Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Leiding geven en leiding nemen

26 mei 2017


Beste Leike,

Ik kreeg een uitnodiging van Jesse Segers. Deze Vlaamse professor, en collega bij Sioo brengt half juni een nieuw boek uit: De kleren van de leider.
Zo leuk dat Vlaams, het boek wordt binnenkort ‘voorgesteld’. Jesse definieert leiderschap als dat wat mensen tot groep maakt en voor richting, betekenis en steun zorgt. Daarmee laat hij mooi zien dat leiding een functie van de groep of organisatie is. Iets dat nodig is voor samenhang en richting. En dat leiderschap dus niet iets is dat volgt uit een functieomschrijving, persoonlijke competentie of glansfoldertaal. “Je bent pas leider als anderen je zo zien”, zegt Jesse verder. Ook hier weer het verleggen van het zwaartepunt van een individuele leider naar de groep die hem die rol gunt. De groep geeft de leider zijn leiderschap. Of misschien wel: de groep geeft leiding.

Gek eigenlijk. Als we spreken over leidinggeven bedoelen we vaak leidingnemen. Zoals dat vaak gaat, je hebt een verantwoordelijkheid en dan neem je hem ook. Je bouwt een team, je geeft richting en betekenis en je zorgt voor steun. En dan hoop je maar dat degenen wiens baas je bent dat accepteren. Als ze dat niet doen hebben zij een probleem, want zij houden zich niet aan de spelregels. Dus onderneem je disciplinerende acties als ernstige gesprekken en dossieropbouw. Jij hebt immers de leiding en verantwoordelijkheid dus neem je die allebei.
Toch noemen we dit leiding nemen vaak leiding geven.

De klassieker “leidinggeven aan professionals, niet doen” van Matthieu Weggeman is misschien wel vooral zo populair omdat hij erin geslaagd is een boek met rijke redeneringen bondig samen te vatten in de titel. Hij legt uit dat je bemoeien met het werk van professionals helemaal niet helpt; ze zijn immers heel gemotiveerd. Voorkom liever dat ze steeds lastiggevallen worden met bureaucratische rompslomp. Het gaat erom een collectieve ambitie en voortdurend leren te organiseren. De inhoudelijke besturing komt daar als vanzelf uit voort.

Toch is het mij als interim-manager heel vaak overkomen dat ik klassiek ging leidingnemen terwijl ik weet dat leidinggeven niet alleen effectiever is, het is ook leuker.
Ik trok de verantwoordelijkheid naar me toe, ging van alles organiseren, zorgde dat ik in control kwam.
Waarom ik dat deed?
Ik denk omdat iedereen in het systeem dit van me vroeg: mijn opdrachtgever, collega’s en de mensen waaraan ik leiding gaf. Je bent toch wel een echte manager?
In een cultuur waarin iedereen leidingnemen normaal vindt is het niet zo makkelijk leiding uit handen te geven. Voor leidinggeven zoals Segers en Weggeman dat bedoelen, heb je de anderen nodig. Het betekent samen doen.
Maar dat samen kun je natuurlijk niet afdwingen. Dus als anderen niet instappen in een andere manier van het verdelen van verantwoordelijkheden, kom je in een rare paradox. Je wilt als leidinggevende eigenlijk dat medewerkers meer verantwoordelijkheid nemen, dat ze zelfstandiger, volwassener, autonomer zijn. En ik schoot af en toe in de reflex om ze dat op te leggen.
Het is eigenlijk de klassieke paradox: wees nou eens een beetje spontaan! Wordt een wat zelfstandiger! Neem toch eens initiatief! Heb toch eens wat meer zelfvertrouwen, loser!
Je vraagt de ander iets te doen, terwijl gehoorzamen precies is wat je niet vraagt.

Groet, Jaap

Werk-privé, een balans?

14 mei 2017


Beste Leike,

Die false balance vind ik toch een beetje vals beeld. Balans gaat over een juiste verdeling van gewichten over twee zijden van een weegschaal. Vrouwe Justitia, de dame die goed en kwaad afweegt, schuld en verontschuldiging, wraak en opvoeding, die godin van de gerechtigheid, zij heeft altijd een balans in handen. Een klassiek instrument waarbij je het ene tegen het andere kunt afwegen. Een manier om tegengestelde krachten te vergelijken. En daarna een wijs oordeel uit te spreken.
Middenstanders gebruikten een balans vroeger voor alles elektronisch en digitaal was. Dan legde je een blok kaas op de ene kant en legde je op de andere kant net zoveel gewichtjes tot de kaas en de loden blokjes in evenwicht waren, in balans.

