Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Intrinsieke motivatie?

3 juni 2018


Beste Jaap,

Ik was in Japan. Wat een prachtig land! En inderdaad, iedereen loopt de hele dag kleine of grotere buigingen te maken. De begroetingen, verontschuldigen en bedankjes vliegen je om de oren.

Ik leerde voordat ik richting Japan ging een beetje Japans. Net genoeg om een beetje te begrijpen wat er gezegd wordt. Maar dat begrijpen bleek niet zo makkelijk. De inhoud van een zin raakte verstrikt in al die beleefdheden die er bij de start en aan het eind aan toegevoegd werden. De feitelijke zin – met daarin de informatie waar ik naar op zoek ben – mompelen ze er tussendoor. Ik begreep zinnen die niet aan mij gericht waren, die ik bijvoorbeeld in de trein afluisterde, beter dan de zinnen die mensen naar mij uitspraken. In gewone conversaties staat het beleefdheidskanon iets minder hard.

 

Al die expliciete beleefdheid en aandacht maakte dat ik me de hele tijd afvroeg: zouden deze mensen nou intrinsiek gemotiveerd zijn om dat te doen? Is het intrinsieke motivatie waarmee mensen hier die hele berg beleefdheden over ons uitstorten? Zo ziet het er wel uit. Ze zijn vriendelijk en zorgvuldig, en met een enorm geduld en plezier blijven ze buigen en bedanken.

Of zou dit gewoon extrinsieke motivatie zijn? Dat ze thuis hun voeten op de bank leggen (of onder het Japanse tafeltje), even enorm mopperen en geen stom bedankje meer uitspreken? Zijn al die gokhallen, karaoke-bars en mangasexshops een uiting van te lang extrinsiek gemotiveerd buigen?

 

Ik ben al enige tijd gefascineerd door dat rare begrip intrinsieke motivatie. Want wat is het eigenlijk? Het is in ieder geval een toverwoord in de huidige verandermode. We vinden het belangrijk in organisatieverandering. Als mensen veranderen vanuit intrinsieke motivatie, dan krijgen we echte verandering.

Maar wat raar eigenlijk, want intrinsieke motivatie voor wat? Voor een verandering die iemand anders heeft bedacht. Een verandering waarvan iemand of ergens anders is bepaald dat het belangrijk is. Maar dat heette toch altijd extrinsieke motivatie?

Heb ik dat nou verkeerd onthouden of is hier iets raars aan de hand?

 

Ik zoek het even op. Intrinsieke motivatie: komt uit zichzelf in beweging. Extrinsieke motivatie: komt door externe prikkels in beweging. Ok. Heb ik dat weer even duidelijk.

En geplande veranderingen zijn externe prikkels, omdat anderen vinden dat er iets anders moet. De motivatie lijkt mij dus extrinsiek.

Er is in organisatieveranderland sprake van een heel briljante vorm van nudging! Omdat we vinden dat intrinsiek gemotiveerd zijn beter is, vragen we voor die extrinsiek gemotiveerde verandering gewoon intrinsieke motivatie!

 

Terug naar Japan. Is al dat groeten en buigen daar nu intrinsiek of extrinsiek? Noem je wat je vanuit je culturele opvoeding belangrijk vindt intrinsieke motivatie? Of is het culturele dwang en dus extrinsiek? Ik sprak een Japanse die een aantal keuzes in haar leven gemaakt heeft die voor haar familie niet altijd makkelijk waren. Zij gaf een scherp beeld van hoezeer de Japanse cultuur een collectieve cultuur is. Doen wat je graag wilt doen? Als je je hart volgt, dan komt het goed? Typisch Westerse uitvindingen. In Japan maak je daarmee je familie te schande. Dat doe je dus niet zo makkelijk. De prijs is namelijk hoog. Het toch doen, dat vraagt echte intrinsieke motivatie.

 

In Onomkeerbaar beschreven we hoe je als veranderaar prudent met geplande verandering om moet gaan, omdat het een vorm van dwang is. Iets wat uit een extrinsieke prikkel voortkomt intrinsieke motivatie noemen, vind ik niet zo prudent. Het is een vorm van sugar coating.

Het is ook een devaluatie van de echte intrinsieke motivatie. Die komt uit jezelf, kost moeite en vraagt echte keuzes die niet altijd makkelijk te maken zijn. Laten we het begrip daarvoor bewaren, in plaats van hem te kapen voor iets wat extrinsiek gemotiveerd is. Denk je niet?

 

Groet, Leike

 

AVG

23 mei 2018


Beste lezers van dit blog,

Dit keer geen brief van Jaap naar Leike of vice versa, maar een brief aan jullie. Op 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. De AVG stelt eisen aan de verwerking van persoonsgegevens en we zijn verplicht jullie te laten weten welke gegevens van jullie bij ons opgeslagen zijn.

