Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Je zal ons maar in je klas hebben!

28 november 2021


Beste Jaap,

 

Tja, echt gezagsvolle bovenmeesters lijken Mark en Hugo niet meer. Maar je zal ons als bevolking maar in je klas hebben. Wat een opgave!

We kunnen allerlei factoren noemen waarom het gezag tanende is, maar misschien moeten we ook eens naar onszelf kijken. De coronacrisis laat weliswaar in versneld tempo de kaalslag zien van twintig jaar verzelfstandigen, verzakelijken en sturen op efficiency, maar misschien toont het ons ook de beperkte houdbaarheid van een aantal ideeën over het richten van gedrag.

 

Zo blijkt de Why nog niet zo richtinggevend. En dat terwijl juist nu die Why heel helder is. Gewoon met zijn allen zorgen dat we dat virus onder controle krijgen. De theorie zegt dat als de Why betekenisvol is, het voor ons makkelijk is om ons handelen erop af te stemmen. Bij de eerste lockdown voelden we hem allemaal, die Why, maar nu het allemaal langer duurt, vinden we het als bevolking toch lastiger dan de theorie ons belooft. Ons gedrag schiet alle kanten op.

 

Wat me brengt op een volgende tegenvaller. We blijken ook al geen zwerm die met minimale regels tot zelforganisatie komt. Zwermen, zo zegt de theorie, hebben maar een paar ‘regels’ nodig om toch ‘in sync’ tot samenhang en zelfsturing te komen. Bij vogels is dat zoiets als: vlieg ongeveer even hard, hou de afstand tot je buren in de gaten, en vlieg ongeveer dezelfde kant op als je voorgangers. Uit die simpele regels ontstaat de grote elegantie van die prachtige harmonieuze patronen van bijvoorbeeld een zwerm spreeuwen aan de zomeravondhemel.

Voor ons in coronatijd zijn de zwermregels: als het niet echt noodzakelijk is blijf thuis; vermijd drukte; als je klachten hebt blijf thuis en laat je testen, hou 1,5 meter afstand; en dan nog dat handenwassen en hoesten in je ellenboog. Makkelijk genoeg zou je zeggen.

Maar we zijn geen vogels. Velen gebruiken de regels om te kijken wat nog net kan en zoeken daarin de randen op, net te weinig afstemmend op wat nodig is voor het grotere geheel. We calculeren de winst toch erg graag naar onszelf toe, zoeken de ruimte die voor ons persoonlijk van belang is, en overtuigen onszelf dat wij best de uitzondering mogen zijn.

 

Nog zo’n tegenvaller: niet alle mensen deugen. En juist die mensen vinden dat ze als uitzondering niet krijgen waar ze recht op hebben. We worden – vaak geholpen door de (social) media – geconfronteerd met nare, niet-deugende gevaarlijke demagogen, rellers, onbeschoften en respectlozen die een steeds sterker stempel lijken te drukken op deze tijd. Er ontstaat een bijna toxische cocktail van individuele vrijheid en vrijheid van meningsuiting. Beide een groot goed, maar in deze spanning soms verwordend tot het betwisten of bevechten van elkaars vrijheid. Vrijheid die we voor onszelf opeisen, maar een ander soms niet gunnen.

 

Dit zijn tijden van belangenverschillen, schaarste en spanning. Tijden van rommelige oplossingen, van niet weten en het niet voor iedereen goed kunnen doen. Tijden waarin het voor niemand leuk is, maar waar we samen doorheen moeten. Tijden waarin we moeten aankunnen dat het niet altijd voor iedereen leuk of eerlijk is, dat harde keuzes gemaakt moeten worden terwijl we ook zacht moeten blijven met elkaar. En hoewel de meeste mensen zich – al dan niet zuchtend – aan de maatregelen houden, is het misschien ook tijd om een aantal opvattingen over onszelf te herzien. Ze passen misschien beter in tijden van overvloed en rust.

 

We kunnen niet alles wat gebeurt toedichten aan onze bovenmeesters. Misschien zegt wat zij doen wel meer over onszelf dan over hen en moeten we ook naar onszelf kijken. En misschien hebben we daar dan ook wat andere modellen voor nodig.