Maar soms is juist de metafoor van een balans verkeerd. Bijvoorbeeld als er geen echt tegengestelde krachten zijn.
Zo hoor ik vaak mensen spreken over de balans tussen werk en privé. Een hevig thema voor alle dertigers die tegelijk carrière willen maken, een privéleven opbouwen, liefst met kinderen, ondertussen de cultuur willen blijven volgen, van festivals tot de actuele literatuur, en dat terwijl ze het liefst op een terras zouden zitten om ontspannen te kijken hoe anderen zich haasten. Je kunt er zelf testjes over maken. Maar gaat dit wel over een balans, over tegengestelde krachten vergelijken? Betekent meer werk minder privé en omgekeerd? Het zoeken van balans wordt een soort schipperen tussen twee dingen die belangrijk zijn.

Misschien moet je daarom anders kijken naar het vraagstuk. Is het werk-privé-vraagstuk dan bijvoorbeeld een dilemma? Bij een dilemma heb je niks aan evenwicht. Volgens Van Dale is een dilemma “een toestand tussen twee wegen die beide bezwaren opleveren waarin een keuze moet worden gemaakt.” Geen balans dus, maar kiezen.

Maar ook dat is te eenvoudig voor het vraagstuk werk-privé. Want je kunt marchanderen met de tijd die je aan werk en aan privé besteedt.
Een vals dilemma dan? Daarvan is sprake als twee alternatieven worden voorgesteld als de enige mogelijkheden, terwijl er nog andere zijn. Het is of/of. De NSB bood zo’n vals dilemma met hun Mussert of Moskou als verkiezingsleuze. Een variant op ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’. Er werd gesuggereerd dat je moet kiezen tussen een van deze alternatieven, er is geen derde mogelijkheid.
Het vraagstuk tussen werk en privé is ook geen echt vals dilemma. Je hoeft immers niet helemaal voor werk of helemaal voor privé te kiezen. Het vraagstuk wordt nu juist vaak als een doseringsvraagstuk gepresenteerd. Vandaar die balans.

Ik zie het als een valse balans. Vals omdat het suggereert dat je tussen die twee moet kiezen of marchanderen.
Terwijl er een derde mogelijkheid is. Als je nou eens denkt in termen van synergie? Dat werk en privé elkaar niet in de weg zitten, maar elkaar versterken? Het lukt mij bijvoorbeeld al jaren ze vrolijk door elkaar te laten lopen. Iets leuks doen met collega’s, werkboeken lezen ’s avonds op de bank, een wandeling maken tijdens een conferentie, en bovenal werk doen dat me plezier geeft. Ik probeer werk en wat ik verder doe congruent te maken. Waardoor het elkaar versterkt, waardoor het samenvalt. Waardoor het geen ‘tijd van de baas’ en ‘eigen tijd’ is, maar allemaal eigen tijd die ik ook besteed voor het brood op de plank. Niks geen balans, niks geen dilemma: synergie.

Groet, Jaap

Vals Yang?

9 mei 2017


Beste Jaap,

Mooi thema snijd je aan. Zeker voor ons vak. Ik denk dat waken voor false balance voor ons vak ingewikkelder is dan voor de journalistiek. In de journalistiek kun je nog iets doen met feiten en de (wetenschappelijke of statistische) weging ervan.

Maar een organisatie is een dynamisch ding, zonder eenduidige wetenschappelijke waarheid. Wat waar is, wordt mede bepaald in een spel van continue beïnvloeding. En hoe weeg je daarin wat meer of minder waar(d) is?

Voorbeeldje. Jij hebt gestudeerd in de tijd dat Marx hip was. Een tijd waarin jullie de docenten naar huis stuurden en besloten dat jullie het zelf wel konden. Een tijd waarin de emancipatie van onderdrukten belangrijk was om een nieuw evenwicht te realiseren. In de ogen van de machtige was wat jullie deden vast een gevalletje false balance. Denk je niet? In ons vak heb je emancipatoire aanpakken die gericht zijn op het geven van een stem aan hen die geen of weinig stem hebben. Wij noemen dat niet false balance, maar het emanciperen van groepen, of het in evenwicht brengen van het debat of de machtsbalans.

Ander voorbeeld. We organiseren in veranderingen vaak de dialoog tussen verschillende gezichtspunten in de organisatie. We willen dan de wijsheid van de groep of de wijsheid van de minderheid te benutten. Daarvan wordt de (organisatie)wereld mooier en beter. Door de verschillende perspectieven in een systeem in dialoog te brengen met elkaar kom je tot betere oplossingen. Is het versterken van zwakke signalen, stem geven aan de minderheid creëren van false balance? Of is het juist goed dat we dat doen?

Een voorbeeld aan de andere kant van het spectrum. We staan vaak aan de kant van/ten dienste van het management. We adviseren hen over organiseren en veranderen. Helpen we dan om false balance voorkomen? Of hebben we dan te weinig oog voor de zwakke signalen, en helpen we alleen maar het dominante verhaal versterken?

