Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

ING in de war

4 oktober 2018


Beste Leike,

Las jij het interview met de commissaris Breukink van ING in de NRC van 3 oktober jl.? Hij beklaagde zich over de manier waarop politici over de bank heen vielen rond de witwasaffaire die werd geschikt voor 775 miljoen. Politici doen dit uit eigenbelang sprak deze hoeder van het algemeen belang (…) en commissaris bij de bank die we onlangs met belastinggeld moesten redden.

Ik vind het een interessante kwestie vanuit ons vak. Het OM schikt de zaak met de rechtspersoon ING en slaagt er niet in om strafrechtelijk door te pakken naar personen omdat niet duidelijk is wie verantwoordelijk is. Ook deze toezichthouder zelf weet niet waar zijn verantwoordelijkheid ligt. Op de vraag of hij zichzelf aanrekent wat er is misgegaan antwoord hij: “Dat vraag ik me al maanden af. Ik ben er nog niet uit. Je kunt bij ING zomaar zeven partijen noemen die mogelijk verantwoordelijkheid dragen als er iets niet goed is gegaan: de mensen bij de afdeling compliance, het management, het bestuur, de interne en de externe accountant, toezichthouders, en wij als commissarissen.”

Nog even los van de voorzet voor open doel dat deze redenering dan ook opgaat voor als er dingen wel goed gaan en dat dus een salarisverdubbeling bij CEO Ralph Hamers misschien toch geen goed idee was; ze weten niet wie waarvoor verantwoordelijk is! Alleen voor de winst blijkbaar?

Nou had ik al eens gehoord dat de ING zichzelf regelmatig op de borst roffelde vanwege het innovatieve Spotifymodel, dus zocht ik even op hoe ze dat zelf omschrijven op banken.nl. Luister en huiver: “Het Spotify organisatiemodel wordt internationaal als voorbeeld gezien voor een flexibele, innovatieve organisatie. Het organisatiemodel werkt op basis van autonome teams die ieder verantwoordelijk zijn voor een stukje van het totale eindproduct aan de klant. Ieder team – squads genoemd – hebben een duidelijke missie en een producteigenaar in plaats van een hiërarchische manager. Deze organisatiestructuur heeft Spotify in staat gesteld om – ondanks de exponentiele groei – haar aanpassingsvermogen en innovatiekracht te behouden.”

Kijk, de hiërarchische manager gaat bij het grote vuil. Die hebben we niet langer nodig. We hebben alleen nog missies en producteigenaren, en er zijn squads, tribes en chapters. Net als bij suspecte motorclubs.

Ben ik nu een oude aftandse lul Leike? Ben ik niet meer van deze tijd als ik denk dat een organogram waarin je kunt afleiden wie verantwoordelijkheid draagt voor wat wel een handig hulpmiddel is? Ben ik uitgerangeerd als ik denk dat het helpt om na te denken over de samenhang tussen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden? Ben ik geheel verkalkt als ik denk dat verantwoordelijkheid van velen leidt tot onverantwoordelijkheid? En moet ik nodig met pensioen als ik denk dat een commissaris er is om toezicht te houden op de kwaliteit van het bestuur?

 

Zelf denk natuurlijk niet he? Zelf denk ik dat het OM gewoon de CEO moet vervolgen tenzij hij kan aantonen dat hij er niks mee te maken had. Ik denk bijvoorbeeld ook dat al die experimenten met zelfsturing en malle begrippen uit de motorbendewereld over een paar jaar zullen leiden tot een blozend wegkijken en hard roepen dat zij ook niet weten wie daarvoor verantwoordelijk was. Allemaal verhaaltjes om bezuinigingen goed te praten, nog meer inspanning te ontlokken aan medewerkers, de ratrace op te voeren. En dat met een sausje van democratisering, empowerment, autonomie en ultrasnel reageren op de markt.

En dan nog even terug naar de commissarissen. De mensen waarvan je verwacht dat ze sadder and wiser zijn. Dat ze tegen de bestuurder zeggen: “Zeg Ralph, kan jij je verantwoordelijkheid eigenlijk wel aan? Je maakt een modieuze zooi van een nette bank. Straks weten we niet eens meer wie op z’n donder moet krijgen als er iets misgaat. Maar hier ben jij verantwoordelijk voor. Dit jaar geen periodiek Ralph!”

 

Groet,  Jaap

 

 

 

 

