Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Meervoudig kijken?

2 juni 2016


Beste Jaap,

Nederland lijkt een raar land geworden. Ik voel me een soort Alice in Wonderland, die niet begrijpt wat er om haar heen gebeurt. Door welk venster kijk ik eigenlijk naar het land waar ik in leef? Is het echt wat ik zie?

In ons vak is meervoudig kijken belangrijk. Blijvend diagnosticeren, en beseffen dat elk verhaal dat je vertelt een uitsnede van de werkelijkheid is, die noodzaakt tot onderzoeken van andere uitsneden. Maar hoe kan ik onderzoeken, als al die uitsnedes al zorgvuldig voor me gedaan zijn? Als alles wat spontaan lijkt, getypecast is? Er was deze week een prachtig fragment op de radio van Blair die een speech hield net na het overlijden van Diana. Het leek spontaan, hij zag er ontroerd uit. Alles vooraf geoefend, blijkt. Politici bereiden elk statement zorgvuldig voor, afgestemd op hoe je veel kiezers kunt winnen. Ze moeten wel, want de media geven hen niet veel tijd en kans om hun verhaal te doen. Dus oefenen ze catchy oneliners en gaat een kamerdebat voor een – groot? – deel om het voor de media uitspelen van ingenomen en geharnaste zienswijzen. Improvisatietheater waarin de verhaallijn vooraf goed is afgesproken.

Die Media! Ook zij zijn erg goed in tendentieuze uitsnedes. Zij hebben de camera en microfoon. Waar zij hun beeld op richten, dat is wat wij zien. En ook zij willen onze aandacht. Dus richten ze op wat het meeste reuring levert. Ik kan me herinneren dat ik – in een interim-klus – te maken had met media. Rook hadden ze gezien, de persmuskieten. Vuur moesten ze vinden. Wij reikten feiten aan waarmee ze konden zien dat er geen echt vuur was. De pers kwam opdagen, kreeg de uitleg … en concludeerde dat het geen nieuws was. Goed nieuws is immers geen nieuws.

En wij, burgers dan! Want waarom doen die media dat? Omdat wij onze aandacht niet lang vast kunnen houden, omdat wij sensatie willen in plaats van nieuws. Alsof het leven bestaat uit een grote spannende thriller, waarin je steeds complotten moet zien te achterhalen. Een tijdje terug viel ik –terwijl ik in de auto zat – in een radio-interview. Heerlijk interview, kon niet meteen plaatsen wie er aan het woord waren, maar genoot van elke zin. Na een tijdje vroeg ik me af waarom ik eigenlijk zo zat te genieten. Interviewer en geinterviewde lieten elkaar uitpraten! Waren belangstellend naar elkaar! Onderzochten met elkaar het thema, gingen uit van elkaars antwoord in plaats van het halverwege een zin al te betwisten. Kom daar nu nog maar eens om. Zeldzaam geworden.

Oh ja, en wij, burgers en onze eigen ‘sociale(?)’ media! We vinden onszelf zo belangwekkend dat iedereen ons geschreeuw mag horen. Lopen met onze eigen uitsnedes van ons verhaal te koop. Ons beroepend op ons recht van vrije meningsuiting beledigen we Jan en alleman. Hoorde laatst Jörgen Rayman zeggen dat je vroeger, als je boos was, een brief schreef. De tijd die dat kost, maakt dat menig brief niet meer verzonden wordt. Die tijd is er niet meer op sociale media. En dus krijgen we te maken met de resultaten van acute buikloop, in plaats van een goed verteerd betoog.

En dat is weer nieuws voor de Media. Want daar zit een verhaal, reuring, daar kun je weer even mee stokebranden. En dat is weer voer voor politici, want het is een gelegenheid om je gunstig in het cameralicht te plaatsen.

Het lijkt niet uit te maken dat het daarna in het niks verdwijnt. Het gaat om het effect.

En als Alice in Wonderland vraag ik me steeds maar af: is dit nou echt zo of houden ze me ook hiermee voor de gek?