Een paar dagen geleden hield Macron zijn overwinningstoespraak. Toen hij naar Le Pen verwees, werd er boe-geroepen. Hij maande tot stilte en gaf aan ook de stem van de ontevreden Fransen te begrijpen en te willen vertegenwoordigen. Maar natuurlijk geeft hij hen niet evenveel gelijk. Gevalletje false balance?

 Hier komt de acupuncturist in mij naar boven. ‘Evenwichtsvraagstukken’, en dus ook false balance, zijn niet zwart-wit. Je hebt altijd yin en yang, waarbij yang bestaat bij de gratie van yin en vice versa. Ze bestaan niet zonder elkaar. Ze zijn gelijkwaardig, maar zelden gelijk.Ik denk dat we in organisaties heel vaak vals yang of vals yin organiseren: te veel meebewegen met het ene of het andere. Met het idee dat we het juist goed doen om een specifieke stem te versterken.

Maar op grond waarvan beslissen we dat? Wie geven we die autoriteit? Zijn wij die autoriteit? En op grond van wat dan? Wellicht is het tijd om in ons vak te zoeken naar een nieuwe normativiteit hiervoor. Hoewel ook dat nog niet zo eenvoudig is.

Al hoorde ik vanochtend op de radio een prachtig voorbeeld. Een groep bestuurders en commissarissen uit grote beursgenoteerde bedrijven heeft een voorstel gedaan aan minister Kamp om een time-out mogelijk te maken voor bedrijven om, in geval van vijandige overname, alternatieven te kunnen ontwikkelen. Directe aanleiding is Unilever, die zegt goede alternatieven te hebben, maar die niet de tijd heeft om ze uit te werken. Van der Veer, vanochtend op de radio, gaf prachtig aan hoe zo’n time-out recht zou doen aan het meer Rijnlandse karakter van Nederlandse bedrijven om met alternatieven te komen waarin niet alleen shareholders, maar alle stakeholders en hun belangen worden meegenomen.

Waarom ik het een mooi voorbeeld vindt? Omdat het recht blijft doen aan het primaat van de aandeelhouder, maar tegelijkertijd er voor zorgt dat de stem van degene die in het geweld van het dominante verhaal dreigt te verliezen een kans krijgt.

Al denk ik dat Trump het een gevalletje false balance zou noemen …

Groet, Leike

False balance

30 april 2017


Beste Leike,

Ken jij het begrip ‘false balance’?
Het wordt gebruikt als in de media twee standpunten tegenover elkaar worden gezet waarvan het ene op veel meer bewijs rust dan het andere.
Nog geen tien jaar geleden was de katholieke Maria van der Hoeven minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Zij was er voorstander van dat ‘intelligent design’ onderwezen zou worden. Een opvatting die ervan uitgaat dat de complexiteit van de natuur alleen begrepen kan worden door een superintelligente ontwerper te veronderstellen. In de serieuze wetenschap doet men dit af als een teleologische pseudowetenschap en houdt men vast aan de evolutietheorie. Haar voorstel om dit in het lespakket op te nemen, heeft het niet gehaald. Maar haar redenering was curieus: er is geen keihard bewijs voor de evolutietheorie, het kan dus net zo goed anders zijn en dus haalde zij haar persoonlijke geloof en wetenschappelijke data een beetje door elkaar. Zij maakte een valse balans tussen de overeenstemming in de wetenschap enerzijds en haar persoonlijke overtuiging anderzijds.
Een false balance is ook klassiek rond de opwarming van de aarde. Trump ontkent dat er überhaupt sprake is van klimaatverandering en wijst naar het weer van die dag. Maar dat het klimaat verandert, daarover zijn wetenschappers het wel eens. De vraag die nog speelt is hoe dat komt. Een paar dozijn wetenschappers beweert dat er geen enkele relatie is. Zij wijzen erop dat het klimaat in de geschiedenis wel vaker is veranderd. Tienduizenden anderen (meer dan 95%), en met de grootste reputaties, gaan ervan uit dat het gedrag van de mens daarop van invloed is en.
Als je als journalist die twee tegenover elkaar zet als ‘gelijke’ meningen dan maak je een valse balans. Alsof het 50/50 is. De lezer denkt als gauw: Dit kan ik zelf niet narekenen of controleren, zie je wel ze zijn het niet eens, de waarheid zal wel in het midden liggen. En omdat gemak de mens dient is de opvatting dat je er geen verantwoordelijkheid voor draagt en dus ook niets hoeft te veranderen, wel zo aantrekkelijk.