Trinsieke motivatie

27 september 2018


Beste Leike,
 
Mooi, je pleidooi voor die extrensieke motivatie. Je beschrijft hoezeer we ons natuurlijk heel vaak laten leiden door onze omgeving in de dingen die we doen. En dat daar ook niks mis mee is. Organiseren en samenwerken gaat natuurlijk voortdurend om invloed op elkaar uitoefenen en kijken hoe je samen verder komt.
Ik vroeg me daarom af waar die nadruk op die intrinsieke motivatie in ons vak nu eigenlijk vandaan kwam. Mag ik proberen stukjes van de verklaring te geven?
Het neoliberalisme (VVD-er Klaas Dijkhof noemde dat overigens deze week een scheldwoord??) zet het individu centraal. Immers de homo-economicus maakt steeds individueel rationele keuzes en draagt zo bij aan de markt die alles eerlijk regelt. Kijk ook naar de manier waarop we allemaal onze eigen (individuele) keuzes maken als consument, hoe we ons pensioenstelsel willen individualiseren, hoe we zelf keuzes maken voor al dan niet groene energie, hoe we investeren in wegen voor individueel vervoer. De mens als autonoom wezen.
De jaren zestig. Ze brachten een culturele revolte teweeg die mensen losschudde uit vaste patronen die Nederland in de naoorlogse wederopbouw krachtig bijeenhield. De zuilen, verenigingsleven, rolpatronen, zuinigheid, gedrag en vlijt. Mensen emancipeerden en mochten steeds meer zichzelf worden. Allemaal mooie en unieke individuen.
In onze cultuur zijn we inmiddels als individu het schitterde centrum van de wereld. En met behulp van de postmoderne filosofen bouwen we ook nog onze eigen werkelijkheid.
Ja, waar moet dan motivatie vandaan komen? Van binnenuit natuurlijk! Gepassioneerde ontembare verlangens om ons bovenins Maslows piramide te ontplooien verwerkelijken in onze narcistische wereld.
Het is een ironische paradox als we ons realiseren dat al dat geïndividualiseerde verlangen vooral een weerslag is van een wereld die ons inpepert dat we op onszelf zijn teruggeworpen. Dat de nadruk op het individu een cultureel fenomeen is. Geert Hofstede die mooi vergelijkend onderzoek naar culturen deed, zag hoe onze Nederlandse cultuur en die van de Angelsaksen het individu een veel centralere plaats gaven dan de landen om ons heen waar de clan, de familie, de groep meer centraal stond.
 
Ik mocht ooit een discussie leiden over het vrijwillig levenseinde. Allemaal progressieve mensen die (net als ik) vonden dat het toch gek is dat dokters meer over je dood te zeggen lijken te hebben dan jijzelf. Ja mag toch zeker wel zelf bepalen of en wanneer je dood wilt? Interessant vond ik toen de inbreng van het Humanistisch verbond. Zij waren ook voor keuzevrijheid, maar niet die van het individu. Wel van het individu in samenspraak met zijn omgeving. Je komt niet alleen ter wereld, je gaat er ook niet alleen vanaf. Dat idee van fundamenteel niet alleen zijn, sprak me erg aan.
De fotografen Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek maakten prachtige fotoseries die tonen hoezeer individuen in hun kleding zich steeds conformeren aan groepen. Dat kenmerkt ons mensen toch? Bij een groep willen horen en je er tegelijk van en in willen onderscheiden?
 
Zou het onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie eigenlijk niet te simpel zijn? Ofwel vanbinnen, ofwel vanbuiten? Is het nou juist niet zo met alle betekeniscreatie dat het een voortdurend sociaal proces is waarin eigen impressies en onaffe ideeën schuren tegen die van anderen om gaandeweg tot (deels) gedeelde visies te komen? En zijn veel van onze oprecht individueel beleefde motieven niet een weerslag van de cultuur waarin we zijn opgesloten? Schrijf ik dit stukje omdat ik dat zo graag wil? Of omdat we hebben afgesproken elkaar regelmatig te schrijven? Ik denk eigenlijk dat ik tot het schrijven van deze ‘beste Leike’ trinsiek gemotiveerd was.
 
Groet, Jaap

Extrensieke motivatie

18 september 2018


Beste Jaap,
 
Mooi anti-SMART-pleidooi was dat. Helemaal eens. Precies waarom SMART niet werkt. We hebben meer van dit soort toverwoorden die niet werken.
Ik fulmineerde op deze plek al eerder tegen de zo wonderlijke focus op intrinsieke motivatie bij verandering. Een geplande verandering is voor medewerkers een extrinsiek gegeven, hoezo moet je daar intrinsiek gemotiveerd voor zijn? Ik vind het een soort veranderkundige luiheid. Maar goed, daar schreef ik al eens over.
In dit blog wil ik niet een pleidooi houden tegen, maar juist voor iets. Ik wil de schijnwerper zetten op extrinsieke motivatie. Ook extrinsieke motivatie is immers een vorm van motivatie. Wat mij betreft een heel belangrijke en onderschatte vorm. Een heel veel gebruikte ook. Zal ik je wat voorbeelden geven?
 
Mijn belastingpapieren invullen? Doe ik uit extrinsieke motivatie, omdat we hebben afgesproken met elkaar dat we dat doen en omdat er een autoriteit is die dat handhaaft. Mijn huis schoonmaken: extrinsieke motivatie. Het wordt namelijk anders zo’n bende. Naar de tandarts? Extrinsieke motivatie. ’s Morgens om zes uur mijn bed uit? Naar de sportschool? Plastic afval gescheiden aanleveren? Niet door rood rijden (en ook niet door heel donker oranje)?
Moet ik nog doorgaan?
Het mooie is: het is allemaal motivatie. Ik doe het allemaal netjes. Ben ervoor gemotiveerd. Maar niet intrinsiek. Het is niet diep van binnen mijn grootste wens. Het is gewoon handig, nodig, afspraak, gemakkelijk, verstandig.
 