 

Als abonnee van dit blog staan jullie met jullie emailadres bij ons geregistreerd. Wij gebruiken dit emailadres alleen om jullie te laten weten dat er een nieuwe blog is.

In het kader van de AVG moeten jullie hiervoor expliciet toestemming geven. Die vragen we je bij deze.

Je hoeft alleen iets te doen als je niet wilt dat we je emailadres gebruiken voor dit blog. Wil je dat ons dan laten weten of je uitschrijven met de knop unsubscribe uit de email die je altijd van ons ontvangt? Je emailadres wordt dan verwijderd.

 

Over twee weken komt onze volledige privacy policy op onze website, zodat je deze rustig na kunt lezen.

 

Binnenkort weer een blog!

Hartelijke groet van Jaap en Leike

Met de Franse slag

1 mei 2018


Beste Leike,

Ja, kennis is geen begrip: knowledge is not understanding. Zo is veel weten ook niet per se een teken van intelligentie en helpt theorie te vaak om een schijnwereld vorm te geven. Hoe verder van huis ik vaar met mijn bootje, hoe meer ik de enorme complexiteit van de wereld ervaar.

Ik vaar nu door Noord-Frankrijk. Aan de kanalen tref ik waanzinnig grote industriële complexen aan. Soms oud en verlaten; ik denk dat de sloop meer kost dan de grond waard is, dus blijft het decennia leeg staan. Vaak ook echt prachtig industrieel erfgoed. Menigmaal modern en vol in bedrijf en soms enorm verouderd en op een of andere manier toch nog werkzaam. Ik vermoed dat veel van die industrie te maken heeft met de landbouw en de mijnbouw in dit gebied. Vervoer verloopt via het  water.

Het tweede dat opvalt: de armoede. Heel veel leegstaande winkels in de dorpjes, grote lelijkheid in de architectuur, nauwelijks horeca (in Frankrijk!), slechtgeklede en veel ongezonduitziende, verwaarloosdogende mensen. Echt verdrietig. Het lijkt een beetje op de uitwassen van het industrieel kapitalisme in het oude Engeland.

Opeens snap ik ook iets van de politieke cultuur hier. De staking als terugkerend ritueel, de behoefte om vast te houden aan oude verworvenheden, de angst om overlopen te worden door Angelsaksische waarden, de heimwee naar Frankrijk als grote mogendheid. Hier in het noorden zijn de mensen al veel kwijtgeraakt en is men bang meer te verliezen. Misschien wel terecht. Dus op 1 mei schutten de sluizen niet. Op de Dag van de Arbeid ben je vrij!

Ik las hoe Macron tijdens de verkiezingen een (Whirlpool)fabriek bezocht in het Noord-Franse Amiens, zijn geboortestad. Marine le Pen was er eerder en beloofde de fabriek open te houden. Macron deed die belofte expliciet niet! Omdat hij niet wist of dat wel een reële belofte zou zijn. Ik vind dat stoer. Niet naar de mond praten, maar een eigen verhaal hebben. Leiderschap tonen. De Franse kiezer waardeert dat blijkbaar.

Die merkwaardige Macron die nergens op lijkt; niet goed past in links-rechts-schema’s, die tegen alle populisme in pleit voor Europa, die ingaat tegen gevestigde belangen. Hij heeft een visie en biedt daarmee hoop.

En dan dat bezoek aan Trump. Weet je nog dat hij Trump keihard in zijn hand kneep, toen Trump in Parijs op bezoek was? Een spelletje Baas-boven-baas om te laten zien dat je het spel van je tegenstander snapt. Op bezoek in Amerika toont hij zicht Trumps ‘buddy’, maar hij spreekt ook het parlement toe met stevige eigen standpunten en zorgen rond Amerikaans isolationisme. Hij zorgt met al zijn charme dat Trump zich niet verder isoleert en tegelijk probeert hij hem te beïnvloeden rond de Irandeal. The Donald kijkt tegen hem op. Knap hoor!

Dat is toch wel heel bijzonder aan Frankrijk. Met al zijn sociale ouderwetsigheid slaagt het erin het populisme terug te wijzen en zo’n bijzondere president te kiezen. Een president die met zijn visie Frankrijk en Europa weer wat zelfvertrouwen teruggeeft. En die stakingen van dit moment hier? Als je goed luistert is het meer een rituele reactie dan dat ze echt zullen doorbijten De Fransen snappen dat het 2018 is.

Ondertussen hoor ik uit de verte het gekrakeel in Nederland over zijtafel en hoofdtafel, over dat notities en partijstukken geen memo’s zijn, en dat de een niet weet wat een geheugen is en de ander zo behendig draait dat iedereen duizelig naar bed gaat.