Hoe kan het nu dat journalisten zoveel ruimte geven aan dit soort merkwaardige geluiden uit rommelzoldertjes van ideologisch gedreven wetenschappers? Ik denk dat het te maken heeft met een –op zichzelf- prachtbeginsel uit de journalistiek: Hoor en wederhoor. Het juiste vertrekpunt dat een verhaal meestal meerdere kanten heeft en dat –door die meerdere kanten te belichten- de lezer zelf de veelkleurigheid van de werkelijkheid ziet en zo veel beter geïnformeerd wordt. Hoe vaak gebruiken wij in ons eigen werk niet precies dit principe van meervoudigheid om nieuwe perspectieven te ontwikkelen op de vraagstukken van onze klanten? Bij conflicten gebruiken we zelfs begrippen als meervoudige partijdigheid juist omdat de verschillende perspectieven op zichzelf waardevol zijn en een goed conflict kan leiden tot vernieuwing, ontstoffing en ontstopping.

Dus vroeg ik me af of wij soms ook in zo’n false balance terechtkomen. Ik ben nu zelf bijvoorbeeld als adviseur bij een diep conflict betrokken geraakt. Iedereen die ik spreek probeert zo ongeveer mij in zijn kamp te trekken; dat is immers het meest logische perspectief voor de betrokkene. Voor hem of haar is duidelijk dat hij zelf heel redelijk is, maar dat de andere kant wel enorm fout bezig is.
Straks kom ik met de resultaten van mijn onderzoek. Daarin probeer ik de logica van alle standpunten goed te verwoorden. Om zichtbaar te maken dat ze allen een logische eigen waarheid verdedigen, maar ook om te laten zien dat iedereen eigenlijk op zijn eigen manier redelijk is. Ik zoek de balans. In de ogen van sommigen misschien ‘false’. Maar ik geef de inhoudelijke redeneringen van de verschillende betrokkenen weer; ik doe niet alsof het een tegen het ander wegvalt.
Kennen we eigenlijk voorbeelden van dat dat wel gebeurt in ons vak?

Groet, Jaap

Generatiekloof 2

20 april 2017


Beste Jaap,

Nog even over die generatiekloof. Want er is er natuurlijk nog een. Die met de generatie na mij. En die kloof wordt steeds kleiner. Waren oude mensen vroeger voor mij gewoon oudere versies van mijn ouders, nu zie ik wat er in die leeftijdsfase gebeurt. Niks oudere versie. Het is echt anders. Toen zag ik dat niet. Te ver van mijn jeugdige bed.

Maar inmiddels werpt mijn ouder worden zijn schaduw over de kloof naar de volgende generatie. Laatst zei iemand tegen me dat je ook op 70-jarige leeftijd nog opvliegers kunt hebben. Dat ze soms nooit meer over gaan. Toen ik jong was, interesseerde een opvlieger me geen barst. Had ik dit geweten, had ik er voor gekozen om een jongetje te worden!

Maar opvliegers zijn klein bier vergeleken met wat er allemaal nog meer gebeurt als je echt oud wordt. Hoe gezond je ook blijft, je verliest veel. Er komen steeds meer laatste keren: laatste keer dat ik auto rijd, laatste keer dat ik met de trein kan, laatste keer dat ik in dit museum geweest ben, laatste keer …

Met een beetje aanpassingsvermogen is dat nog wel te accepteren. Maar je verliest naarmate je ouder wordt ook je vermogen om te leven. Zelfs als je gewoon gezond bent. Heel langzaam gaat t kaarsje uit. Je verliest je vermogen om te schakelen, je krijgt niet meer zo makkelijk overzicht, beslissingen nemen wordt moeilijk, je regelt de dingen niet meer zomaar, koken wordt een opgave. Daarmee wordt gewoon leven en gewoon participeren steeds moeilijker.

Dat hoort er allemaal bij natuurlijk. En zolang je gezond bent, mag je er eigenlijk heel gelukkig mee zijn. Maar met die hele afbraak van de ouderenzorg en de thuiszorg gebeurt er iets heel ingewikkelds voor ‘gewoon gezonde heel oude mensen’. Het uitgangspunt is dat zolang je gezond blijft, je gewoon thuis kunt blijven en geen hulp nodig hebt. Maar je hebt eigenlijk hulp nodig bij t dagelijks leven. Want dat wordt steeds moeilijker. De gewone dingen worden te veel.

Eigenlijk heb je hulp nodig waar je niet om wilt vragen. Het is geen zorg, het is ondersteuning. En juist die vanzelfsprekende, kleine, bijna onzichtbare zorg is er niet, krijg je niet. Als je hulp nodig hebt, is het een zorgvraag. Maar deze ondersteuningsvraag valt niet onder zorg. Nu proberen we als familie in te springen, maar de ondersteuning bieden die echt nodig is, dat lukt niet goed. Echt oud worden is mede daardoor best lastig.