Volgens mij moeten we erkennen dat we in verandering veel vaker en makkelijker mensen kunnen uitnodigen om die extrinsieke motivatie te gebruiken, dan dat we ze steeds maar uitnodigen om intrinsiek gemotiveerd te raken. Neem bijvoorbeeld veranderingen die zaken betreffen die medewerkers als ‘corvee’ zien: van die dingen die je er ook nog bij moet doen, terwijl je je werk aan het doen bent. Dat wordt nooit leuk, laat staan dat je er intrinsiek voor gemotiveerd raakt. Wat zou het heerlijk zijn als we dat met elkaar zouden onderkennen en de verandering er ook op zouden vormgeven.
Precies hetzelfde voor mensen die die verandering niet meteen zien zitten. Dat kan. Dat mag. Maar ja, het moet ook. Dus benut extrinsieke motivatie om mee invulling te geven aan de verandering. Dan went het vanzelf. Heerlijk toch? Niet eerst in jezelf zitten zoeken naar je intrinsieke motivatie, gewoon extrinsiek gemotiveerd die verandering in. Niks mis mee.
En voor iedereen die nu denkt dat het over externe druk of dwang gaat: da’s precies de valkuil die ik bedoel, precies de blinde vlek waar dit over gaat. Extrinsieke motivatie is motivatie. Als je denkt dat het over druk of dwang gaat, druk je niet op de motivatieknop, maar duw je vanuit je eigen wens door. Dat heeft niks met motivatie te maken.
Natuurlijk is er een tegen-kant: als je op de verkeerde extrinsieke knoppen drukt, krijg je geen externe motivatie, en kan intrinsieke motivatie zelfs verdwijnen.
 
Waar het mij om gaat, is dat we erkennen dat heel veel gebeurt omdat er een andere motivator is dan de intrinsieke. Zullen we die extrinsieke motivatie weer een plek geven in organisatieverandering? Dan kunnen we namen ook zoeken hoe we mensen kunnen ondersteunen om die extrinsieke motivatie in te zetten. Scheelt volgens mij heel veel energie. Die je toch maar mooi voor andere dingen kunt gebruiken.
 
Groet, Leike
 

Is SMART wel slim?

2 september 2018


Beste Leike,
 
Je weet dat ik al lang een hekel heb aan SMART-doelstellingen. Zo’n vreselijk acroniem waar de begrippen gezocht lijken bij een leuk catchy begrip. SMART of zoals wij zouden zeggen slim, dat is toch altijd een goed idee? Wie is er nou tegen slimme of smart-doelstellingen?
Ik dus.
Het lastige was, dat ik nooit goed kon uitleggen waarom ik zo ging steigeren van dat SMART. Ik kwam meestal met nogal onbeholpen verklaringen. Want ook bij mij gaat de conclusie vaak aan de onderbouwing vooraf.
Maar ik heb het te pakken. Ik weet nu waarom ik vind wat ik eerder ook al vond.
Wikipedia zegt dit over SMART: “De letters van SMART staan voor:[4]
·      Specifiek – Is de doelstelling eenduidig?
·      Meetbaar – Onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt?
·      Acceptabel – Zijn deze doelen acceptabel voor de doelgroep en/of het management?
·      Realistisch – Is het doel haalbaar?
·      Tijdgebonden – Wanneer (in de tijd) moet het doel bereikt zijn?
 
De supporters van SMART hebben er een bedoeling mee. Zij menen dat het helpt om heel concreet te omschrijven waar je uit wilt komen in bijvoorbeeld je werk, een verandering of een project. Hoe beter je dat lukt, hoe beter je op koers blijft en uitkomt waar je uit wilt komen. En soms is dat ook heel handig. Bijvoorbeeld  
als je een aannemer vraagt voor een verbouwing. Dan weet je precies dat het alleen de zolderkamer betreft, hoe groot de dakkapel moet worden en heb je ingeschat of de aannemer vakbekwaam is. Je hebt een duidelijke prijs afgesproken en dat het werk 1 oktober klaar moet zijn. Het zijn afspraken waar je elkaar aan kunt houden. Heel overzichtelijk.
Mijn bezwaar is dat SMART ook soms met het grootste gemak gebuikt wordt om sociale processen zoals veranderingen van gedrag en cultuur te sturen. Ik dacht, laat ik dat dan ook maar SMART formuleren:
·      Statisch. Er wordt een doel vastgesteld dat vooraf precies gekend kan worden. Het woord vast-stellen duidt het eigenlijk al aan. Een onbeweeglijk einddoel, dat bereikt worden ongeacht wat je ondertussen te weten komt.
·      Maakbaar. De onderliggende gedachte is die van de maakbare wereld. De omnipotente maker krijgt precies voor elkaar wat ie vooraf heeft bedacht. En zet dat ook door, ook als anderen daar andere opvattingen over hebben. Ingenieursdenken is zinvol in de stoffelijke wereld, in het sociale domein lukt het vaak niet.
·      Aspectgericht. Het project is vaak gericht op een deel van een groter geheel. Daarop ligt de focus. We gaan dat stukje aanpakken. Daar zit ook vaak precies het probleem. De systemische samenhang van het bedoelde aspect met andere onderdelen wordt onderschat en gaandeweg kom je erachter dat het deel zich helemaal niet zomaar laat veranderen zonder het geheel te betrekken.
·      Rigide. De kern van het SMART plannen is dat het strakke doel richting geeft aan de acties. En precies dat maakt dat je -voor je het weet- meer bezig bent met het afvinken van historische bedoelingen dan met beoordeling van wat nu adequaat zou zijn. Met de SMART-doelstelling heb je taal gemaakt waardoor je elkaar bindt aan abstracties die niet altijd meer passen op de concrete actualiteit.
·      Theoretisch. Yogi Berra zei ooit: “In theorie komen praktijk en theorie overeen, in de praktijk niet.” Ook daar wringt het. De doelen zijn theoretische doelen, vaak keurig verantwoordbaar geformuleerd. Goed over nagedacht en theoretisch in orde. Maar in plaats van dat je een theorie zoekt om een praktijk te verklaren, gebruik je nu een theorie om de praktijk naar je hand te zetten. Als de praktijk zich niet aan de theorie houdt, jammer voor de praktijk.
 