Groet, Leike

Alfa, Beta, Gamma

19 mei 2016


Beste Leike,

Ja, dat praten zonder handelen is wel een kwaal van onze tijd.
Tekstverwerken noem ik dat praten weleens; dat ziet niet iedereen als een compliment.
En je held, Henny van der Most, heeft gelijk. Handjes kunnen praters worden. Omgekeerd niet. Ik dacht direct aan wetenschappers. Beta’s kunnen Alfa worden of doen, maar een Alfa wordt zelden een Beta. Alexander Rinnooy Kan is een wiskundige die zich in de politieke wereld begeeft, evenals kernfysicus Diederik Samsom of bioloog Plasterk. Maar zie je voor je hoe Rutte, Lubbers of Kok ooit een voet aan de grond zouden kunnen krijgen in de snaartheorie, onderzoek naar virussen of nanotechnologie? Ronald Plasterk is wel een mooi voorbeeld. Was een meer dan briljante moleculair bioloog en wist al direct na zijn overstap naar de politiek dat een terugkeer naar zijn vak onmogelijk zou zijn: hij zou teveel ontwikkelingen gemist hebben.
Dus Beta’s kunnen soms wat Alfa’s kunnen, maar omgekeerd is zelden het geval.

Ik verkeerde ooit onder professoren, in de tijd dat ik interimde bij de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Het is al sinds 1808 een eerbiedwaardig instituut waar alleen hele knappe professoren lid van worden. Je kunt je niet aanmelden, je wordt gevraagd. En ik weet niet of er ooit weleens iemand nee heeft gezegd.

De KNAW heeft twee afdelingen: natuurkunde en letterkunde. Beta’s en Alfa’s. (even voor de jonge lezers: Alfa is zoiets als talen, cultuur en geschiedenis. De sociale wetenschappen, zoals psychologie tot aan economie heten Gamma. Voor het stokoude KNAW een soort nieuwigheid die gemakshalve bij de letterkunde werd ondergebracht; duidelijk geen harde wetenschap). Als amateur-antropoloog, een soort hokjesman avant la lettre, heb ik zitten kijken hoe die twee soorten wetenschappers (Beta enerzijds en Alfa en Gamma aan de andere kant) met elkaar omgingen. Mooi wel. De Beta’s waren de mensen van de harde bewijsvoering, oerdegelijke methoden om hun objecten te onderzoeken, met witte jassen in labs werken aan heilbrengende doorbraken waar de mensheid beter van wordt. Met herleidbare effecten voor herstel van kanker, bruggenbouw of de aanwezigheid van water op Mars. De Beta’s waren ook handig in het bij elkaar schrapen van geld: “met nog twee miljoen kwam de doorbraak nu echt onder handbereik.” Ze stonden altijd op de rand van een doorbraak.
En dan de Alfa’s. Die wisten het allemaal niet zo zeker. Konden zichzelf ook uitstekend relativeren. En reflecteren. Altijd kleine stapjes, hier een daar iets onverwachts, maar nooit eens een Higgs-deeltje ontdekken. Ze waren ook lang niet zo gehaaid. Toegewijd, dat wel, maar niet zo fanatiek. En het onderzoeksgeld ging vaak naar de Beta’s.

En ondertussen groeien we van een economie waar spullen gemaakt werden, naar een van diensten en informatie. Van Beta naar Alfa en Gamma, van handjes naar praters.
Gaat dat wel goed?

Groet, Jaap

Goeroe van der Most

11 mei 2016


Beste Jaap,

Deze week hoorde ik Henny van der Most op de radio. Het onderwerp betrof het inzicht dat steeds meer kinderen in armoede opgroeien. Hij werd geïnterviewd, omdat hij ooit arm was en nu puissant rijk en succesvol. Markante man ook: enorm streetwise, wars van gelul.
Hoe was arm zijn voor hem en wat had hij gedaan om daaraan te ontkomen? Zijn pleidooi: grijp alles aan, doe klusjes, zoek je weg door middel van ervaring.
Volgens hem raken huidige generaties dat vermogen om aan te pakken en al werkend jezelf een toekomst te geven kwijt, terwijl het – volgens hem – essentieel is. Hij had in dat interview een markante uitspraak: ‘Van handjes kun je wel praters maken, maar van praters nooit handjes.’ Prachtige uitspraak! Ook omdat het – volgens mij – iets zichtbaar maakt van hoe we mensen in organisaties inzetten. We krijgen steeds meer praatbanen: banen waarvoor je niet eerst ambachtelijk aan de slag hebt moeten gaan. We krijgen steeds meer praatstudies: studies die geankerd zijn in theorie en die opleiden tot praten. Voor die praatbanen zoeken we mensen die een praatstudie hebben gedaan. Ouders willen dat hun kinderen goed terecht komen, en qua salaris en kansen heb je meer aan een praatstudie. Levert dat mechanisme eigenlijk niet een soort doe-onhandigheid op? Een eigenlijk niet weten hoe werken echt werkt?
Wat me vaak opvalt, is dat (hoogopgeleide) mensen die ooit in hun loopbaan – maakt niet uit wat voor een soort – handwerk gedaan hebben, beter snappen hoe werk gedaan wordt en hoe je het organiseert. Ook als dat in een ander vakgebied is dan waar ze later – als prater – in zijn gaan werken.