 

Groet, Leike

 

 

De bovenmeester kan geen orde houden

24 november 2021


Beste Leike,

 

Opeens viel bij mij het muntje. Het kabinet kan geen orde houden!

Onze nationale bovenmeesters Hugo en Mark doen hun stinkende best om de klas in toom te houden en uit te leggen dat het aan ons eigen gedrag ligt, maar de klas heeft ontdekt dat de beloften loos zijn, dat de prognoses voorspelbaar te optimistisch zijn en dat er geen koers en geen plan is, de kast ligt vol ongebruikte routekaarten.

Hoe kon het toch zo komen dat na een veelbelovende start als crisismanagers het kabinet nu de speelbal is geworden van een ongesorteerde partij maatschappelijke krachten? OMT-leden die in talkshows hun eigen visie geven, de baas der kroegbazen die vertelt dat hij zich niets zal aantrekken van maatregelen, burgemeesters die aankondigen niet te gaan handhaven, verpleegkundigen die code zwart zien komen terwijl het kabinet dat niet ziet, rellende jongeren, grote tekorten in de zorg en bij de politie? Een klimaat waarin redelijkheid in de discussie plaats heeft gemaakt voor verwijten en polarisatie over een vraagstuk dat van huis uit een apolitieke gemeenschappelijke vijand is?

Komt het omdat hun gezag ernstig is aangetast? Omdat er weinig verkiezingsstrijd was door Corona en er na de verkiezingen weinig veranderde? Omdat de toeslagenaffaire het vertrouwen in de overheid verder ondermijnde dan gedacht? Omdat het kabinet zo lang min of meer demissionair is en een nieuw kabinet een herhaling van zetten lijkt te worden? Zou het ertoe doen dat de premier gewantrouwd wordt door vrijwel alle coalitiegenoten? En dat het erop lijkt dat hij gewoon terugkomt terwijl zijn teflonlaag steeds meer krassen vertoont?

Komt het door de adviseurs? Een OMT dat vol zit met techneutische dokters, maar waar de verslavingsarts ontbreekt die verstand heeft van wat er gebeurt als je aan ingesleten gedrag komt? Dat er naast het OMT dwarse geluiden lijken te ontbreken, zoals bijvoorbeeld die van het Redteam, waarin ook deskundigheid op het gebied van onverwachtheden, complexe systemen, sociologie en wiskunde samenkwamen?

Of komt het door de zorgcapaciteit? De langjarige sturing op marktwerking en efficiency heeft de organisatie van de zorg zo fragiel gemaakt dat bij een crisis ontbreekt wat nodig is: redundantie, centrale sturing en gezagvol moedig leiderschap?

Misschien is de vraag inmiddels wel of je in een dergelijke situatie nog wel orde kan houden? Kan je polderend wel vat krijgen op een krachtenveld dat om snel en krachtig ingrijpen vraagt? Want ze zullen toch wel snappen dat zo’n crisis geen lineair verschijnsel is waarmee je kunt onderhandelen? De huidige maatregelen doen anders vermoeden: onsje mondkapje erbij, lockdown halfuurtje verlengen, op het terras geen code nodig maar als je binnen moet plassen wel. En of de intocht van Sinterklaas een doorloopactiviteit is of juist geplaceerd, beslist uw eigen burgemeester…

Je kunt toch niet finetunen als je nog geen 5% begrijpt van wat 100% van je handelen betekent? Dan krijg je maatregelen die in een ingewikkelde context als deze niet te snappen zijn. Terwijl alleen begrijpelijke maatregelen kunnen worden nagevolgd. Hoe kun je mensen verwijten dat ze regels niet volgen als die inmiddels geheel ze onbegrijpelijk zijn?

Het wrange is dat Hugo onderwijzer is. Eentje die almaar ijsvrij belooft in maart. En Rutte…, ik krijg het zo op mijn heupen als ik Mark “Actie, actie, actie” hoor roepen in Glasgow om daarna alleen maar holle woorden te verspreiden. Als een F-je dat technisch vaardig manoeuvreert op de vierkante meter, maar geen idee heeft waar het doel is.

Zo verwerf je geen gezag en zonder gezag geen orde.

De klas keet en joelt, wachtend op de vrije dag om te gaan schaatsen.