Zo’n acroniem helpt wel om je gedachten te ordenen, maar wat doe je als een letter mist?  Ik zou graag nog de letter N van Naief toevoegen, maar ja dat past er niet in…
 
Groet, Jaap
 

Zomergast Marleen Stikker

17 augustus 2018


Beste Leike,
 
Heb jij Marleen Stikker als ‘Zomergast’ gezien? Ik was er blij mee, interessante dame en prachtfragmenten!
Ik begon met een beetje scepsis te kijken. Eerder had ik Romana Vreede na een uurtje uitgezet omdat ik het gevoel kreeg dat ze alles acteerde, dat ze gewoon niet anders kon, zelfs als ze het wilde. Het werd me daarom te gepolijst, te perfect. Zij heeft natuurlijk geleerd om zich zo uit te drukken dat je het achter in een grote zaal ook nog ziet, maar met een camera op twee meter afstand vond ik het gewoon te veel.
De week erna was Louis van Gaal. Die wilde alleen maar over zichzelf vertellen, vindt zichzelf een heel bijzondere man. En passant liet hij bovendien zien wat een detaillist hij is; als de interviewer iets zei dat niet helemaal correct was, werd zij steeds verbeterd. Ongeacht de vraag of dat ook relevant was. Het kwam maar niet tot iets wat lijkt op dialoog. En dan liet Van Gaal ook nog fragmenten zien van films of programma’s die hij niet eens helemaal gezien had. Dat vond deze zelffeliciteerder niet noodzakelijk voor het illustreren van zijn tegeltjeswijsheden. Het leek me wel congruent om hem niet uit te kijken en er toch een mening over te hebben.
Dus toen Marleen Stikker afgelopen zondag uit de startblokken kwam, hield ik mijn hart vast. Ze was overduidelijk zenuwachtig, loensde een beetje waardoor je niet goed wist waar ze nu naar keek en ze was in aanvang nogal stuurs. Er kon in het begin geen glimlach af….

En toen kwamen de fragmenten! Stuk voor stuk prachtige illustraties voor haar enorm genuanceerd kritische en eigenzinnige denken. Je zag dat Janine Abbring er ook steeds meer zin in kreeg en er ontstond een Zomergasten zoals het bedoeld is: een boeiende gast die beelden laat zien die indruk maken, en dan ook nog in samenhang. En een spannend onderzoekend gesprek.
Marleen Stikker nam me ook voor zich in omdat ze Robert Musils De man zonder eigenschappen gelezen had. Het prachtboek waarin Musil laat zien dat werkelijkheidszin nuttig is, maar dat mogelijkheidszin enorme ruimte biedt. Dit inzicht hielp ons om in Onomkeerbaar de werkelijke wereld en de wenselijke wereld te verbinden door de mogelijke wereld.
Ook Stikker noemt zich een mogelijkhedenmens. Realistische analyses over wat er allemaal niet deugt, maar ook steeds ideeën over hoe je het toch weer beter kunt maken.
Het meeste indruk op mij, maakte een documentaire van Adam Curtis. Je zag een zaaltje waar mensen met een apparaatje een groen of rood signaal konden geven. Met dat signaal beïnvloedde je het spelletje ‘Pong’. Je weet wel, een soort primitief tennis met een balletje dat op en neer springt tussen twee bewegende schuiven. Met rood bewoog de schuif omhoog en met groen omlaag. Gaandeweg leerde de zaal hoe ze samen de schuiven zo konden bedienen dat ze als collectief het spel konden spelen. Ze leerden dit zonder overleg, puur door het te proberen, learning by doing.
De pioniers van Silicon Valley trokken hieruit de conclusie dat individuen door middel van internet konden komen tot een hiërarchieloze samenleving. Als het individu maar in contact met anderen staat en zo feedback op zijn eigen handelen krijgt, krijg je vanzelf optimale collectieve resultaten. Het sloot aan op het in Amerika zo populaire denken van Ayn Rand die egoïsme als deugd ziet en compassie als zwakte[1]. Zo paste het ook perfect in de neoliberale agenda waarin de markt het ordenend principe is voor de relaties tussen de individuen, die immers allen vooral op eigenbelang uit zijn.
Marleen Stikker laat mooi zien dat je het experiment ook heel anders kunt uitleggen. De mensen in de zaal werken samen, ze stemmen hun gedrag op elkaar af, ze leren van elkaar. Zo spelen ze een onbaatzuchtig spel. We zijn dus juist sociale wezens die met elkaar dingen mogelijk maken. Niet als individu, maar in relatie met elkaar. En waarschijnlijk snappen we nog niet half hoe we ons, met onder meer spiegelneuronen, voortdurend op elkaar afstemmen. Dat doen we voor een deel door te institutionaliseren: het geleerde verankeren in toekomstig handelen. Maar ook door rollen te verdelen en afspraken te maken. Door ruzie te maken en grenzen te stellen. Neem nu een organisatie, dat is toch heel veel meer dan een serie losse individuen?
 
