Ongezonde zekerheden

21 april 2016


Beste Jaap,

Vroeger dacht ik dat er zekerheden in het leven bestonden over wat goed en minder goed was. Dat je, naarmate je volwassener werd, beter wist hoe dat dan zat. Stomverbaasd en verontwaardigd was ik dan ook dat de ene zekerheid gewoon voor de kon worden ingewisseld. Als kind heb ik bijvoorbeeld van de schooltandarts drie keer geleerd hoe je je tanden moest poetsen. Elke volgende keer deugde – tot mijn kinderlijke verbazing – de vorige methode niet. Onbegrijpelijk vond ik het.
Kreeg ik als prille acupuncturist misprijzende blikken als ik de in de alternatieve wereld heersende voedingsrichtlijnen besprak, vrijwel alles wat we toen zeiden, is nu volledig normaal. Enige gevoel van triomf hierover is mij niet vreemd.
Zekerheden zijn aan tijd onderhevig, dus.

Een paar weken geleden was in het nieuws dat de generaties na ons ongezonder zijn dan wij. Omdat ze dikker zijn en minder bewegen. Interessante selectie van criteria om ongezond te duiden. Want volgens mij is die generatie een enorme klap gezonder dan de mijne. Ik ben opgegroeid met groente waarop nog lustig de nodige, ook voor de mens giftige, pesticiden (DDT!) en meststoffen werd gespoten. Dat vonden we goed. Want je kreeg er mooie, gezonde, grote groenten van. Onze moeders maakten van poeder eten: prachtige roze saromapudding en helrode tomatensoep met een gevriesdroogd balletje. Echte slagroom was achterhaald, want er was Klop-Klop.
Ik gok dat ik menigmaal over een stoffig paadje gehuppeld heb waar asbest gestort was, want dat vulde zo lekker de kuilen. Ik mocht zonder helmpje fietsen, ging naar de schooltandarts in plaats van de orthodontist, liep alleen naar school of sportclubjes over gevaarlijke wegen zonder drempels. Mijn eerste horecabaantje, ik was toen ongeveer 14, liep ik letterlijk door de blauwe damp van de sigaretten. ’s Nachts lag ik wakker van de pijn in mijn voeten, maar meer nog van de tranende ogen en de pijn in mijn longen.
Niemand in mijn klas ADHD, PDD-NOS of dyslexie, je moest maar gewoon mee zien te komen. En psychologisch leed, dat hoorde er gewoon bij, niet zeuren. Eigenlijk is het best een wonder dat we overleefd hebben als je het naast de huidige normen legt.

Dus ik dacht dat we het voor de kinderen van nu echt veel beter voor elkaar hadden. Dat ze echt veel gezonder waren en in een veel gezondere omgeving met meer aandacht voor hen als kind, opgroeiden. Blijken ze toch ongezond, want er is te veel te eten en te weinig te bewegen.

Zekerheden kunnen worden ingewisseld voor andere zekerheden op grond van nieuwe inzichten, nieuwe modes maar ook met een volstrekt gebrek aan historisch besef. We realiseren ons weinig dat deze nieuwe zekerheden centraal kunnen staan, omdat die oude er niet meer toe doen. Een beetje als bij vrouwenemancipatie: die gaat niet meer over stemrecht (want dat is geregeld), maar over de Opzijbox met welnessproducten.

Interessant dat nieuwe zekerheden zelden met de nodige slag om de arm of relativering worden gebracht. We zouden toch moeten weten dat deze zekerheid op termijn weer net zo inwisselbaar wordt? In organisaties doen we niet anders. We wisselen de ene hype in voor de andere en doen net of dat de enige volgende zekerheid is. Het andere is uit en wat ermee verbonden was, wordt verguisd. Nu zijn we helemaal van zelfsturende teams, communities of practice, ketengericht, in verbinding met de omgeving. Heel erg 3.0. Dus weg met sturing, structuren en managers. Die zijn aan het einde van hun houdbaarheid. Maar is de organisatie de afgelopen periode niet ook veel ‘gezonder’ geworden? Is het niet zo dat we over organisaties 3.0 kunnen spreken dankzij de eerdere releases? Moeten we de waarde van wat bereikt is niet wat meer koesteren?
Ik ben inmiddels ‘sadder, older, wiser’ als het om zekerheden in het leven gaat. Zullen we dat voor organisaties ook worden? Ik denk dat veranderingen daar een beetje minder hijgerig van worden. 

Groet, Leike

Reageer

Organisatievragen