Zover is het natuurlijk bij mij nog lang niet. Ik voel me gewoon, met die steeds kleiner wordende kloof, af en toe een beetje oud. Gelukkig vond ik laatst een prima middel om de kloof weer te vergroten: het oppompen van mijn fietsbanden. Alsof ik tien jaar jonger ben, zo rap fiets ik weer!

Groet, Leike

Generatiekloof

10 april 2017


Beste Jaap,

Al een aantal jaren word ik empirisch geconfronteerd met de generatiekloof. Gebeurt vanzelf als je ouder wordt, natuurlijk. Maar ik denk nu dat ik hem doorheb.

Hij verschijnt langzaam, die kloof. Ik weet nog dat ik, toen ik echt jong was, dacht dat als je dertig was, dat je het leven dan begreep. Dat je dan wist hoe het leven werkte, dat het rustig en overzichtelijk was en dat je wist hoe je de goede keuzes moest maken. Nog nooit zo’n rommelig, onoverzichtelijk rotjaar gehad als mijn dertigste levensjaar. Ik weet nog dat ik mij met terugwerkende kracht bedrogen voelde. Dat was het moment dat de realiteit tot me doordrong: het wordt nooit echt overzichtelijk, je hebt je leven nooit echt in de hand, het loopt altijd rommeliger en anders dan je wellicht gewenst had.

Goed, ik heb ermee leren leven. Sterker, ik heb het omarmd als een van de schoonheden van het leven. Had je me op mijn twintigste verteld dat ik dat zou doen, had ik je niet geloofd. Niet ik!

In de jaren daarna klopte een ander kenmerk van de generatiekloof op mijn deur: de relativering. Thema’s en problemen kwamen voor de zoveelste keer langs; wat als een nieuwe oplossing werd aangedragen had ik al eens gezien. Neem nou voeding. Inmiddels is iedereen foodie en word je met de wildste ideeën over voedsel om de oren geslagen. Maar ik heb melk en zuivel als powerfood meegemaakt (al heette dat toen niet zo, maar het maakte wel dat we het elke dag in de klas moesten drinken); later werd het verguisd vanwege zijn verzadigde vetten en zout; nog later afgewezen omdat het niet bij de oermens paste; en nu komt het langzaamaan weer in beeld omdat het weliswaar verzadigde vetten bevat, maar wel de goeie. Iets soortgelijks (maar in verschillende volgordes) kan ik schrijven over suiker, eieren, vlees en kunstmatige toevoegingen.

Ik kan denk ik – door mijn leeftijd – inmiddels vier of vijf columns vullen met voorbeelden van onderwerpen die dit soort slingerbewegingen gemaakt hebben. Ook in ons werk komen en gaan de verandermodes. Hoeveel hebben we al niet terug zien komen?

Dit weekend las ik een artikel in de NRC over de millennials. Het is moeilijk voor ze. Keuzestress, geen zekere toekomst, alle mogelijkheden liggen voor ze open, ouders hebben ze altijd vrij gelaten en nu hebben ze het gevoel dat het allemaal altijd … <vul maar in>. Ik las het met plezier. En tot mijn verrassing met herkenning. Had je het mij en mijn vrienden – de verloren generatie – op die leeftijd gevraagd, je had dezelfde antwoorden gekregen. Natuurlijk in een andere context, zonder wifi, zonder mogelijkheid om ver te reizen, zonder al die andere dingen die van deze tijd zijn. Maar de twijfel, niet weten of je wel het goede kiest, niet zeker zijn of je er gelukkig van wordt? Allemaal zo over te plaatsen.

Dat is dus de generatiekloof! Niet een nieuwe generatie die je niet meer begrijpt, maar een generatie in een andere tijd, met hetzelfde soort vraagstukken, in staat om de wereld te veroveren. Het principe is me hartstikke helder: de wereld is van hen, maar ik begrijp hem beter. Voor mij is dat een buitengewoon prettige, rustige gedachte. Maar voor hen moet ik wel een heel oud, chagrijnig wijf zijn ….

Groet, Leike

Ambtenaar 3.0

24 maart 2017


Beste Leike,

Stoepranden. Dat woord komt van jou. We gebruiken het als we willen uitleggen dat je bij veranderingsprocessen niet alleen de richting goed moet aangeven, maar ook de grenzen van het proces. Het zijn de bandbreedtes waarbinnen mensen de ruimte hebben om eigen invullingen te maken. We zeggen ook weleens dat het verschil tussen leegte en ruimte nu juist bestaat uit de grenzen die het speelveld bepalen. De grenzen lokken de creativiteit uit.
Bij grenzeloosheid heb je geen enkel houvast aan de vraag of wat je doet zin heeft of gewaardeerd wordt.