Groet, Jaap

 [1] Nog even een voetnoot over Ayn Rand:  In The Virtue of Selfishness schrijft ze: “Als mensen dingen als vriendschap en familiebanden boven hun eigen productieve werk stellen, ja, dan zijn ze immoreel. Vriendschap, familieleven en menselijke relaties zijn niet primair in een mensenleven. Een man die anderen voorrang geeft, boven zijn eigen creatieve werk, is een emotionele parasiet.”

 

Heimwee

13 augustus 2018


Beste Jaap,

Vandaag schreef ik aan ons nieuwe boek over onmacht. Ik schreef over verandering van systeemregimes, hoe ingewikkeld dat verloopt en hoeveel onmacht dat met zich meebrengt. Op twee manieren. Het bestaande regime en de overtuigingen en waarden die daarbij horen, komt onder druk te staan door de ontwikkeling van een nieuw regime. We moeten loslaten wat vertrouwd voor ons was. Tegelijkertijd, het nieuwe regime is nog broos en vooral een idee en moet zich nog ontwikkelen en krijgt dus (nog) niet veel ruimte. Maar we weten helemaal nog niet hoe dat nieuwe moet, dat moeten we nog ontdekken.

Kortom, onmacht naar twee kanten.

 

Ik heb flink op die tekst zitten puzzelen. Het was best een klusje om dat goed op te schrijven. Dus eind van de middag mocht ik lekker buizen. Ik viel in een aflevering van Anthony Bourdains Parts unknown. Wellicht ken je hem niet, maar Bourdain was (hij is onlangs overleden) een beetje ruige, onaangepaste chefkok die over de wereld reisde om de culinaire wereld in andere landen zichtbaar te maken. Niet de mooie kant, maar de ruige kant. Heel mooie serie.

Het was de aflevering dat hij samen met Obama in Hanoi een kom noodles eet. Samen in een stalletje, met een biertje, kletsend over Vietman, reizen, eten en de wereld.

 

Ach, wat had ik toen ineens heimwee naar deze Amerikaanse president! Wat een toegankelijke man! Wat een gemak om zich in werelden te begeven die anders zijn dan Amerika (logisch ook wel als je woonde in onder andere Indonesië en Kenia). Wat een vermogen om te verbinden met verschillende mensen, om belangstellend te zijn en jezelf niet te groot te maken. Ik zat serieus met tranen in mijn ogen.

Ineens voelde ik in mezelf die onmacht van een regimeverandering. De wens om wat er was te houden. Ik wil het niet, dat nieuwe ‘ik ben de machtigste en de sterkste dus ze moeten me bewonderen en ik leg hen mijn wil op’-regime. Ik voel me onmachtig als ik zie wat er door dat gedrag in de wereld gebeurt, hoe leiders met zo’n houding op het podium gehesen worden alsof het normaal is, hoe in Europa gezocht wordt hoe hierop te antwoorden. Ik word boos als ik zie dat extreemrechts achter het Witte Huis demonstreert alsof ze door de president zelf gelegitimeerd zijn. Ik wil het niet.

 

Ik weet heus wel dat ik me ertoe zal moeten verhouden. Het is een regime dat in onze samenleving al aanwezig was, maar dat dankzij Trump nu aan kracht gewonnen heeft en wint, dat is nou eenmaal zo. Jij zei het in jouw brief al toen je schreef dat alles een transactie aan het worden is. Maar mag ik het oude regime terug? Het regime van met elkaar praten, je realiseren dat we in de wereld spanningen op moeten lossen door te praten, door de hand te reiken en toenadering te zoeken? Mag dat?

Maar het kan niet hè? Je kop in het zand steken is geen oplossing.

 

Ik vind het interessant en schrijnend om te zien hoe de hele wereld zoekt wat een goede manier van reageren is, wat je aan tegenkracht kunt organiseren en hoe je moet meebewegen. Het zijn interessante tijden. Maar ook tijden van onmacht. De antwoorden op dit machtsvertoon zijn er nog niet, er moet nog worden uitgevonden wat werkt. Er moet nog worden gezocht naar wat behouden kan worden uit het vorige regime.

 

De onmacht over wat er nu gebeurt zal wel afnemen naarmate de wereld  beter begrijpt hoe hier tegenwicht aan te geven. Maar toch, mag dat oude regime behouden blijven? Ik vind de wereld die daarbij hoort leuker. En die president die daarbij hoorde ook.

 

Groet, Leike

 

 

Zomer

8 augustus 2018


Beste Jaap,

De mussen vallen dood van het dak, zo warm is het op dit moment. Ik ben vrij. Wat een enorm pluspunt is bij deze hitte. Want van heel veel komt het op dit moment niet.

’s Morgens zit ik lekker in de schaduw in de tuin, oogst de rijpe vijgen, kijk hoe elke dag de druiven blauwer worden en hoe de blauwe druif nog steeds bloeit. Die warmte heeft zijn voordelen.