Die Macron krijgt nog een hele kluif om de economie hier in Frankrijk te moderniseren, maar hij maakt wel heel veel snelheid door met zoveel verbeeldingskracht en moed aan de gang te gaan. Frankrijk neemt met al zijn gedoe positie in in de wereld en dat contrasteert nogal met memo’s onder die Haagse kaasstolp bij jullie.

Groet, Jaap

 

 

knowlegde ≠ understanding

22 april 2018


Beste Jaap,

 

Ik zie helemaal voor me hoe het kwartje valt, daar op die rivieren die je alleen van kaart en tekst kende. Mooi voorbeeld van ‘knowlegde ≠ understanding’. Wij laten toch altijd dat filmpje van Destin Sandlin zien, met zijn verkeerdom sturende fiets? Hij legt dat verschil prachtig uit: je kunt kennis ergens van hebben, maar dan begrijp je het nog niet. Hoe het echt is, gaat, werkt, eruit ziet, daarvoor heb je ervaring nodig. Sterker, net zo lang geoefende ervaring tot er sprake is van wat Alice Lam ‘embodied knowledge’ noemt: kennis waar je niet meer bij kunt, die in je lichaam is opgeslagen. Je bent onbewust bekwaam geworden.

Mooi dat ik jou nu als voorbeeld kan gebruiken! Dank!

 

Intrigerend eigenlijk wel, dat knowlegde ≠ understanding. Want knowledgde is geen understanding, maar van understanding kun je wel weer knowledge maken. Ons vak groeit aan de randen van de praktijk. De ervaring die daar wordt opgedaan kan omgezet worden naar voor iedereen toegankelijke kennis. Ik geniet altijd enorm van boeken waarin ervaring, reflectie en kennis in samenhang zichtbaar maken wat er allemaal gebeurt in de wereld van organisaties.

 

Gelukkig vindt de Orde van Organisatieadviseurs dit ook belangrijk. Jaarlijks reiken ze de Ooa-boek-van-het-jaar-prijs uit. De vakjury heeft een tijdje terug al de longlist bekend gemaakt.

  • Route circulair, Dionne Ewen, Lieke Ossenblik, Helen Toxopeus, Guido Braam
  • Imperfecte adviseur, Martijn van Ooijen, Thijs Homan, Aart Goedhart, Antonie van Nistelrooij, Barbara van der Steen, Marcel Kuhlmann en Mieke Moor
  • Vertrouwen in de slimme samenleving, Sander Klous en Nart Wielaard
  • In control? Thijs Homan
  • De management ideeënfabriek, Stefan Heusinkveld
  • Leren interveniëren in verwaarloosde organisaties, Joost Kampen
  • Professionaliteit in governance, Hans Strikwerda, Jaap ten Wolde
  • Handboek teamcoaching, Helpen zonder bemoeizucht, Martijn Vroemen
  • Iedereen verandert, nu wij nog, Hans Vermaak
  • Voorbij de eeuw van bureaucratie, Jan Herman de Baas

En er is een speciale vermelding voor: Werken in het wit, Mieke Moor

 

Prachtige boeken, van auteurs met hun benen in de praktijk en het vermogen om van ervaring kennis te maken. Op 5 juni weten we welke van deze tien genomineerden de vakprijs krijgt. De Ooa maakt er een feestje van.

 

Jij bent er dit jaar niet bij. Je gaat wat missen. De Ambachtsschool en de orde hebben samen een mooi programma gemaakt. De auteurs geven workshops waarin iedereen kennis kan maken met hun boeken. Tussen de workshops door reflecteren vooraanstaande vakgenoten op de literatuur en delen zij wat zij op dit moment interessante en inspirerende boeken vinden.

 

Iets om echt bij te zijn. En wat heel leuk is: als je je aanmeldt voor de middag via de Ambachtsschool, dan krijg je korting!

 

Ik wens je heel veel plezier met al die ervaringen die de komende tijd jouw kennis tot meer diepgang brengen. Wij gaan op 5 juni zien wie zijn ervaringskennis het mooist in een boek zichtbaar heeft gemaakt.

 

Groet, Leike

 

Onderweg

11 april 2018


Beste Leike,
 
We zijn echt op weg. Gisteren tot Schoonhoven gekomen en nu in the middle of nowhere bij een piepklein dorpje op een Zuid-Hollands eiland. Nooit bij aardrijkskunde begrepen waarom ze niet al die eilanden bij Zeeland hebben ondergebracht. Zuid-Holland is toch groot genoeg zonder die Zeeuwse eilanden?
Wat ik ook nooit begreep is hoe die grote rivieren lopen. Waar blijft de Rijn als ie een tijdje door ons land stroomt? Waar gaat ie dan in zee? Katwijk? Kampen aan de Zuiderzee? Waar komt de Waal vandaan? Wat een onbegrijpelijke delta! Al varend wordt het me duidelijker. De Rijn gaat gewoon halverwege de Lek heten en bij Rotterdam heet het dan de nieuwe Maas. Gewoon rechtdoor varen en alle rivieren komen voorbij.
Ik zit nu in een haventje met zeven bootjes. Binnen een half uur, met een boekje en een kopje thee, en mensen komen kletspraatjes maken. Niet zo gek, zondag in de bible belt, de stilte suist om je oren.
 