 

Groet, Jaap

Inspiratie en resonantie

16 oktober 2021


Beste Leike,
 
In mijn vorige briefblog vertelde ik je over mijn weerstand tegen inspiratie op bestelling. Alsof inspiratie een dienst is die je SMART ergens kunt afnemen. Dat stukje maakte nogal wat reacties los, vooral op LinkedIn, maar ook op Organisatievragen.nl. Ik ben altijd blij met inhoudelijke reacties, en ik schrijf ik daar vaak een antwoord op. Zo kan het gebeuren dat ik al antwoordend zelf weer op gedachten en ideeën kom.  En wat me nu gebeurt! Ik raak helemaal geïnspireerd op het thema inspiratie! Hierbij enkele gedachten die ik al reagerend op de reacties kreeg.

Inspiratie is toch vooral een anarchistisch verschijnsel: inspiratie laat zich niet plannen of commanderen, houdt zich niet aan hiërarchie, en duikt op als je het niet verwacht. Vaak eerder als je er niet bewust mee bezig bent dan wanneer je het najaagt. Inspiratie verschijnt in het Ondertussen, vaak juist als je met iets anders bezig bent. In die zin is inspiratie niet te managen. Inspiratie ontglipt de macht.

Inspiratie wordt geproduceerd door de geïnspireerde en niet door iemand die een ander ‘inspireert’. Zo klinkt het overigens soms wel in onze taal: ‘iemand heeft je geïnspireerd’. Maar JIJ raakt geïnspireerd, die ander kan dat niet maakbaar veroorzaken. Het is mij meer dan eens gebeurd dat het zaad van mijn gloedvolle betoog bij een groep dood en ontluisterend op de rotsen belandde. Je kunt dus iemand wel infecteren of schofferen, je kunt zelfs iemand motiveren (met wortel en stok), maar je kunt niet gericht inspireren. Inspiratie is eigendom van de geïnspireerde.
Iemand reageerde door te zeggen dat de blog bij haar “resoneerde”. Toen ik haar vroeg of ze aan Hartmut Rosa refereerde, zei ze die niet te kennen. En toch was dat woord ‘resoneren’ voor mij weer heel inspirerend. Sinds de zomer bijt ik me vast in “Resonance, a sociology of our relation to the world” van Rosa. Een paar bladzijden per dag is mijn rantsoen en mijn taks. Het is een knoeperd van een boek van 459 bladzijden met geen woord teveel. Niet makkelijk geschreven, maar wel een heel knap en systematisch betoog. Rosa stelt resonantie tegenover het oudere sociologische begrip vervreemding. We leven in een versnellende tijd en onze relaties tot onze omgeving worden almaar instrumenteler en stommer (mute) en daardoor vervreemdender. Die vervreemding kunnen we bestrijden en verkleinen door onze verhouding met onze omgeving resonanter te laten worden. Die omgeving, de wereld is volgens Rosa alles wat we niet ‘ik’ noemen. Als een relatie aan beide kanten verandering teweegbrengt, spreekt Rosa van resonantie. Dat type relatie noemt hij een antwoordrelatie. We herkennen resonantie als muziek ons ontroert, als een gesprek je dichter bij elkaar brengt, als we met ons engagement iets teweeg kunnen brengen of bijvoorbeeld als ons lichaam tevreden voelt na inspanning.
Vind je het niet geestig dat ik een briefblogje aan jou maakte over inspiratiebestellingen terwijl ik nog geen enkele link had gelegd naar het kolossale en inspirerende boek dat ik probeer te verteren? Want alles wat ik betoogde over inspiratie geldt natuurlijk ook voor resonantie.
Soms word je blijkbaar geïnspireerd zonder dat je het in de gaten hebt.

Groet, jaap
 
 
 
 

De inspiratiebestelling

13 oktober 2021


Beste Leike,
 
Gisteren kreeg ik een mailtje van een collega-adviseur. Of ik met haar wilde meedenken over een inspiratiesessie. Zij was door een ‘eventmanager’ gevraagd of ze een uur wilde spreken over organisatieverandering voor een grote publieke organisatie.
Hoewel ik het leuk vind om na te denken over een goede boodschap voor specifiek deze organisatie, voelde deze vraag niet goed. Na een nachtje slapen weet ik waarom.
 