Er bleef een tweede uitspraak bij me hangen: ‘Met handen creëer je waarde, met praten meer waarde, met te veel praten bureaucratie.’ Ziehier het drama van onze organisaties in een notendop. Want wat doe je als je een praatfunctie hebt? Op zoek naar een hogere of betere praatfunctie. Opwaartse druk naar steeds meer praten. En dus ook met een steeds grotere afstand naar doen en hoe werken werkt.
Met als gevolg dat een organisatie stuurt door te praten, zonder wortels in de werkpraktijk te hebben. Dat is een ingewikkelde bedoeling. Omdat je niet weet wat voor het werk zelf nodig is, kun je alleen maar praten over hoe je het kunt beheersen. Zo krijg je schijncontrol over een werkelijkheid waar je alleen maar vage beelden bij hebt.

We leven in een tijd dat de roep om minder managers (of geen) nadrukkelijk klinkt. Ik denk dat ‘t eigenlijk de roep is om minder praten. En om meer mensen die snappen hoe werken werkt en het er niet gecompliceerder op maken dan nodig is. Dat lossen we niet op met minder managers. Die hebben we nou net nodig. Maar wel managers die zelf iets met hun handen kunnen.
Ik ben het denk ik wel eens met Van der Most: we lossen het alleen op met meer aandacht voor doen, je handen gebruiken en je poten in de modder hebben, ergens in je loopbaan. Daarna kun je altijd nog praatjesmaker worden.

Groet, Leike

Cor Boonstra

27 april 2016


Beste Leike,

Ja, vaste zekerheden verliezen hun geldigheid in de loop der tijd. Ik herken ook wel dat ik als kind hoopte dat er ook vast principes zouden zijn; richtlijnen die helpen voor een goed en consequent leven. Consequent, dat was ook zo’n deugd die ik paplepelgewijs toegediend kreeg. En waarvan ik ook lang dacht dat dat een hele mooie waarde was. Inmidddels weet ik beter. Luther, of Goethe, of Brecht zei: “Jeder Konsequenz führt zum Teufel”.

Soms donderen die waarden opeens van hun voetstuk. Ik had ooit een erg Amsterdamse vriendin die in ruzies enorm kon doorslaan; in inhoud en volume. Ik herinner me dat ik ooit bij oplopende emoties tegen haar zei dat ze toch redelijk zou moeten blijven. “Waarom zou ik niet onredelijk mogen zijn?” misthoornde ze terug …. en ik zoek nog altijd naar het antwoord.

Ik geloof ook dat de vaste waarden van een puber op dat moment de ankers bieden in een onbegrijpelijke wereld, maar dat ze hun houdbaarheid verliezen naarmate je levenservaring toeneemt. Als ik al mijn voornemens als jongere had volgehouden droeg ik nooit overhemden, zou ik nooit iemand ontslaan en rookte ik nog steeds halfzware shag.

Agelopen week kwamen de memoires van Cor Boonstra uit (overigens wel een gekke omslag. Iets met 19 lessen en groot de letters BOONSTRA. Lijkt erg op het boek van Jaap Boonstra; die op zijn beurt 29 lessen nodig heeft J).