Onze boot leek wel op de zijne. Ja, dat is een mooie aanleiding voor een praatje, maar toen we naar het type van zijn schip vroegen, gaf hij de zelfgekozen naam. Stormvogel of zoiets. Doorvragen durfden we niet. Hoeft ook niet. Het gaat om het praatje. Hij vertelde dat hij uit een geslacht van binnenschippers kwam, maar dat bij een crisis in die branche zo’n dertig jaar geleden moest kiezen. Hij had een schip èn een huis de op de wal en kon niet langer beiden betalen. Dus verkocht hij zijn schip en zocht werk op de wal. Zo werd hij schipper op de heen en weer.
Dat was het veer waar we eerder verbaasd naar hadden gekeken. Een fors ding, half zo lang als het water breed was. Iets tussen een brug en een pontje in. Alsof ze ooit een tweedehands koopje op de kop hadden getikt. Oversized, maar  voor een mooie prijs.
 
Dertig jaar voer hij nu op dat pontje. Drs P. passeerde mijn gedachten terwijl hij het vertelde, maar daarbij dacht ik ook dat de drs over ‘de overkant’ sprak, een nogal overdreven voorstelling van zaken bij die oversized pont. Voor ik het in de gaten had vroeg ik de pontschipper of dat niet saai was… (Is dat onaardig om te vragen? Of misschien wel een heel eerlijke en empathische vraag? Geen idee, maar mijn associatie met drs P. vroeg zoveel aandacht dat de vraag eruit was voor ik er erg in had.)
“Boven was het wel eens saai, vooral op zondag wist je soms niet wat je aan het doen was” was het montere antwoord. “Maar de laatste jaren was ik ook vaak beneden, kon je met de mensen kletsen, gebeurde er wel eens wat.” Grappig, je zou zeggen dat de schipper boven het mooiste baantje heeft, maar beneden bij de passagiers is het blijkbaar leuker.
Hij had later nog wel teruggewild de binnenvaart in, maar de vrouw voelde daar niet meer voor.
 
Nu ik toch een echte -weliswaar voormalige- binnenschipper sprak, wilde ik wel eens weten hoe het kon dat we stroom tegen hadden, terwijl we naar het westen voeren. Dat had met eb te maken, maar ook met het stromen van de rivieren en de mate waarin de rivieren hoog staan en de mate waarin het spuien van het Haringvliet nodig is. Ook de wind speelt een rol. Ik gaf het snel op. Dit was te moeilijk.
Dertig jaar heen en weer in het midden van niks, stilte en leegte. Maar qua identiteit nog altijd binnenschipper, ook al liep het leven anders.
Meestal eindig ik zo’n briefblog aan jou met een pointe. Iets dat het verhaaltje rond maakt. Lukt me nu niet, ik denk dat ik een goed begin maak met mijn sabattical!
 
Groet,  Jaap

Het empathisch teveel

8 april 2018


Beste Jaap,

Nog niet zo lang geleden las ik het boek Het empatisch teveel van Ignaas Devisch. De ondertitel: Op naar een werkbare onverschilligheid. Devisch maakt in zijn boek zichtbaar hoe empathie niet de handigste drijvende kracht is om complexe vraagstukken op te lossen. Empathie is selectief van aard – je kunt je onmogelijk in iedereen inleven – en dus te eenvoudig om structurele problemen van grote complexiteit aan te kunnen. Empathie is onmisbaar in persoonlijke relaties, maar vormt volgens Devisch niet de basis voor de moderne staat, die zowel rechtsstaat als verzorgingsstaat wil zijn. Zo’n staat moet gebouwd zijn op de neutrale beginselen van rechtvaardigheid en solidariteit, beginselen die zonder aanzien des persoons dienen te gelden.

 

Het boek laat zich lezen als een kritisch weerwoord tegen de steeds sterkere roep om empathie als stuwende kracht voor moreel handelen. Het boek bracht mij een mooi tegenwicht tegen al die verontwaardiging, passie, woede en emotie waar we elkaar steeds vaker mee bekogelen om de ander te overtuigen, mee te slepen, voor je kar te spannen, in beweging te komen.