We werken op dit moment samen bij een ouderenorganisatie die staat voor een ingewikkeld organisatievraagstuk. Een van de essentiële problemen is een structureel tekort aan personeel. Diep in de organisatie, in de teams die aan het bed staan, werkt dit door in een te hoge caseload, in eindeloos schuiven in roosters, in gevraagd worden wederom een avonddienst over te nemen omdat een uitzendkracht niet kwam opdraven. Dat gaat min of meer goed, omdat al die mensen hun bewoners niet zonder zorg willen laten. Hun liefde voor de cliënt houdt de zaak nog een beetje bij elkaar. Maar het is ook roofbouw op de medewerkers.
Vragen die mensen om inspiratie? Natuurlijk niet, die vragen om leiders en managers die dit probleem oplossen (en overigens begrijpen ze best dat dit niet makkelijk is).
 
Reeksen kabinetten hebben in hun neoliberale ideologie van meer markt en minder staat onze publieke organisaties stuk voor stuk uitgehold. Personeelsproblemen zien we niet alleen in de zorg, maar ook in het onderwijs, de kinderopvang, de politie, het leger, bij gemeenten en uitvoeringsorganisaties van het Rijk. Het gaat niet (alleen) om beloning, maar meer nog om het aanzien van het beroep, de enorme werkdruk, en de soms ingewikkelde relaties met burgers in een onverdraagzaam maatschappelijk klimaat.
Los je dat op met inspiratie?
 
Zo’n inspiratievraag voelt ongemakkelijk als medewerkers die hun werk doen met ontbrekende condities. Het idee dat medewerkers inspiratie nodig hebben, legt vraagstukken bij degenen die het niet kunnen oplossen. Inspiratie voor anderen organiseren is suggereren dat zij een inspiratie- of motivatieprobleem hebben, alsof er bij hun iets mis is. Als het je fors zegt: blaming the victim.
 
Dus als die publieke organisatie onze collega had gebeld met de vraag: “Kun je helpen om te kijken hoe we zorgen dat onze organisatie kan functioneren en veranderen onder heel lastige omstandigheden?”, dan zou ik graag met haar meedenken. En wie weet inspireert dat. Maar inspiratie op de gevraagde maakbare manier proberen toe te dienen, helpt niks bij het oplossen van de problemen.
 
Groet, Jaap

Vijf over twaalf?

17 augustus 2021


Beste Leike,
 
Toen jij de hoop uitsprak dat we de klimaatcatastrofe net als Corona krachtig en eensgezind zouden aanpakken als een echte crisis, benoemde je eigenlijk het allergrootste veranderkundige vraagstuk van onze tijd. We moeten onze hele manier van leven en werken veranderen om te voorkomen dat de wereld in een paar decennia helemaal naar de ratsmodee gaat.
 
Nou is dat inzicht allesbehalve nieuw. We hoorden die boodschap al van de Club van Rome, een internationale groep wetenschappers die 1972 kwam met het beruchte rapport ‘Grenzen aan de groei’. Daarin waarschuwden ze al dat we de aarde zouden uitputten en verpesten als we in het toenmalige tempo van economische groei door zouden gaan. En ik vrees dat we ons alleen maar meer zijn gaan richten op die groei.
 
Er zijn door de tijd heen steeds wetenschappers geweest die met alle beschikbare kennis rekenden en voorspellingen deden. Geen leuke, welkome voorspellingen, maar onheilsboodschappen die steevast kunnen rekenen op alle mogelijke veranderweerstand. Ontkenning van de feiten, verdachtmaking van de bronnen, presentatie van ‘alternatieve feiten’, ontkenning dat de mens er iets mee te maken heeft, verklaren dat het klimaat een linkse hobby is (net overigens als Corona), of vooral uitleggen dat we er heus wel wat aan gaan doen, maar dat het wel ‘haalbaar en betaalbaar’ moet blijven.
 