Cor Boonstra was hoogste baas bij een groot aantal bedrijven waaronder Philips, dat hij ingrijpend reorganiseerde. Hij stond bekend als een houwdegen, een botte betweter en een grootgraaier. Quote noemde hem deze week de Bokito van het kapitalisme. Een man van vaste zekerheden, een grote gelijkhebber. Naar nu blijkt toch ook een man die op zijn ouwe dag opeens veel genuanceerder naar de wereld kijkt dan tijdens zijn actieve loopbaan. De man die miljoenen aan opties en bonussen ophaalde zegt nu: ‘Iedere keer dat weer een forse bonus betaald wordt, is dat een stimulans voor onlustgevoelens’.

Of neem Jan Terlouw, ooit voorman van het toch niet bepaald socialistische D’66 die onlangs een vlammend betoog tegen het doorgeslagen neo-liberalisme hield. Dries van Agt die tijdens zijn leven als premier vierkant achter Israël stond en nu de Palestijnse zaak bepleit. Lubbers die geheel naar links is geschoven rond thema’s als milieu en vluchtelingen…

Ik vroeg me af of dat een vaste regel zou zijn, een zekerheid, dat dit soort mannen op oudere leeftijd opeens nuances gaan zien, terugkijkend ontdekken dat ze wel erg eenzijdige accenten hebben gelegd. Of zou ook dat geen zekerheid zijn?

Groet, Jaap

Ongezonde zekerheden

21 april 2016


Beste Jaap,

Vroeger dacht ik dat er zekerheden in het leven bestonden over wat goed en minder goed was. Dat je, naarmate je volwassener werd, beter wist hoe dat dan zat. Stomverbaasd en verontwaardigd was ik dan ook dat de ene zekerheid gewoon voor de kon worden ingewisseld. Als kind heb ik bijvoorbeeld van de schooltandarts drie keer geleerd hoe je je tanden moest poetsen. Elke volgende keer deugde – tot mijn kinderlijke verbazing – de vorige methode niet. Onbegrijpelijk vond ik het.
Kreeg ik als prille acupuncturist misprijzende blikken als ik de in de alternatieve wereld heersende voedingsrichtlijnen besprak, vrijwel alles wat we toen zeiden, is nu volledig normaal. Enige gevoel van triomf hierover is mij niet vreemd.
Zekerheden zijn aan tijd onderhevig, dus.

Een paar weken geleden was in het nieuws dat de generaties na ons ongezonder zijn dan wij. Omdat ze dikker zijn en minder bewegen. Interessante selectie van criteria om ongezond te duiden. Want volgens mij is die generatie een enorme klap gezonder dan de mijne. Ik ben opgegroeid met groente waarop nog lustig de nodige, ook voor de mens giftige, pesticiden (DDT!) en meststoffen werd gespoten. Dat vonden we goed. Want je kreeg er mooie, gezonde, grote groenten van. Onze moeders maakten van poeder eten: prachtige roze saromapudding en helrode tomatensoep met een gevriesdroogd balletje. Echte slagroom was achterhaald, want er was Klop-Klop.
Ik gok dat ik menigmaal over een stoffig paadje gehuppeld heb waar asbest gestort was, want dat vulde zo lekker de kuilen. Ik mocht zonder helmpje fietsen, ging naar de schooltandarts in plaats van de orthodontist, liep alleen naar school of sportclubjes over gevaarlijke wegen zonder drempels. Mijn eerste horecabaantje, ik was toen ongeveer 14, liep ik letterlijk door de blauwe damp van de sigaretten. ’s Nachts lag ik wakker van de pijn in mijn voeten, maar meer nog van de tranende ogen en de pijn in mijn longen.
Niemand in mijn klas ADHD, PDD-NOS of dyslexie, je moest maar gewoon mee zien te komen. En psychologisch leed, dat hoorde er gewoon bij, niet zeuren. Eigenlijk is het best een wonder dat we overleefd hebben als je het naast de huidige normen legt.

Dus ik dacht dat we het voor de kinderen van nu echt veel beter voor elkaar hadden. Dat ze echt veel gezonder waren en in een veel gezondere omgeving met meer aandacht voor hen als kind, opgroeiden. Blijken ze toch ongezond, want er is te veel te eten en te weinig te bewegen.

Zekerheden kunnen worden ingewisseld voor andere zekerheden op grond van nieuwe inzichten, nieuwe modes maar ook met een volstrekt gebrek aan historisch besef. We realiseren ons weinig dat deze nieuwe zekerheden centraal kunnen staan, omdat die oude er niet meer toe doen. Een beetje als bij vrouwenemancipatie: die gaat niet meer over stemrecht (want dat is geregeld), maar over de Opzijbox met welnessproducten.