Het boek zet me ook aan het denken over hoe we dat in organisaties en organisatieverandering doen. Ook daar doen we vaak een beroep op passie, op intrinsieke motivatie, gedrevenheid en inzet vanuit gevoel. Hoe vaak doen we dat oneigenlijk of te makkelijk?

 

Ik lees bijvoorbeeld vaak dat mensen intrinsiek gemotiveerd moeten zijn voor een geplande verandering. Vanuit de aanname dat die vorm van betrokkenheid leidt tot gedragen veranderingen. Het lastige is alleen: intrinsiek gemotiveerd voor wat? Voor een verandering die iemand anders bedacht heeft. Vroeger heette zoiets extrinsieke motivatie. Toch? En dus lijkt dat appel op intrinsieke motivatie soms ook wel op sugar coating van de verandering.

 

Feedback is ook zo’n ingewikkeld ding. Alsof het delen van wat iets met jou doet, altijd helpend is. Laten we wel wezen: feedback waar je niet om gevraagd hebt, heet gewoon kritiek. En dat is toch wel heel vaak wat het is: iemand moet zijn eigen emotie of ergernis  over de ander kwijt, in plaats van dat hij feedback geeft op iets waar die ander wat van wil leren. En dan vinden we het gek dat elkaar aanspreken maar niet wil lukken.

 

Datzelfde geldt wat mij betreft voor teams waarin mensen denken dat als ze hun gevoelens delen, dat dat helpend is voor het groepsproces of de teamontwikkeling. Omdat ze ervan uitgaan dat hun gevoel een uiting is van iets wat op betrekkingsniveau in de groep speelt. Gevoelens benoemen = betrekking bespreekbaar maken. Zoiets. Maar is dat zo? Mijn gevoelens komen zeker vaak voort uit iets wat er in de groep speelt, maar ze zeggen lang niet altijd iets over het betrekkingsniveau in de groep. Ze zeggen veel vaker iets over mijn eigen hang ups, hickups en onzekerheden. Die hou ik maar beter bij mezelf. Ik help er een groep niet mee.

 

Een avondje reflectie op een mooi boek, levert mij zo een flink aantal voorbeelden die wijzen op empathische incontinentie in organisaties. Situaties waarin we empathie en gevoel als instrument inzetten in complexere contexten dan persoonlijke relaties en daarmee wellicht het vraagstuk eerder ingewikkeld maken dan tot een oplossing brengen. De komende tijd ga ik eens nadenken over hoe we daar als organisatieprofessionals iets meer hygiëne in kunnen aanbrengen. Hoe we het een beetje meer kunnen indammen, zodat we ook in organisaties kunnen werken vanuit een werkbare onverschilligheid.

En daar word ik dan weer heel vrolijk van. Of is nou te empathisch?

 

Groet, Leike

Marktisme

17 maart 2018


Beste Leike,

Die arme Ralph Hamers, krijgt hij zijn salarisverhoging van 50% niet. De ING-bank is nu door de kleinburgerlijke jaloersheidsmoraal veroordeeld tot de Jupilerleague van het bedrijfsleven. 
Een oranje leeuw die in zijn hempie staat….

Voorzitter van de Raad van Commissarissen Jeroen van der Veer (VdV) was toch zo duidelijk in zijn uitleg van het voorstel van zijn Raad aan de aandeelhouders: de arbeidsmarkt van top-CEO’s vraagt om een inkomen van 3 miljoen, dat is nog aan de bescheiden kant. Een Messi vraagt gewoon dat soort bedragen.

Echt interessant werd het in een radio-interview waarin de interviewer VdV vroeg waarom het andere ING-personeel er slechts 1,7% op vooruitging. Dat was volgens VdV omdat hun arbeidsmarkt anders is dan die van Lionel Messi en Ralph Hamers. Daarmee was volgens hem alles gezegd wat je erover kunt zeggen. Hij verwachtte wel wat gedoe, maar hij had goede argumenten, de waarheid aan zijn kant en het zou wel weer overwaaien.

Kort na zijn mededeling laaide een mediastormpje op. Koppen in kranten en politici die behoorlijk eensgezind uitspraken dat dit niet zou moeten mogen.

In commentaren was er niet alleen verbazing over de inhoud van het besluit: “Heeft wel men enige maatschappelijk antenne in die commissarissenbubbel?”, “Het lijkt meer op een provocatie dan een inhoudelijk slimme afweging.”, maar ook bij de timing. Want twee weken voor de gemeenteraadsverkiezingen hebben alle partijen er belang bij het Gesundenes Volksmepfinden te omarmen. En dat is, dat dit een schande is. Dus je kon erop wachten dat dit een storm zou worden.