En dat terwijl de boodschap van wetenschappers niet milder wordt. Ieder IPCC-rapport is somberder en alarmistischer over de klimaatontwikkeling: de temperatuur stijgt toch nog sneller, de effecten zijn nog onvoorspelbaarder en gevaarlijker, de bewijsvoering omvat nog weer minder onzekerheden. Maar op de een of andere manier staat de klok iedere keer weer op vijf voor twaalf, met de suggestie dat we nog net op tijd zijn. De suggestie dat we de kladderadatsch kunnen afwenden als we nú in beweging komen. Die vijf-voor-twaalf-berichten zijn alsof de klok stilstaat terwijl de tijd tikt.
Er lijkt een achterliggende veranderkundige redenering te zijn dat er altijd perspectief moet blijven. Dat alarm slaan gekoppeld moet zijn aan de boodschap dat het nog net niet te laat is om wat te doen, dat als we nú in actie te komen en we de megarampen net kunnen afwenden. Dat we de radeloosheid niet moeten laten zien omdat angst demotiveert.
 
Misschien speelt bij het schrijven van zo’n rapport ook wat dat wetenschap een rationele bezigheid is. Een bezigheid van bij de feiten blijven, niet overdrijven en duidelijke betooglijnen. Zo blijft de wetenschap het meest betrouwbaar en onpartijdige aanreiker van de data waar anderen wat mee zouden kunnen doen. Emoties horen bij samenleving en politiek, niet bij wetenschap is de redenering. Alsof emotie de wetenschap ondermijnt.
 
Maar ik ben nu juist heel blij met wetenschappers die hun buikpijn laten zien, hun wanhoop. Ruim twee jaar geleden sprak ik mijn bewondering uit voor de Groningse poolonderzoeker die van het smeltende ijs in pure paniek was geraakt. Ik was geraakt door die menselijke emotie van iemand die echt weet waar hij over praat. Zijn angst dat het flink na twaalven is.
Afgelopen zaterdag publiceerde NRC drie interviews met klimaatwetenschappers. Susanne Moser (Harvard, Stanford, MIT) verklaarde onder meer: “Er is veel wanhoop, verdriet, zelfs rouw-achtige emoties bij mijn collega’s en mijzelf. In een recente enquête die wij uitvoerden bleek dat 80% van de onderzoekers en professionals die aan klimaatadaptie werkt, burn-outverschijnselen heeft…Ik spreek veel collega’s die wanhoop uiten, angsten hebben, deels omdat ze zelf kinderen hebben, en deels omdat zijn heel duidelijke zien wat voor ramp er aan de hand is”. Ik vind dit een ontroerende en moedige tekst omdat ze ons even in de hete keuken laat kijken van de ogenschijnlijke koele rapportenfabricage.
 
Want feit is jammergenoeg, dat die onafhankelijke, rationele toon niet werkt. Misschien wel een beetje, maar lang niet in de mate die nodig is. Als we echt het alarm aan willen zetten, de urgentie van de crisis laten voelen, moeten we uit een ander vaatje tappen. Aristoteles gaf de drie elementen van een goed betoog: logos, pathos en ethos. Logos in de inhoudelijke argumentatie, ethos in de geloofwaardigheid van de spreker en pathos betreft de emoties die worden opgeroepen. We gaan, ben ik bang, het klimaat alleen als een echte crisis aanpakken als we de emoties van degenen die er ook het verstand van hebben, echt voor ons kunnen zien. Zoals ook beelden van overstromingen in Limburg of branden in Canada, Australië en Zuid-Europa meer spreken dan grafieken. Ik ben bang dat de regering anders de afstandelijk rationele toon van deze rapporten opnieuw gebruikt om het tot een technocratisch-pragmatisch vraagstuk te maken dat de echte urgentie op afstand houdt. Omdat de focus op haalbaarheid betaalbaarheid het zicht op de noodzaak belemmert.
 
Het schip is lek, we moeten hozen en hopen! Als wetenschappers niet gaan zeggen dat het na twaalven is, dan pakt de regering die toon nooit op. Dan blijven we de dekstoelen verplaatsen op de Titanic. En dat kan en mag niet gebeuren. Het wordt nooit meer vijf voor twaalf.
 
Groet, Jaap
 
 

Klimaatvirus

13 augustus 2021


Beste Jaap,

 

Het IPCC-rapport is uit, en de niet-zo-onverwachte kernboodschap is dat de opwarming van de aarde echt aan de mens ligt en dat er acute en rigoureuze maatregelen nodig zijn. (Voor een handzame vertaling van de samenvatting zie hier het draadje van Gerrit Hiemstra op twitter.)