Interessant dat nieuwe zekerheden zelden met de nodige slag om de arm of relativering worden gebracht. We zouden toch moeten weten dat deze zekerheid op termijn weer net zo inwisselbaar wordt? In organisaties doen we niet anders. We wisselen de ene hype in voor de andere en doen net of dat de enige volgende zekerheid is. Het andere is uit en wat ermee verbonden was, wordt verguisd. Nu zijn we helemaal van zelfsturende teams, communities of practice, ketengericht, in verbinding met de omgeving. Heel erg 3.0. Dus weg met sturing, structuren en managers. Die zijn aan het einde van hun houdbaarheid. Maar is de organisatie de afgelopen periode niet ook veel ‘gezonder’ geworden? Is het niet zo dat we over organisaties 3.0 kunnen spreken dankzij de eerdere releases? Moeten we de waarde van wat bereikt is niet wat meer koesteren?
Ik ben inmiddels ‘sadder, older, wiser’ als het om zekerheden in het leven gaat. Zullen we dat voor organisaties ook worden? Ik denk dat veranderingen daar een beetje minder hijgerig van worden. 

Groet, Leike

De Haanhack

12 april 2016


Beste Jaap,

Tuurlijk, prima als je me met een haan vergelijkt, ik sta mijn mannetje in een systeem. J

Toch blijft het een intrigerend verschijnsel, dat systeembashen. Feit is dat een systeem een rotding met een eigen leven is: groter dan de som der mensen, met eigen regels en handhavers, met mechanismen van in- en uitsluiting en grenzen waar je als individu niet altijd overheen kunt. Maar we zijn er zelf onderdeel van. En dat is mijn bezwaar tegen veel systeembashers: ze plaatsen de mens erbuiten, als slachtoffer van het systeem, in plaats van mede-vormgever. Volgens mij kun je het systeem dan niet veranderen.

Ik vraag me af of het systeem niet heel vaak als schaamlap fungeert voor de eigen imperfectie, een manier om met onze eigen onvermogensom te gaan. Want is het niet fijn als je het systeem de schuld kunt geven? Als je de onaangename spanning die ontstaat als je eigen handelen niet overeenkomt met je overtuigingen, kunt wegredeneren door naar het systeem te wijzen?

Of zou systeembashen ons helpen te blijven voldoen aan de sociale eisen die – volgens Chris Argyris – aan de basis liggen van het verschil tussen ons denken en ons doen? Volgens Argyris willen we in control blijven en zorgen we dat noch wijzelf nog de ander gezichtsverlies lijdt. Wat heerlijk dat we dan het systeem als excuus hebben!

Mijn gok is dat beide mechanismen meespelen in het gemopper over het systeem.

Systeembashen geeft ook taal aan de onvrede die mensen voelen. Ik vraag me daarom af of protoprofessionalisering (De Swaan) niet ook een rol speelt. Protoprofessionalisering is het verschijnsel dat leken zich de basisbegrippen en grondhoudingen van de professional eigen maken en hun problemen op basis daarvan interpreteren en ervaren. Heeft niet iedereen immers verstand van organisaties en van veranderen? Iedereen gebruikt de begrippen, vaak zonder ze echt goed te kennen of te doorgronden, zeker als het resoneert met waar mensen last van hebben. Ik denk dat daarom begrippen als ‘terug naar de bedoeling’, ‘systeemverandering’, ‘zelfsturing’, ‘ontmanagen’ en ‘ruimte voor de professional’ zo aanslaan. Omdat ze taal geven aan het probleem zonder dat we er zelf onderdeel van hoeven zijn.

Al die verschijnselen zetten de mensen buiten het systeem, met oordelen en opvattingen over dat systeem. Het voordeel is dat je je eigen bijdrage, je eigen imperfectie en je eigen ongemak niet onder ogen hoeft te zien. Maar het helpt niet om als je het systeem wilt veranderen. Jouw beschrijving van de rol van de haan brengt me op een nieuwe term: de haanhack. Als je de haanhack doet, kijk je goed hoe het systeem werkt en waar het zich vastdraait om er vervolgens in je handelen IN het systeem net genoeg van afwijken om het voor je te laten werken terwijl jij het tegenwerkt. Je ontregelt het systeem net genoeg om te zorgen dat het niet automatisch de meest gebruikte paden neemt, maar nieuwe moet zoeken. Maar met de haanhack blijf je in het systeem, want alleen terwijl je je erdoorheen prutst, kun je zorgen dat het systeem anders wordt.