Ook spaarders verrichten een beetje werk. Klanten van de ING stapten in veel grotere mate dan VdV verwacht had, over naar banken als Triodos en ASN. Zelf overwoog ik het ook. Ik heb – uit pure heimwee – nog altijd een rekening van de oude Postbank. Een waarvan ik het nummer nog uit mijn hoofd ken. Er staat bijna niks op. Dus misschien moest ik ook maar een statement maken.

Na vier dagen keerde de ING op zijn schreden terug. De onrust die was ontstaan was groter dan verwacht. Ralph Messi Hamers moest het met 2% doen. Een klein beetje meer dan de gewone ING-ers. Een groot deel van Nederland zag het besluit met tevredenheid aan. Niet alleen was een onbegrijpelijk besluit teruggedraaid, het is fijn om te zien dat de publieke opinie enige invloed heeft op deze uitvreters.

Eigenlijk gaat het mij in deze kwestie vooral om de dominante functie van de markt in onze samenleving. We zien hierboven een internationale arbeidsmarkt voor CEO’s, een nationale arbeidsmarkt voor gewone mensen, een kiezersmarkt waarin politieke partijen als ware marketingmachines opinies produceren om gaten in die kiezersmarkt te vullen. Dit alles verslagen door media, die in de strijd om oplages en kijkcijfers verhalen maken waarvan ze hopen dat er een markt voor is. En dat met gebruikmaking van een metafoor uit de sport waarbij de sport gemakshalve ook een markt wordt: de prijs van een topspeler en de biernaam van een competitie. En ondertussen doet de spaardersmarkt een onbekende duit in het zakje.

De markt is door de neoliberalen zo knap is geframed dat we marktwerking bijna zien als een neutrale natuurwet. Als onvermijdelijke ordening van sociale verhoudingen. Even onafwendbaar als de biologie, de zwaartekracht en het feit dat water nat is.

Hans Achterhuis schreef een aantal jaren terug zijn prachtige De utopie van de vrije markt. Hij laat daarin zien dat de markt geen natuurwet is, maar een door mensen gemaakt mechanisme. Een mechanisme waarvoor ook alternatieven te bedenken zijn. Denk eens aan al die productieve activiteiten die je doet omdat je het leuk vindt, die je doet van uit een intrinsieke motivatie. En hoeveel dingen komen niet tot stand zonder dat er geld tegenover staat of zonder dat er een marktaandeel moet worden veroverd?

Er is best veel niet-markt, niet alles is ruilen. Het zou mooi zijn als we dat wat meer in het snotje zouden krijgen en ons zouden realiseren dat de markt geen natuurwet is, maar een van de manieren waarop je maatschappelijke en economische verhoudingen kunt vormgeven.

groet, Jaap

 

Ayn Rand-achtige tijden

5 maart 2018


Beste Jaap,

‘If you don’t have steel, you don’t have a country’ twitterde Donald Trump afgelopen vrijdag in het kader van zijn voornemen om handelsbeperkingen op te gaan leggen aan andere landen. Door die tweet ben ik ineens in de utopische distopie (of distopische utopie, wat je wilt) van Ayn Rand terecht gekomen. Wat een rare gewaarwording!

Ayn Rands boek Atlas Shrugged (De kracht van Atlantis in het Nederlands) gaat over staal en spoorwegen. En vooral over het recht van de sterkste om onafhankelijk keuzes te kunnen maken en de schuld die zwakkeren hebben aan het feit dat ze zwak zijn. Het is een distopie en een utopie ineen. Veel Amerikanen lezen het als een utopie, maar voor mij is het minstens even deprimerende als 1984 of De Cirkel. De hoofdpersonen leven in een wereld waarin zwakkeren worden geholpen en om hulp mogen vragen. De helden in het boek streven naar een wereld waarin het recht is aan de sterksten die onafhankelijk hun keuzes kunnen maken, daarin niet belemmerd door wat dan ook. De mythische hoofdpersoon John Galt saboteert situaties waarin dat niet het geval is. Hij verricht ware heldendaden (of terreurdaden, het is maar hoe je het bekijkt) en laat zo zien dat als de sterksten voor zichzelf kiezen, de zwakkeren vanzelf verliezen. En dat is goed, medelijden en empathie zijn zwaktes.

Ik vind het een eng boek. Als empathie, zwakte, toeval en pech, en altruïsme en hulp niet meer kunnen, dan wordt de wereld heel eng. Het klinkt ook wel bizar in onze Europese ogen. Maar Rand is een van de meest invloedrijke filosofen in Amerika. Veel overheidsbeleid en het economisch beleid zijn op haar gedachtengoed gebaseerd. Alan Greenspan heeft in de tijd dat hij de baas van de Federal Reserve was, zijn hele handelen op het gedachtengoed van Rand gebaseerd. Ook Trump is in hoe hij praat en handelt schatplichtig aan dit denken. Ook bij hem geen meelij met de zwakkere. De sterken verdienen zijn respect (en hij is de sterkste van iedereen). Zijn voorliefde voor win-verlies-strategieën past hierin.