Ik moest daar deze week weer aan denken toen ik de vraag kreeg van een gemeente om wat te doen in een moeizame verandering. Ze willen daar komen tot een organisatie met meer zelfsturing; ambtenaren die meer in samenspraak met burgers en bedrijven oplossingen zoeken voor de vraagstukken van de stad. Minder vanuit de hoogte en de regels en meer in dialoog. Ik zie gemeenten wel vaker oprecht zoeken naar hoe je je rol meer eigentijds kunt vervullen. Niet makkelijk, wel belangrijk.
Maar het hoe van de verandering lijkt geweldig ondoordacht. Het klinkt meer als: “laten we maar doen alsof het al zo is, dan wordt het misschien wel zo”.
Het management heeft er daar voor gekozen minder dominant te zijn in het aansturen van medewerkers. Uit een mailtje: “Zo hebben de directeuren bewust gekozen voor een gelijkwaardige rol tijdens de overleggen. Dit houdt in dat zij niet toelichten of onderstrepen op zo’n moment wat zij belangrijk vinden of reageren op wat er gebeurt.”
Hun veronderstelling is dat hun terughoudendheid vanzelf een meer pro-actief gedrag van medewerkers oproept. Maar wat er gebeurt is dat medewerkers hun mond houden, niet weten wat ze hiermee aan moeten en behoorlijk oncomfortabel naar het gehannes van hun managers kijken. Want die medewerkers snappen heus wel dat die gelijkwaardigheid weleens heel tijdelijk kan zijn.

Je ziet hier eigenlijk hoe mooi men onze begrippen werkelijk, wenselijk en mogelijk door elkaar haalt. De werkelijkheid is die van een organisatie met een geschiedenis, met mensen die bepaalde competenties hebben en die de weg weten in de klassieke bureaucratie. Mensen aan wie geleerd is goed binnen de regels te opereren en risico’s te vermijden. Werkend in een organisatie die politiek gestuurd is, die regels maakt en wetten uitvoert. Maar ook een organisatie in een steeds ingewikkelder omgeving, met steeds mondiger en deskundiger burgers, te weinig kiezers en steeds meer taken.
Daarom is het wenselijk dat de gemeente niet langer alleen OVERheid is, maar ook samenwerkingspartner en participant in allerlei ontwikkelingsprocessen. Dat vraagt om beter opgeleide, zelfstandiger opererende ambtenaren die soms risico’s nemen en die kunnen geven en nemen in hun samenwerking met anderen.
Als je deze werkelijk en wenselijk bij elkaar wilt brengen, is doen alsof het wenselijke al werkelijk is, weinig effectief. Je zult veel meer stap voor stap met elkaar in gesprek en proberend en knutselend moeten onderzoeken wat er mogelijk is. Managers moeten niet op hun handen gaan zitten, maar medewerkers helpen experimenten op te zetten, te doen en helpen evalueren. De mogelijkheden onderzoeken. En ook gewoon eerlijk tegen elkaar zeggen dat niet alles kan wat je zou willen. Omdat er tijd nodig is om te leren, ambtenaren te vervangen en vooral ook om te ontdekken wat je helemaal niet op die ‘ambtenaar-3.0-achtige’ manier zou moeten willen doen. Ik denk aan paspoorten verstrekken bijvoorbeeld.
Wat jij?

Groet, Jaap

Typisch gevalletje ondertussen

5 maart 2017


Beste Jaap,

Ik ben opgelicht. Ik heb een valse rekening betaald. Een stelletje slimmerds heeft een aantal enveloppen van een aannemersbedrijf dat voor mij een klus deed uit de postbus gejat, en de rekeningen die erin zaten, vervangen door identieke kopieën maar met een ander rekeningnummer. Zo’n gefraudeerde rekening is bij mij op de mat gevallen.

Ik heb keurig betaald. Ik had geen enkele reden om te twijfelen. Het bedrag en de op de factuur vermelde werkzaamheden klopten. Ik vond het wel een beetje een knullige rekening en ik vond het bijzonder dat de rekening in een blanco envelop zat. Maar goed, het bedrijf is onlangs van eigenaar gewisseld, dus ik dacht dat ze gewoon nog niet toegekomen waren aan mooi briefpapier. Vanwege die wissel was ik ook niet achterdochtig toen bij betaling bleek dat het rekeningnummer anders was. Logisch toch? Andere eigenaar, ander rekeningnummer.

Maar Ondertussen … Deze week werd ik gebeld door iemand van de fraudedesk van mijn bank. Of ik wist dat het rekeningnummer van een meneer De Graaf was? En of mijn aannemer het geld ontvangen had? Toen viel alles wat ik hierboven schreef op een andere manier in elkaar. Dit voorbeeld had in ons boek Ondertussen in de organisatie gekund! In mijn Ondertussen heeft zich iets afgespeeld wat ik in mijn goedgelovigheid niet heb gezien. Of wel gezien, maar met diezelfde goedgelovigheid weggeredeneerd heb. Ik heb de signalen gezien, maar niets mee gedaan. En nu werden ze onderdeel van een buitengewoon logisch verhaal: opgelicht.