 

Mijn bramen pluk ik niet. Die zijn het domein van de vogels. Met name een jonge Vlaamse gaai heeft er de zang op. Gaaien zijn rovers. Rotbeesten eigenlijk, die niet aarzelen om de cake van je bord te jatten als je buiten koffie drinkt. Maar deze jonge gaai heeft nog de motoriek van een kind dat bij de F-jes speelt. Trouwens, ook het gebrek aan concentratie. Heel doelgericht vliegt hij naar de braamstruik, om vervolgens er net voor te landen, om zich heen te kijken en afgeleid te raken door een van de phloxen. Want die bewegen. In die richting hippend, bedenkt hij ineens dat hij voor de braam kwam, doet een poging om ernaartoe te vliegen, maar komt in de rozenstruik terecht. Om vervolgens op het dak van de schuur te landen en hard om zijn ouders te krijsen. Die natuurlijk niet komen, want het beest moet zijn eigen eten bij elkaar zien te scharrelen. Je kunt als ouders niet aan de gang blijven. Waarna zoonlief vervolgens de braamstruik weer ontdekt.

 

De vijgen oogst ik wel. Normaal moet ik het gevecht met de merels aan. Ze ruiken te lekker, dus zij hebben het eerder in de gaten dat ze rijp zijn dan ik. Maar dit jaar niet. Dit jaar is het het domein van een muisje. Een schatje. Komt over het muurtje van de buren geklommen, kruipt de boom in en begint gezellig aan zo’n rijpe vijg te knabbelen. Echt, ik word een sentimentele zak gelei van dit weer. Ik zou dat beest natuurlijk met een boos gebaar weg moet jagen, maar ik doe het niet. Ik probeer met haar af te spreken dat ze niet naar binnen mag. Dat buiten ok is. En vijgen bietsen ook. Maar in de winter bij mij binnen nestelen niet.

Zal wel niet helpen.

 

Laat in de avond loop ik nog een rondje door de stad. Soms dwars door het centrum waar het heel gemoedelijk is. Het is het tijdstip dat de restaurants nog vol zitten, maar de kroegen nog niet. Dat de pizzakoeriers hun deuren dicht doen, en de snackbars net open gaan maar nog geen dronken clientèle hebben. Soms loop ik door de buitenwijken en de parken. Waar mensen nog lekker met elkaar zitten te kletsen, op een stoepje of op een kleedje. Vaak loop ik even langs de mooiste gevelsteen van Utrecht: de bewegende uil. Of het feeënpaadje van het Janskerkhof, waar belletjes rinkelen als je er langs loopt. Om vervolgens iets afgekoeld thuis weer even in de tuin door te brengen. Nu samen met de muggen.

 

Zo breng ik mijn dagen door. Over twee weken begint het gewone leven weer. Ik kan me er even nog helemaal niks bij voorstellen. En waar heb ik mijn auto het laatst ook alweer geparkeerd?

 

Groet, Leike

CBR en Zweedse seks

16 juli 2018


Beste Leike,
 
Vorige week hoorde ik op de radio dat nogal wat kandidaten bij het afrijden zorgen voor gevaarlijke situaties. Soms gaan mensen op voor het rijexamen ver voordat ze de basisbeginselen onder de knie hebben. Het CBR, de rijksinstantie die verantwoordelijk is voor het verstrekken van rijbewijzen, bracht dit bericht naar buiten. De CBR-dame die geïnterviewd werd, vertelde dat er allerlei beunhazen onder de rijscholen zijn, maar dat hun boodschap vooral bedoeld was voor de consument. Die moet beter opletten waar hij zijn rijlessen boekt. Op de vraag of de rijscholen niet konden worden aangepakt, schoot de dame direct weer naar de consument die voor zijn eigen belang moest opkomen……
 
Het CBR ziet zichzelf als instituut dat beoordeelt of iemand mag rijden. Maar hoe logisch zou het zijn als je het rijexamen zou zien als een instrument in het kader van verkeersveiligheid? Het CBR als een instituut ter bevordering van rijvaardigheid? Daar is het rijbewijs toch voor bedoeld?
Als je het zo definieert wordt het de taak van het CBR om rijscholen te certificeren. Dan pak je de keten aan in plaats van je te richten op een stressmomentopname in de rijcarrière van de automobilist. Afrijden is dan niet meer dan een laatste check op de kwaliteit van de keten.
 
Die verantwoordelijkheid van het individu, als je het eenmaal doorhebt zie je het overal. Als individuele, geëmancipeerde burgers alert zijn en hun keuzevrijheid benutten, dan doet de onzichtbare hand van de markt zijn werk en veranderen organisaties zoals rijscholen vanzelf en dan komt alles goed. Als overheid hoef je dan alleen maar te bewaken dat er geen ongelukken gebeuren.
We schuiven op tal van fronten van overheidsgezag en een rol van de staat naar transacties tussen zelfstandige volwassen burgers. Het zit diep in de vezels van de samenleving, deze gedachte dat bij elkaar opgetelde mondige individuele burgers vanzelf de markt reguleren.
Nog een voorbeeldje: Mijn vriendin begeleidt enkele Syrische gezinnen, statushouders die voorlopig in Nederland mogen blijven en moeten inburgeren. Tot voor kort was volgens dezelfde ideologie het idee dat deze vluchtelingen zelf een inburgeringscursus moesten kiezen. De opleidingen die vroeger door ROC’s werden georganiseerd waren naar de markt gebracht. Vluchtelingen kunnen dan zelf een actieve keuze maken voor de beste inburgerondersteuner. Gevolg: een enorme terugval ik kwaliteit van de inburgering. Gelukkig heeft dit kabinet recent gezien dat dit niet werkt, al is het maar omdat het resultaat van inburgering (een geëmancipeerde autonome burger) er nog niet is als gekozen moet worden voor een opleiding.
 