In reactie daarop liet staatssecretaris Yesilgöz weten dat dit geen tijd is voor klimaatdrammers (als niet, wanneer dan wel zou je denken); dat drammen sowieso nooit een goed idee is en dat ze dat ook aan haar neefje had uitgelegd toen die om een tweede ijsje zeurde (waarop Gerrit in een tweet liet weten een tweede ijsje te willen. Had ik al eens gezegd dat ik met hem wil trouwen?); en dat de regering andere landen gaat vragen om minder CO2 uit te stoten (wie had het ook alweer over drammen?).

Met die houding zie ik geen maatregelen aankomen die zoden aan de dijk zetten. Terwijl we dat niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk nodig hebben.

 

Een paar jaar geleden hadden De Verleiders een voorstelling over het financiële systeem. Zij lieten zien dat geld niet meer gekoppeld is aan goud, maar dat het een volledig virtueel ding geworden is. We maken geld door te lenen van de toekomst, in de overtuiging dat we het in de toekomst wel terug kunnen betalen.

Iets soortgelijks doen we met de aarde. We lenen van de toekomst. Alleen is de overtuiging dat we het terug kunnen betalen wel flink aan diggelen geslagen in dat IPCC-rapport. We hebben meer geleend dan we aankunnen in het heden. Of, zoals iemand op twitter zei (sorry, weet niet meer wie): kunnen we ons in de financiële schulden steken voor de klimaatverandering? Want onze kinderen kunnen die schuld in de toekomst nog wel terugbetalen, maar zonder aarde kunnen ze dat niet.

 

Je zou bijna willen dat die opwarming van de aarde een virus is. Dan zou de regering niet aarzelen rigoureuze maatregelen te nemen. Hoekstra zou laten weten dat Nederland hele diepe zakken heeft, en dat geld geen belemmering mag zijn om de wezenlijke en noodzakelijke verandering te bewerkstelligen. We zouden elke twee tot vier weken een persconferentie hebben waarin we geïnformeerd zouden worden over de stand van zaken, de vooruitzichten en de volgende stappen. Met veel begrip zou Rutte ons vertellen dat het niet leuk is wat hij ons vraagt, maar wel nodig. Dan zou er met een routekaart zichtbaar gemaakt worden in welke fasen en stappen we die opwarming eronder zouden krijgen. Er zou een appel op ons gedaan worden om mee te werken in het belang van het grotere geheel.

Het lijkt mij dè oplossing om die allang individueel gevoelde individuele tot een beweging te maken. Ik zou zelfs prima kunnen leven met hotsklotserigheid van maatregelen, met de niet-altijd-even-duidelijk-te-begrijpen keuzes en de routekaarten die voortdurend veranderen.

 

Zoals het er nu voorstaat, lijkt klimaat me een nutsfunctie, niet een persoonlijke aangelegenheid. En ik weet het, nutsfuncties hebben we neoliberaal weggeorganiseerd, maar kan de regering deze terugpakken?

 

Maar ja, klimaat is geen virus.

Dan maar blijven drammen. Ik wil ook een tweede ijsje.

Groet, Leike

Tekst, toon en urgentie

14 juli 2021


Beste Leike,

“Dansen met Jansen” glom en glunderde voormalig onderwijzer Hugo de Jonge ons toe. Schijnbaar was het virus zo verslagen dat je direct na een prik met het Jansen-vaccin naar de disco kon. De veertien dagen die eerder nog nodig waren om het vaccin effectief te maken waren nu blijkbaar niet eens meer nodig. De persconferentie die De Jonge samen met Rutte gaf stuiterde van het optimisme. Grapperhaus (wie bedenkt zo’n naam?) zong al eerder een liedje over het afscheid van mondkapjes. Het ging allemaal beter dan gedacht met de coronacijfers, dus nu konden we ongeveer alles wel loslaten. Maar zeiden ze dat ook?

Uit de gesproken tekst konden we die boodschap niet afleiden. De formele boodschap was dat we goed op weg waren, dat er aanzienlijk versoepeld zou worden, maar dat het nog niet voorbij is en dat basisregels van kracht zouden blijven. De anderhalve meter, thuisblijven met klachten en heel veel testen bleven de basis.