Kan gebeuren natuurlijk. Rot, maar waar.

Interessant is hoe de banken hiermee omgaan.

De bank heeft de rekening bevroren vanwege verdenking van oplichting. Zij kunnen echter het geld niet naar mij terugstorten noch doorstorten naar de aannemer. Dat kan wel bij fraude, maar niet bij oplichting en dit is oplichting. Volgens de bank.

Op mijn vraag hoe ik had moeten weten dat hier sprake is van oplichting, gaven zij aan dat ik de verantwoordelijkheid heb om te checken of alles wel echt klopt. Zij zijn daarvoor niet verantwoordelijk.

Vroeger, voor IBAN, hadden ze blijkbaar die verantwoordelijkheid wel. Weet je nog, dat je een melding kreeg: ‘Deze rekening staat op naam van …, klopt dat?’. Met IBAN hebben ze dat afgeschaft. Je moet het nu zelf goed doen en anders heb je pech.

Ik vind dit een razend interessant fenomeen. De bank maakt van mij (en alle andere klanten) dus mensen die volledig rationeel-analytische afwegingen kunnen maken. Mensen die alles kunnen weten en controleren, die in staat zijn om achter de ‘gewone’ dingen te kijken en dat ook altijd doen. Voor de bank is er geen Ondertussen in de wereld van hun klanten mogelijk. Je kunt alles weten, alles afwegen en de goede keuzes maken.

Raar, want we – en oplichters in het bijzonder – weten allang dat mensen ‘bounded rational’ zijn en besluiten nemen op grond van regels die ze hebben afgeleid uit eerdere ervaringen. Wat ook heel logisch is, want zo werkt de wereld meestal gewoon goed.

Door de manier waarop de bank haar regelgeving heeft ingericht, organiseert ze dat het Ondertussen een speelplaats voor boeven en oplichters wordt. Niemand kan er bij behalve zij …

Groet, Leike

Big data en manipulatie

15 februari 2017


Beste Leike,

In Buitenhof vertelde Tom-Jan Meeus over een artikel op Motherboard: “The data that turned the world upside down”.
Daar is te lezen dat de Trumpcampagne gebruik maakte van een heel enge vorm van Big-data. Iemand is erin geslaagd informatie van facebookprofielen zo te koppelen aan de big five persoonlijkheidsdimensies uit de psychologie, dat er heel gedetailleerde psychologische profielen van alle Amerikanen ontstaan. Door vervolgens heel gericht boodschappen te sturen naar die passen bij zo’n profiel kun je aan micro-beïnvloeding doen. Zo kon team Trump per doelgroep –bijvoorbeeld zwarte introverte instabiele zorgvuldige mannen van tussen de 25 en 33 jaar- gerichte berichten sturen over met specifieke beschuldigingen tegen Hillary. Wat landelijk tegenstrijdig leek aan het optreden van Trump, kwam onder meer voort uit beïnvloeding van kiezers op een veel kleiner niveau. In de eigen bubbel hoor je wat je aanspreekt.
Ik kreeg de associatie met twee indrukwekkende romans die ik onlangs las. Velen kennen de Cirkel van Dave Eggers waarin hij beschrijft hoe een bedrijf dat een soort combinatie is van Facebook en Google gaandeweg een totalitaire greep krijgt op het gedrag van de hoofdpersoon en vele anderen.
Het andere boek is De zevende functie van taal van Laurent Binet. Hij schrijft een soort Umberte Eco-achtige detective die zich afspeelt onder Franse filosofen in de jaren tachtig. De kern is de zoektocht naar de sleutel van performatieve taal. Dat is taal die tegelijk onomkeerbaar handelen is. Als ik zeg: “ik waarschuw je” dan vallen taal en handeling samen. Je bent gewaarschuwd, of je wilt of niet. Performatieve taal is taal die macht in zich draagt. In het boek zijn politici op zoek naar die performatieve taalsleutel, je snapt waarom.
Het lijkt erop dat Trump iets gevonden heeft waarin zijn taal enorm machtig is. Hier kan zelfs Machiavelli een puntje aan zuigen!
Ik keek altijd naar de serie House of Cards waar een door en door machtsbeluste en immorele Frank Underwood het tot president schopt…. Een keurige schooljongen vergeleken bij het origineel van nu in het Witte Huis.