Dat idee van die geëmancipeerde, weloverwogen kiezende burger zie je ook op een andere manier. We doen of je overal een transactie van kunt maken. Of je alle onzekerheid en ambiguïteit weg kunt halen als je maar contracteert. Neem de wetgeving in Zweden waar je sinds kort geen seks met elkaar mag hebben als je niet vooraf daar expliciete afspraken over maakt. Een poging om onderdrukking, aanranding en verkrachting te bestrijden. Voor de volledigheid, de bedoeling is natuurlijk goed, wederzijds plezier is een uitgangspunt. Echter, het spannende gehannes van een eerste keer, het spel van aantrekking en ‘hard to get’ en de spelkant van flirt en erotiek worden vervangen, of op zijn minst onderbroken, door een juridisch momentje. Je moet elkaar eerst expliciet toestemming geven. Dus ook seks wordt een contract tussen twee rationele volwassenen, in plaats van toestemming tijdens het spel waarin emoties en gevoelens centraal zouden moeten staan. Een rationele afspraak over emoties heeft iets gekunstelds.
Ook het modernistische idee dat we ‘eerst denken, dan doen’, de veronderstelling dat ons denken aan ons gedrag voorafgaat, is een rare vooronderstelling. Alsof we steeds eerst een besluit nemen om het en daarna uit te voeren.
Wij zetten ‘pragmatisch prutsen’ bij organisatieverandering centraal in Onderweg en Onomkeerbaar, omdat we vinden dat denken en doen elkaar afwisselen en elkaar verder brengen. Soms gaat het bedenken aan het experiment vooraf, maar hoe vaak word je niet verrast door spontaan handelen dat leerrijke inzichten oplevert of bedenk je iets terwijl je het probeert?
Is dat prutsen nou niet precies het soort uitzoekerij dat ook menselijke verhoudingen spannend en leuk kan maken? Niet als transactie, maar als creatief ontdekkend samenspel?
 
Groet,  Jaap

Survival of the fittest

8 juli 2018


Beste Jaap,

Mooi beeld, organisaties als subtiel maar niet intelligent bedachte ontwerpen die eerder zijn ontstaan door selectie van wat werkt, dan door toepassing van vooraf bedachte intelligente ontwerpen. Ik schrijf op dit moment aan een hoofdstuk over Gregory Bateson. Zijn zoektocht was naar een ‘ecology of mind’: als er sprake is van ecologie, dan zou er, volgens hem, ook een ecologie moeten zijn van de geest. Ik denk dat hij en Dennet het goed hadden kunnen vinden met elkaar.

Tegelijkertijd kijkt Bateson – denk ik, ik las Dennet niet – anders naar het fenomeen evolutie. Volgens Bateson betekent ‘survival of the fittest’ niet de overleving van de meest passende ‘soort’, maar het overleven van de meest kansrijke en succesvolle sets van ideeën. Ook hij bedoelt niet vooraf bedachte, rationele, geëxpliciteerde ideeën, maar pragmatisch bewezen heuristieken waarmee de soort en zijn omgeving overleven.

Zelf geeft hij het voorbeeld van het paard en de toendra: het paard leert zich aanpassen aan de toendra, maar de toendra past zich ook aan aan het paard. Die relationele, pragmatische combinatie wordt doorgegeven en is daarmee evolutionair succesvol voor zowel paard als toendra.

Het idee is – aldus Bateson – zo succesvol dat het kan worden overgezet naar onze gazons (de toendra) die we met grasmaaiers (de tanden van het paard) kort houden en met mest (de uitwerpselen van het paard) levend houden.

Hem dat zien vertellen (er zijn prachtige youtubefilmpjes over) blijft leuk. Je weet nooit of hij over dat laatste nou een grapje maakte of het serieus meende.

 

Zou Dennet die grasmaaier reversed engineering noemen? Dan geeft Bateson denk ik wel een veranderkundig handvat voor reversed engineering. Reversed engineering vraagt bewustzijn en intelligentie en als je Bateson volgt doe je er verstandig aan om die intelligentie te richten op het succes van het idee dat ten grondslag ligt van het geëvolueerde patroon, eerder dan op de afzonderlijke elementen van wat gebouwd is. Veranderkundig is dat spannend, want hoe vaak gebruiken we ontwerp niet door de afzonderlijke blokjes of poppetjes in een andere samenhang te brengen? Volgen we Bateson dan moeten we het succesvolle idee begrijpen en dat evolutionair verder helpen.

 

Ook omdat, volgens Bateson, de focus op afzonderlijke delen de evolutie niet helpt. Bateson ziet in alles relatie. Voor hem bestaan er geen individuen op zichzelf. Individuen zijn altijd een functie van de context en de relatie. Stel jouw zoon zit bij jouw in een leertraject, jullie relatie is daar een andere dan thuis. Jullie weten dat allebei en jullie gedragen jezelf ernaar. De groep verwacht dat ook van jullie. Als individu zijn jullie ingebed in die geëvolueerde patronen.

Bateson weer even doortrekkend, betekent reversed engineering dat je vanuit dat succesvolle idee werkt aan de samenhang der dingen binnen de context. Opknippen kan niet, want dan raakt de essentie van het idee zoek. Veranderkundig betekent het dat we steeds de delen binnen gehelen moeten zien en oog moeten houden voor het patroon dat het succesvolle idee verder brengt.

Verliezen we dat nu niet heel vaak uit het oog als we veranderen? Richten we onze focus niet te snel op afzonderlijke delen?