Groet, Leike

DIJK

31 maart 2016


Beste Leike,

Zojuist “Dijk” uitgelezen, nieuw boek van H.M. van den Brink. Eerder schreef hij de veelbejubelde novelle “Over het Water”. En mooi is die Dijk!
De ik-figuur vertelt over zijn collega Dijk, een figuur die me sterk deed denken aan het werk van Bordewijk. “Karakter” heeft ook zo’n rechtlijnige hoofdpersoon. En ook in stijl is het verwant met Bordewijk. In Dijk komen we, net als in “Bint” van die karaktervolle namen tegen als De Bree, Taas, Daamde en Ten Hompel. Prachtige voorbeelden van Hollandse bonkigheid. En ook Bint heeft niets met souplesse of meervoudigheid.

Dijk werkt voor het IJkwezen. Hij gelooft in de ordenende werking van vaste meetwaarden: een kilo is een kilo en een liter een liter. Belangrijk, want de maat bepaalt de waarde van het product. In de loop van zijn werkzame jaren ziet hij dat de zorg van de overheid voor deze hoeksteen van de handel stap voor stap erodeert. Waar vroeger bij de slager de weegschaal iedere twee jaar geijkt werd en je als consument precies wist of de cervelaatworst een onsje meer werd, dien je er nu op te vertrouwen dat de voorverpakte waren echt wegen wat ze wegen.
Het boek geeft prachtige bespiegelingen over wat verandert en wat niet. Het kenmerk en de waarde van onze meeteenheden zoals de kilo is natuurlijk dat het onveranderlijk is. Het is niet zo dat jij maar een beetje postmodern een andere visie op de kilo kunt hebben dan ik (“ik zie een kilo meer als iets van zeven ons”) of dat een kilo meel iets anders is dan een kilo lood. Nee, de waarde van de kilo zit in zijn ONveranderbaarheid. De kilo is geen intersubjectief begrip, maar de regelmatig geijkte kopie van de standaardkilo die goed beschermd in Parijs ligt.
En tegelijk beschrijft Van den Brink hoe het werk bij het IJkwezen verandert. Als een soort Voskuil schetst hij het functioneren van het kantoor aan de Brouwersgracht en hoe het zich stapsgewijs ontwikkelt. Hoe de directeur destijds een pure vakman was en hoe die vervangen werd door een dame die veel meer waarde hecht aan het werkplezier van mensen. En ondertussen wordt het kantoor verhuisd naar de rand van de stad, wordt het IJkwezen gecentraliseerd en daarna geprivatiseerd. Objectieve meting en feitelijkheid maakt plaats voor klantgerichtheid. Controle wordt dienstverlening, handhaving wordt advies. Zelfs de afdeling Personeelszaken wordt vervangen door een afdeling Menselijke Grondstoffen (wat een dodelijke vertaling!). Verandering en ontwikkeling wordt de constante. De kilo blijft een kilo, maar de vaststelling ervan lost op. Daarmee is het een mooi inkijkje in de verandering van de economie en van onze samenleving.
De rechtlijnige Dijk komt steeds meer in de marge terecht; hij wil het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen niet snappen (IJken is natuurlijk ook het ultieme gelijkhebben). Waar hij ooit de beoogde nieuwe directeur was, komt hij nu op een achterafkamertje terecht en weet niemand nog wat hij eigenlijk doet. Een ding is duidelijk. Als bewaker van een niet langer bestaand fort schrijft hij regelmatig brieven aan de directie om te waarschuwen tegen de teloorgang. Een jaar voor zijn pensioen wordt hij –overtollig en overbodig geworden- tenslotte ontslagen.

Er worden niet zoveel boeken geschreven over werkende mensen. Dit is er gelukkig weer eens een. En een absolute parel!

