Sportiviteit

10 juni 2014


Beste Leike,

Filosofie, religie, kunst en sport.
Dat zijn volgens René Gude, onze denker des vaderlands, de pijlers waarop onze beschaving is gebouwd. Daarom bouwen we academies, tempel, stadions en theaters. Het zijn de plaatsen waarop je je basisvaardigheden in het sociale verkeer kunt oefenen. Verstand en inzicht train je in de academie, in het onderwijs.
Rechtvaardigheid en allerlei rituelen hangen samen met de religie, of zo je wilt, je wereldopvatting.
Sport is de plek om je moed te oefenen en je sportiviteit: je waardigheid bewaren bij winst of verlies.
Kunst tenslotte gaat over maathouden en kunnen omgaan met het afwijkende.

Mooi bouwwerkje he?

René ziet een sportificering van de samenleving. Van de vier peilers van het beschavingsoffensief lijkt de sport momenteel wel erg dominant. Sport in onlosmakelijk onderdeel van ieder nieuwsprogramma, scholen kies je op grond van scorelijstjes, de toekomst van je kind wordt door Cito gescoord, de beste oliebollen koop je op de Coolsingel volgens de lijstjeskrant bij uitstek, het AD.
En met deze inleiding kom ik terug op jouw verhaal over de Masterchefs. Want valt koken nu in het domein van de kunst? Van het ambachtelijk maken van heerlijke smaken die passen bij de lokale cultuur of de lokale oogst? Of is koken ook sport geworden zoals bij songfestivals en the Voice de muziek een wedstrijd is geworden? Iets waarbij je tweede kunt worden.
Uit jouw beschrijving begrijp ik dat je zowel in de USA als in Australië tweede kunt worden, maar dat de mate van sportiviteit verschilt. De Aussies die meedoen ook al heel belangrijk vinden en de Amerikanen die hoe dan ook willen winnen. Desnoods met (verbaal) geweld.

En daar wordt naar mijn gevoel een grens overschreden. Is sport of koken dan nog leuk in zichzelf, of gaat het alleen nog maar om de punten?
Bij voetbal heb ik laatste decennia gezien hoe sportiviteit als waarde geheel verdween achter de (commerciële) belangen van de winst. Sportiviteit een begrip wat je niet meer zoveel hoort, maar wat te maken heeft met tegen je verlies kunnen en waardig met tegenslagen omgaan.
“Voetbal is oorlog”, preekte Rinus Michels en hij droeg Barry Hulhoff (een zeldzame voetballer die zich voor politiek interesseerde en pacifist was) op om doorgebroken spelers onderuit te halen. Toen Barry weigerde (hij vond het onsportief) werd hij aan de kant gezet. Uiteindelijk zwichtte hij. Michels zag in dat een vrije trap tegen minder ernstig was dan een doorgebroken speler. De calculerende trainer. Volgens mij was dat het sleutelmoment dat een overtreding niet buiten de regels viel (spel stilleggen, foutje gemaakt, opnieuw beginnen), maar binnen de regels (als de scheids het ziet, jammer, maar vrije trap is minder erg dan op achterstand komen). Vanaf die paradigmawisseling werd het spel ruwer en onsportiever. Een elleboog in een gezicht kan als de scheids het maar niet ziet. Met een gestrekt been inschuiven op de enkel van de tegenstander kan een gele kaart kosten, maar als hun beste man geblesseerd het veld uit moet is dat het waard.
De volgende stap is dat ook supporters menen dat winnen belangrijker is dan meedoen en dat hun bijdrage kan liggen in het reduceren van supporters van de tegenpartij. Met alle middelen: vernedering, fysiek geweld, intimidatie en wat je zoal kunt verzinnen.
De sportificering leidt op een of andere manier tot afname van sportiviteit.

groet,  Jaap

Reageer

Organisatievragen