Ondertussen hebben we in Nederland ook een verkiezingscampagne. De partij Denk gebruikt trollen – neppersonages op social media – om mensen zwart te maken. Wilders fotoshopt politieke tegenstanders in een foute context. Het RTL-verkiezingsdebat wordt afgezegd omdat het frame voor VVD en PVV niet gunstig is.
De politiek verwordt tot de moraal van het betaald voetbal: Alles mag als de scheidsrechter het maar niet ziet. Soms ziet de scheids het echter toch en krijg je een schimmenstrijd over een zoekgeraakt bonnetje. Jouw verlies is mijn winst. Waarom zou je de bal spelen als op de man spelen zo makkelijk is?

Wat kan ik terugverlangen naar de tijd dat het maatschappelijk debat om de inhoud ging. Om ideeën, ideologie, tegenstrijdige opvattingen over waar het heen moet met ons land en de wereld? Politiek als ideeënstrijd?
Als ik vroeger voetbalde op een landje met de buurjongens deden we dat voor ons plezier. Het poorten van een tegenstander, een vliegend schot. En als we per ongeluk iemand hard omver liepen zeiden we sorry en gaven we natuurlijk hem een vrije schop. Sportiviteit.

Ik zie nu links en rechts politici zich zorgen maken over ‘de toon van het debat’. Mooi, ik stel voor dat ‘sportiviteit’ een kernbegrip wordt in de politieke moraal: het oneens zijn, maar de spelregels in ere houden.

Groet, Jaap

Mentaliseren kun je leren

8 februari 2017


Beste Jaap,

Een tijdje terug hoorde ik een interview met Jörgen Raymann. Geen idee meer waar het over ging, maar in het interview kwamen de korte twitterlontjes en de manier waarop de blijkbaar in de maatschappij aanwezige woede zijn vrije pad kiest over het internet. Raymann was daar nuchter over. Hij zei (en ik parafraseer): ‘Vroeger als je boos was, schreef je een brief. Dat kost tijd. In die tijd kon je nadenken, kwam er rust en relativering. Voor je de brief op de bus deed, was je genuanceerder en misschien werd de brief wel helemaal niet gestuurd.’ Wijze woorden. Raymann hield een pleidooi voor een nieuwe etiquette. Een etiquette die je leert om achter je device tot tien tellen nu de communicatiemiddelen dat niet meer voor je doen.

Ik denk dat ie het te klein maakt. Het is niet alleen emotie die we moeten beteugelen. Daarmee hebben we immers al dat moedwillig verspreide nepnieuws nog niet gereguleerd. Al die suggestief-beledigende plaatjes en hun effect niet ingedamd. Deze week was Wilders met zijn gefotoshopte afbeelding van Pechtold in het nieuws. Was dat niet-uitgestelde emotie? Nee. Het gaat om moedwillig, voorbedacht en georganiseerd verzenden van zo’n plaatje.
Datzelfde geldt voor al die Hitlerpersonificaties van bekende politici bijvoorbeeld. Of de sextingplaatjes die rondgaan in het eigen netwerk van een seksueel ontluikende pup.
De tot-tien-tel-etiquette voor internet reguleert dit niet. Dit soort uitingen zijn moedwillig, voorbedacht en uitgestippeld. Dat verklaar je niet met die openliggende onderbuik, toch?

Moeten we naast het reguleren van die emotionele reflex niet ook iets met het afwegen van de schade die jou lolligheid of vileinigheid kan hebben voor je iets de wereld in stuurt? Ik heb wel eens vaker over Wilders gezegd dat ik zijn ideeën nog tot daaraantoe vind, maar dat ik hem echt kwalijk neemt dat hij zich zo weinig rekenschap geeft van wat zijn woorden voor een groter effect hebben. Nou is Wilders een buitencategorie en ik heb weinig hoop dat hij zich van dit soort etiquette iets gaan aantrekken. Ik mik meer op de middenmoot die zich – omdat het technisch kan – zich Arjen Lubach waant, maar humor en belediging niet van elkaar kan onderscheiden.

Daarover denkend vroeg ik me af: zou het zo kunnen zijn dat ons vermogen tot mentaliseren verminderd raakt achter zo’n computer? Dat het vermogen om naast je eigen gedachten en gevoelens ook die van een ander voor te kunnen stellen, vermindert? Je vermogen om te weten wat de effecten van jouw gedrag op een ander kunnen zijn?
Omdat mensen niet in interactie met elkaar zijn en hun handelen dus ook niet relationeel zien, maar als statement. Vraagt dat niet een soort bewustwordingsproces? Een soort ‘mentaliseren kun je leren, zelfs op internet’?

Maar dat start met dat mensen in relaties gaan denken. En kan dat bij dit soort dingen? Volgens mij hebben we Marijke Spanjersberg nodig om deze puzzel mee te helpen leggen. Zij weet als geen ander hoe je in relatie dingen oplost. Dus Marijke, help! Hoe kijk jij hiernaar?

Groet, ook van Jaap,

Leike

Organisatievragen