Groet, Jaap

Hoenderevolutie

13 maart 2016


Beste Leike

Ja het systeem of het gedrag, ze veroorzaken elkaar, maar waar zit het begin? Het is een beetje het klassieke kip- of ei-probleem. Verander je het systeem, de kip of begin je bij het gedrag van het individu, het ei?

Zo werkt het. Herhaald gedrag leidt tot gewoonten en handelingspatronen. Die zijn daardoor voorspelbaar. Anderen kunnen hun gedrag hier vervolgens op afstemmen. Gevolg: nog meer herhaald gedrag. En voor je het weet heb je een systemisch patroon te pakken. Dat patroon raakt verankerd in alle structurele zaken waarin we onze gewoonten vastleggen: agenda’s, software, parkeergarages, de aanvangstijd van het journaal of organisatiecultuur bijvoorbeeld.
En al die structurele zaken, richten op hun beurt weer gedrag. Daarom kun je alleen dinsdag om twee uur afspreken vanwege de agenda van de ander, daarom moet je je belastingaangifte voortaan online doen, en daarom probeer je je eten om acht uur op te hebben, zodat je het journaal kunt zien. Systeem en gedrag lokken elkaar dus uit en zijn elkaars voorwaarde.

Je hebt natuurlijk gelijk als je zegt dat het eigenlijk een zwaktebod is om steeds het systeem de schuld geven, zoals veel mensen doen. Hoeveel kan er immers binnen de bestaande marges?
Maar het geloof in het individu die alle maatschappelijke logica aan zijn laars lapt is volgens mij –hoe romantisch ook- niet zo realistisch. Het is mooi voor de Amerikaanse droom en een enkele Ghandi of Mandela. Maar zó autonoom en onafhankelijk zijn, dat is voor velen van ons beslist onmogelijk. Hoezeer de positiviteitsgoeroes ons ook willen doen geloven dat we dat dan niet genoeg willen.

Als je een PGB nodig hebt, of een werkende mobiele telefoon, of je bent een bejaarde autistische man, dan kun je maar beter handig zijn en je weg vinden in dat systeem. Als het mis gaat moet je heel slim zijn, vasthoudend als een pitbull of kunnen dreigen met een beroemde neef die alles in de krant zal zetten. Maar heel veel mensen kunnen dat niet, of raken uit het veld geslagen. Als je zes keer bot hebt gevangen worden de zevende keer het zelfvertrouwen en ook de slagingskans alsmaar kleiner. Je willetje krimpt tot een machteloos frummeltje. Die bejaarde en autistische oom van jou is met zijn zorgvraag kansloos tegen het anonieme malen van de molens van de grote instituties.
Val jij, of wat je wilt, niet binnen de marges van het systeem, dan ligt Kafka op de loer. Vervreemding, machteloosheid en de ziekte van onze tijd: woede. Het systeem veranderen lijkt al helemaal op de missie van Don Quichot: vechten tegen windmolens. Die molens van het systeem hebben hun eigen noodzakelijke logica van rechtsgelijkheid, transparantie, beperkte budgetten en de keuzemogelijkheden op het formulier. Als iets het systeem ontregelt is het wel het precedent! Kip en ei bieden dus zo te zien allebei geen oplossing. Het een leidt tot het ander tot het een.

Wat ik altijd zo gek heb gevonden aan het kip-of ei-probleem is dat de haan geheel buiten beeld wordt gehouden. Want zonder de haan wordt het ei nooit een nieuwe kip. De kip en dus ook het ei zijn evolutionair kansloos zonder de haan. Is het niet wonderlijk dat daar steeds aan voorbij wordt gegaan? En dan nu de persoonlijke vraag: Vind je het goed dat ik je met een haan vergelijk, met de derde die de vastgelopen situatie loswrikt?

Interessant is namelijk wat jij deed. Vasthoudend blijven bellen, mailen, schrijven. Geduldig argumenteren, aardig blijven en pas in woede uitbarsten nadat je de telefoon hebt opgehangen en niemand je meer kan horen. Via, via aan een goede geriater komen, haar bereid vinden ook een stapje buiten de gebaande paden te maken. Zo maak je al wrikkend toch een ruimte voor die oom van je. Zo wring je als derde partij iets tussen je machteloze oom en het blinde systeem.
Misschien is het wel zo dat een enkeling van die mensen die jij in beweging probeerde te krijgen en die geen ruimte zagen, nu ook beter snappen waar die ruimte zit. Waardoor ze het systeem op een minimaal punt oprekken, menselijker maken, toepasbaarder maken. En als nu maar genoeg mensen dat met dat grote systeem doen verandert dat in hele kleine stapjes toch van karakter.