Dus wat gebeurt er nu ineens? Hij pleit voor handelsbeperking in staal? In Atlas Shrugged zouden Dagny (de hoofdpersoon), Hank en de geheimzinnige John Galt onmiddellijk een sabotage-actie bedenken om dit te voorkomen. Dat is namelijk ingrijpen!

 

Ik vind het boek van Rand om een tweede reden eng. Het is een eendimensionale wereld. De personages in het boek zijn karikaturen. Zo erg zelfs dat je aan de persoonsbeschrijvingen kunt zien of ze zwak of sterk zijn. De zwakken herken je aan uiterlijk (ze hebben zwakke trekken en geen krachtige lichaamsbouw), ze kijken je niet rechtstreeks aan en ze zijn stiekem. De sterken daarentegen zijn krachtig gebouwd, onafhankelijk en met open blik. Liefde? Dat bestaat niet, dat maakt zwak en afhankelijk. Vriendschap eigenlijk ook niet. Je wilt bij elkaar zijn omdat je de ander bewondert omdat hij voor zijn eigen doelen gaat.

Ah, misschien is het dat! Trump gedraagt zich naar zo’n karikatuur! Hij laat zien hoe sterk en onafhankelijk hij en heel Amerika zijn. Je gedragen naar een karikatuur past misschien precies bij de omvang van zijn snappertje.

Karikaturen brengen een wereld in gevaar die divers en complex is en waarin de wereldwijde samenhang der dingen vraagt om voorzichtigheid, respect, dialoog en begrip. En meer nog, vraagt om aandacht voor wat niet sterk, niet dominant, niet groots en krachtig is. Dat is wat we moeten beschermen. Tegen Trump en het gedachtengoed van Ayn Rand dat meesluipt met de Amerikanisering van de wereld. En dat is waar die handelsbeperking toch het meest op lijkt.

 

Groet, Leike

 

 

Mozaiekjes maken

19 februari 2018


Beste Leike,

 

Mijn vriend Rob heeft een huis met een enorme tuin. Daarin staan heel veel bomen. Ook dode. Bomen die hij zelf zaagt en klieft. Met enige regelmaat haal ik een karretje met openhaardhout bij hem op. Het hout is divers: beuken, berken, acacia’s, kastanjes en af en toe wat eik. Het maaltje dat ik bij hem haal is daarom altijd wat ongesorteerd. Als ik het in het houthok leg, is het een feestelijk rommeltje. Maar ik krijg het altijd wel een soort van passend en het ziet er altijd mooi uit.

 

Toen ik een dezer dagen het houthok vulde, realiseerde ik me opeens dat ik, terwijl ik stapel, steeds bezig ben stukjes een beetje zo te plaatsen dat ik maximaal de ruimte gebruik. Als in een mozaiek.

Wij gebruiken graag het woord ‘prutsen’ als wij het hebben over de concrete arbeid die nodig is voor organiseren of veranderen. Passen en meten, vallen en opstaan. Een iteratief proces met successen en mislukkingen. Sommigen gebruiken daarvoor het woord ‘puzzelen’.  Want ook dat is proefondervindelijk kijken of iets past. Maar puzzelen is toch wat anders dan prutsen. Puzzelen is een oplosssing vinden die iemand anders al bedacht had. De puzzelmaker heeft de oplossing, hakt die in stukjes en schudt ze zo dat jij een regenachtige zondagmiddag de verveling kunt verdrijven. Ook als ze sudoku, kruiswoord of cryptogram heten. Een puzzel klopt altijd en kent maar één goede oplossing.

Zo niet met de houtblokken. Die zijn niet prefab, maar gevormd door moeder natuur en de haktechniek van mijn vriend Rob. Met een houtblokkenmozaiek is de creativiteit van de maker de maat. Een mozaiekje maken past daarom veel beter bij het proces van organiseren dan puzzelen. Ons ‘organiseren als prutsen’ is dus eigenlijk vooral mozaiekjes maken. Je hebt altijd een resultaat, meer of minder efficient en meer of minder esthetisch.

En ja, net als met organiseren blijf je soms ook nog met iets zitten dat gewoon niet past. Dat krijgt dan een andere bestemming…

 

Groet, Jaap

Leren op school?

4 februari 2018


Beste Leike,

Ik mocht een workshop over veranderen verzorgen voor een conglomeraat van middelbare scholen. In de voorbespreking bleek dat er een plan lag waarin de gewenste verandering, de wenselijke wereld omschreven werd. Goede teksten, mooie plaatjes. Het was een gedragen vergezicht, velen waren het er erg mee eens … maar de beweging naar die gewenste wereld lukte niet zo goed.

