog dat ik tijdens mijn eerste jaar psychologie behoorlijk gedeprimeerd raakte. Het besef dat mensen extreem makkelijk tot extreem lelijke daden in staat zijn; het kwam als een klap binnen. De Milgram-experimenten en het experiment van Jane Elliot laten laat keihard zien dat we tot heel naar gedrag in staat zijn. Alleen maar omdat het ons verteld wordt door iemand tegen wie we opzien of die we vertrouwen. Onderzoek van Sherif – en ook dat van Elliot – dat aantoont dat je conflict kunt stimuleren door onderscheid tussen groepen te maken. Uiteindelijk wordt de groepsdruk dwingender is dan je persoonlijke opvatting. Onderzoeken die aantonen dat mensen hun vijanden ‘ontpersoonlijken’ – niet meer als mens zien – waardoor ze hun medemensen dingen mogen aandoen die je een mens nooit aan zou doen. Mijn mensbeeld veranderde behoorlijk in dat jaar.
Dezelfde mechanismen die mij toen zo deprimeerden, zie ik nu weer in al die ingewikkelde conflicten waar jij aan refereert. Het zijn heel oude onderzoeken. Is die kennis dan helemaal niet bruikbaar geweest? Blijkbaar niet dus. Weten hoe die dynamieken in elkaar zitten en hoe je ze kunt doorbreken is één ding, die kennis gebruiken om wat er gebeurt te keren is een ander ding. Met name, denk ik, door wat jij belicht. Complexe systemen zijn meer dan gestapeld psychogisch gedrag. Het systeem is te groot om alleen met psychologie te beïnvloeden.

Zijn we dan gewoon willoos in zo’n groot systeem? Veel slachtoffers van de gebeurtenissen die jij beschrijft zeker. Zij hadden of hebben geen tot weinig keuze. Wat zou ik willen dat we oplossingen tevoorschijn konden toveren om hun leed te verzachten of weg te nemen.
Maar er zijn mensen die doelbewust de hierboven genoemde psychologische mechanismen gebruiken om een systeem uit evenwicht te brengen. Zonder zich rekenschap te geven van de individuele slachtoffers die daardoor ontstaan. Ik heb met boosheid en bewondering in de afgelopen weken gekeken naar de IS- en anti-IS-demonstraties in de Schilderswijk. Met bewondering naar de bewoners die positie kozen en weigerden meegetrokken te worden in het spel van haat en tegenstelling, tegen stereotypering en manipulatie. Met machteloze boosheid naar mensen als Wilders die deze onrust gebruiken en de hierboven genoemde psychologische mechanismen gebruiken om het systeem te ontregelen. Ten eigen nutte. Zonder zich rekenschap te geven van de individuele slachtoffers die erdoor ontstaan.

Veel mensen zijn slachtoffer van systemen die uit evenwicht raken. Maar er zijn mensen die op een positie zitten dat ze effecten kunnen dempen. Met name mensen op posities in het openbaar bestuur. Met een verantwoordelijkheid voor het grotere geheel. Zij zijn scharniertjes tussen individu en systeem. Zij kunnen verschil maken. Hoe brengen we hen nou de lessen van al die onderzoeken en hun verantwoordelijkheid in een groter systeem nou bij?

Groet, Leike

Organisatievragen