Groet, Jaap

Geef het systeem maar de schuld

4 maart 2016


Beste Jaap,

We worden ermee doodgegooid: het systeem moet anders. Politieke partijen, Tegenlicht, managementgoeroe’s, boze burgers: allemaal geven ze het systeem de schuld. Alle oude structuren, oude bazen, oude ideeën over bezit, oude ideeën over burger en maatschappij, alles wat in die oude systemen verankerd ligt, belemmeren de transformatie. Want we kantelen naar een ander tijdperk (Jan Rotmans) en we evolueren naar de participatiesamenleving (Willem-Alexander). Deze tijd vraagt om organiseren 3.0, in netwerken, waarin professionaliteit tot bloei kan komen en zelfsturing ervoor gaat zorgen dat we allemaal autonoom, individueel en maatwerk gelukkig worden Het systeem houdt dat tegen. Het systeem beknot, onderdrukt professionele ruimte, houdt mensen klein, geeft te weinig ruimte aan de burger, kost te veel geld, vertraagd.

Dus moet het systeem anders. We halen graag grote voorbeelden aan om dat te bewijzen. Jos de Blok – van Buurtzorg – voorop. Nou doet de man echt revolutionaire dingen, krijgt hij veel voor elkaar, lost problemen op waar we in bestaande structuren lang in vastliepen. Zijn visie sluit heel knap aan bij hoe we de problemen die we nu ervaren op willen lossen. Maar we vergeten vaak dat hij dat allemaal binnen het systeem doet. Hij bouwt wel een andere structuur, maar die functioneert binnen het systeem. Hij weet het systeem goed te hacken, maar hij verandert het niet. Hij vindt er zijn eigen revolutionaire plek in, en organiseert zichzelf handelingsvrijheid, en holt het systeem misschien uit, maar pakt het systeem zelf niet aan. Nou zeg ik niet dat het systeem geweldig is, dat er niets hoeft te veranderen. Integendeel, ook ik vind dat er heel veel anders moet. Maar hebben we met dat systeembashen nou eigenlijk het echte vraagstuk wel te pakken?

Ik heb een behoorlijk oude oom met een hersenbloeding en een aandoening in het autistisch spectrum. Dat laatste heeft hij al zijn leven lang, maar toen hij klein was bestond autisme nog niet. Daardoor was hij iemand die als kind al niet in ‘het systeem’ paste en voor wie nu, nu hij het systeem hard nodig heeft, een groot probleem ontstaat. Ik sjouw me suf in dat systeem om met en voor hem een goede woon/zorg-oplossing te vinden. We zijn al negen maanden onderweg en een oplossing is nog niet gevonden.Tot mijn eigen verrassing en misschien wel ontgoocheling merk ik dat dat niet zozeer aan het systeem ligt, maar vooral ook aan de mensen binnen dat systeem die niet in staat blijken wat in het systeem mogelijk is ook mogelijk te maken, maar die veel meer de belemmeringen van het systeem gebruiken. Ze kijken niet goed naar mijn oom, kijken alleen naar hun eigen stukje taak, wijzen naar elkaar als de oplossing niet nabij is, niet creatief mogelijkheden verbinden. Ik weiger dit fout te laten lopen, ik ga het voor elkaar krijgen. Maar wat ik voor elkaar moet krijgen is geen wijziging van het systeem, maar het verbinden van mensen binnen dat systeem die wat ik nu doe ook zelf voor elkaar hadden kunnen krijgen.

Aan de basis van die nieuwe wereld, dat andere systeem, waar de Jan Rotmansen zo hoog van opgeven, ligt het ruimte geven aan de professional, aan eigen initiatief, leunend op het vermogen om in dialoog en in verbinding tot resultaten te komen en over grenzen heen met elkaar samenwerken. Maar die mensen kunnen dat nu al niet! Waarom kunnen ze dat straks dan wel?

Met mijn oom komt het wel goed, daar ga ik persoonlijk voor zorgen. Maar of het met het systeem goed komt?

Groet, Leike

Organisatievragen