 

En tot slot: we zien discontinuïteit goed, maar verandering heel slecht. Die rot-reorganisatie weet iedereen nog, maar daarna is er – volgens betrokkenen – vaak niets veranderd. Ik leerde als acupuncturist dat ik bij een vervolgconsult altijd de hele rij van symptomen af moest gaan, omdat mensen verandering niet altijd merkten. Je moest wat eerder gezegd werd bewust in gedachte brengen, dan pas realiseerden ze dat iets anders geworden was. Ik doe dat de laatste tijd ook bij de verandertrajecten waar ik onderdeel van ben. Bijzonder genoeg is er altijd meer veranderd dan we dachten door onze focus op die discontinue verandering en het effect dat we ervan verwacht hadden. We zien vaak niet wat er sinds die tijd ook verandert was. In hele kleine stapjes, met kleine beetjes en misschien niet in de kern van de verandering maar in de periferie.

Maar hoort dat niet bij evolutie? Is dat niet hoe succesvolle ideeën vorm krijgen? Niet groots en meeslepend, maar klein en onzichtbaar. Tot ze zo gegroeid zijn dat er een nieuwe situatie ontstaan is.

 

De puzzel hoe je die discontinue, reversed engineering prikkel in een organisatie nou zo geeft dat er voldoende verstoord raakt om te zorgen dat al die succesvolle ideeën evolueren in plaats van stuk gemaakt worden. Dat goed doen, is moeilijker dan dit blogje bedenken. Omdat dit blogje een soort van reversed engineering is van wat Bateson zei, en zeker geen geen intelligent ontwerp ….

 

Groet, Leike

 

 

Ontwerp zonder intelligentie

14 juni 2018


Beste Leike
 
Ik ben het laatste boek van Daniel Dennett aan het lezen. Deze Amerikaanse filosoof heeft naam gemaakt met zijn jarenlange onderzoek naar ons bewustzijn. Over wat ons denken stuurt en wie we met ‘ik’ bedoelen. Met je denkvermogen je denken proberen te snappen, wat een paradox. Heerlijk gehersenkraak door een heel systematische betoogbouwer! Zijn laatste boek heet ‘Van bacterie naar Bach en terug’ en beschrijft de evolutie van de geest.
(Ik ben zo tevreden met mijn ’sabattical. Het geeft heerlijk de rust om dit soort boeken eens goed te lezen).
Dennett is een groot bewonderaar van Darwin, die ontdekte dat de biologie, ons hele leven, een bij elkaar gesprokkeld en geknutseld toevalswerkje is met waanzinnig mooie en superingewikkelde samenhangen en resultaten. De hele natuur is een enorm ingewikkeld ontwerp. En Darwin zag dat al die soorten en hun samenhangen zonder begrip, zonder intelligentie vooraf tot stand zijn gekomen en zich alsmaar verder ontwikkellen. De prachtige effectiviteit van een bacterie, die gebruik maakt van zijn omgeving, daar wat aan toevoegt en zo zijn eigen soort continueert, kun je zien als een geweldig subtiel ontwerp. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor kippen, tropische oerwouden en mensen. Deze prachtige ontwerpen zijn niet vooraf bedacht door een intelligente ontwerper, maar het resultaat van toeval, trial en error. Een selectieproces waarbij de input in essentie volledig ongericht is.
Dennet zet daar wat Alan Turing deed tegenover. Turing is de man die de eerste computer bedacht, ontwierp en bouwde. In tegenstelling tot de evolutie, ging aan wat Turing deed intelligentie vooraf aan het ontwerp. De dingen die Turing probeerde in zijn ontwerp hadden steeds een bedoeling, een gedachte, een redenering. Anders dan de natuur, heel doelgerichte engeneering.
Wat Darwin tot stand bracht noemt Dennett reversed engeneering. Op grond van wat je waarneemt maak je analyses over hoe het tot stand is gekomen. Je verklaart achteraf.
 
Hoe zit dat nou eigenlijk met ontwerp en organisaties? Vaak wordt aangenomen dat organisaties ontworpen zijn, dat er een bedoeling is en dat ze bestuurbaar zijn. Alsof de organisatie het resultaat is van engeneering.  Maar wat van een organisatie is echt vooraf bedacht? En wat is achteraf verklaard?
Wellicht is er in veel gevallen wel een eerste bedenker, een ondernemer of bestuurder die ergens brood in ziet en een beginnetje maakt, maar het vervolg van dat ontwerp is vaak een werkje van meerdere actoren. Die knutselen, verschillen van mening, proberen dingen uit, halen een hobbyhorse uit de kast of een overtuiging of trauma… ze bevallen af en toe van een inzicht en gaandeweg krijgt de organisatie zo samenhang, variëteit, geschiedenis, eigenschappen.
De organisatie als complexe biotoop is misschien wel met veel minder voorafgaande intelligentie gemaakt dan we meestal denken. Er is misschien lokaal wel begrip van gekozen oplossingen, maar niemand begrijpt het geheel. En is, deze redenering voortzettend, management dan niet vooral reversed engeneering? Als het goed gaat met de club: niks aan doen, ook al snap je niet precies hoe en waarom het goed gaat. En als het misgaat: proberen de snappen hoe dat komt (reversed engeneering) en daar wat aan doen?
Ontwerp zonder begrip, ik vind het een interessante gedachte, begrijp je?
 
Groet, Jaap

Organisatievragen