Dus spraken we af niet zozeer aandacht te besteden aan die wenselijke wereld, maar om met name de werkelijke wereld eens goed te verkennen. Als je die niet snapt, is hij ook moeilijk te veranderen. Een verandering in een bestaande organisatie is immers meer een verbouwing dan een sloop- nieuwbouwproces. Je werkt in en aan iets dat al bestaat. Als je niet weet hoe dat precies in elkaar zit, is veranderen lastig.

Ik toetste datzelfde voorgesprek ook wat indrukken die ik eerder van onderwijsorganisaties opdeed. Die beelden konden rekenen op herkenning en we spraken af ook daar wat mee te doen.

 

Mijn beelden? Ik zie in onderwijsorganisaties twee nogal basale belemmeringen voor verandering. De eerste is dat – in tegenstelling tot andere professionele beroepen – in het onderwijs mensen elkaar heel weinig in actie zien. Wetenschappers reviewen elkaars publicaties, advocaten werken vaak in teams, rechters overleggen in meervoudige kamers, jij en ik doen graag samen projecten (ook met andere collega’s), architecten zien elkaars werk, dokters consulteren elkaar en komen vakgenoten tegen in patiëntenbesprekingen of in de operatiekamer. Maar docenten schitteren vaak in afzondering, in hun klas met hun eigen leerlingen. Ze zien elkaar slechts sporadisch lesgeven.

Als je elkaar niet aan het werk ziet, is het ook lastig om over je gedrag en dat van collega’s te praten. Hoe weet je eigenlijk of je het goed doet, als je daar nooit concrete feedback op krijgt? Hoe kun je leren van anderen, als je hen niet werkend meemaakt? En zonder die mogelijkheden: hoe kun je dan met elkaar stappen zetten naar een mooie toekomst?

Mijn tweede beeld heeft te maken met het feit dat veel onderwijs in de kern nog steeds op kennisoverdracht is gebaseerd. De docent draagt iets van zijn enorme kennisvoorsprong over op de leerlingen die voor het examen willen slagen waarin die kennis getoetst wordt. Hartstikke logisch. Dat goed getrainde vermogen van docenten om kennis over te dragen, wordt ook zichtbaar buiten de klas. Overleggen bijvoorbeeld krijgen vaak het karakter van elkaar lesgeven. Heb je elkaar begrepen, is het overleg ook klaar. Maar voor verandering is dat te mager. Veranderen eindigt niet met begrip van een wenselijke wereld, maar start daarmee en heeft dan nog een lange weg van keuzes en ontwikkeling te gaan.

 

Die ochtend legde ik de schoolleiders mijn beelden voor. Er was veel instemming en herkenning. Daarna hebben we de bestaande wereld in kaart gebracht, en gekeken wat er al veranderend behouden moest blijven, omdat het zonde zou zijn succesvolle kinderen met het badwater weg te gooien. Het gaf inzicht dat het waardevol is om niet alleen over Ist en Soll te denken, maar ook over Bleibt. Dat geeft niet alleen meer focus voor de veranderaar, maar het neemt ook anderen makkelijker mee als je weet dat heel veel lekker op zijn plaats blijft.

Ik vertrok goedgemutst, ze waren een slagje verder en ze zouden die middag nog met collega’s verderwerken.

 

De kwartjes vielen bij mij pas toen ik in de auto stapte. Was het wel zo goed gegaan?

Er was veel instemming over mijn beelden en over de waarde van de werkelijke wereld, maar eigenlijk kende niemand die werkelijke wereld echt. Het waren vooral teksten als: ”Het is een veilige school en dat willen we zo houden”. Maar op de vraag hoe ze dat dan deden, een veilige school maken, vielen vooral stiltes. Rijke beschrijvingen van hoe het echt werkte op hun school, bleven uit.

Kreeg ik hier nou precies weerspiegeld wat ik al eerder zag? Dat ook deze schoolleiders geen zicht hadden op hoe het in hun school echt werkte? Dat ze daarom in algemeenheden bleven hangen? Het was alsof ze op de gang het gesprek voeren over wat achter de gesloten deur van het klaslokaal plaatsvindt…

Een van hun voornemens was om geen nieuwe scholen meer te bouwen met reeksen klaslokalen, maar juist meer leren buiten klaslokalen te laten plaatsvinden. Dit op basis van mooie pedagogische en didactische redenen. Maar het schept ook ruimte voor docenten om meer samen te werken en om elkaar aan het werk te zien. Dat geeft een voedingsbodem voor meer natuurlijke en informele feedback en professionalisering. Misschien is juist wel dat de belangrijkste voorwaarde om hun betekenisgevingsmotor goed op gang te krijgen en komt het realiseren van verandering zo makkelijker en beter tot stand.

 

Groet, Jaap

Organisatievragen