Het zat hem meer in hóe die teksten werden uitgesproken. Wat moest blijven aan regels klonk routineus en plichtmatig zoals het riedeltje dat verkopers of helpdeksmedewerkers je soms toevoegen nadat de echte inhoud behandeld is. Misschien dachten zij dat we ons iets van die formele boodschap zouden aantrekken. Misschien dachten ze dat ze hun emoties verborgen hadden gehouden, het zijn ook maar mensen. Ik weet het niet.

We hoorden en zagen vooral de opluchting van mensen die lang onder druk hadden gewerkt, de verademing dat de ellende op zijn eind liep. Alsof we toch het EK hadden gewonnen. De overmoed overschaduwde de waarschuwing, het was bevrijdingsdag voor bestuurders.

Maar wat maakte dat de waarschuwingen eigenlijk ten onder gingen in een oproep tot tomeloos feesten? Ik denk dat drie positieve boodschappen elkaar versterkten:

  1. het terugdraaien van flink wat restricties,
  2. de opgeluchte en lollige toon en tenslotte,
  3. de haast in het terugdraaien daarvan alsof we eigenlijk te lang voorzichtig zijn geweest en nu als de wiedeweerga de achterstanden moeten inhalen.

Het gevolg: een persconferentie later, wanneer de besmettingen met ongekende snelheid zijn opgelopen, kondigen Rutte en De Jonge nieuwe aanscherpingen aan. De kernboodschap was dat gedrag zo moeilijk voorspelbaar is. Een golf van kritiek over gebrek aan reflectief vermogen volgde. Waren ze met hun optimisme immers niet zelf de aanstichter? Enkele dagen volgt de reflectie alsnog: Excuses voor het te grote optimisme, maar…. ‘de druk uit de samenleving’ was zo groot.

Eigenlijk vind ik dat laatste het meest ergerlijk. Alsof die druk tot stand komt in een systeem waar zij als bewindslieden geen deel uitmaken. Alsof het gedrag in de samenleving losstaat van het gedrag van het kabinet. Terwijl we nu juist afgelopen twee feestweken glashelder konden zien hoe gedrag in de samenleving sterk beïnvloed wordt door het gedrag van onze regering. Rutte en De Jonge reflecteren weer eens niet op hun gedrag, maar op het gedrag van anderen dat volgt op hun uitlatingen. Waar is het filmpje waar Grapperhaus zingt “Opzij, opzij, opzij, we hebben ongelofelijke haast”?

Groet, Jaap

lenen, lenen, betalen, betalen

29 april 2021


 Beste Leike,
 
Jij bent net als ik van de ouderwetse soort he? Liever sparen dan lenen, niet meer uitgeven dan je hebt, liever een appeltje voor de dorst in je rugzak dan de speculatie dat de wandeltocht vast wel langs een boomgaard zal leiden.
Al sinds de start van Organisatievragen in 1997, kijken we naar patronen. Op onze eerste website plaatsten we er foto’s van, zo gefascineerd zijn we erdoor.  Van de week viel er weer eens een muntje over zo’n patroon in het management van ons land. Ik probeer het zichtbaar te maken aan de hand van een paar voorbeelden.
 
Kijk naar corona. Eerst was het de bedoeling om te versoepelen na de piek. Met de toenemende terrashonger veranderde dat in versoepelen na het plateau. Uiteindelijk werd besloten de rem eraf te halen op basis van een voorspelling dat het plateau waarschijnlijk op zijn hoogtepunt was (wat een beetje gek is voor een plateau). Om tot slot met speculaties over het weer en het toenemend aantal vaccinaties te veronderstellen dat we net langs de afgrond zouden kunnen balanceren. Hier wordt beleid gemaakt op basis van modellen en verwachtingen over een verschijnsel dat we niet kennen en dat al dikwijls verkeerd is voorspeld. De risico’s van deze modelsturing zijn groot: het niet uitkomen van die voorspellingen kost mensenlevens (klink ik nu te dramatisch of demagogisch, of is dit puur feitelijk?). Het kabinet -dat zelf al wekelijks valt- loopt geen risico’s meer, de burgers wel.
 
Je ziet het ook in de decentralisatie van de jeugdzorg een aantal jaar geleden. Het dichter bij de burger brengen van de organisatie, zou ervoor zorgen dat het meer naar de menselijke maat èn efficiënter werd. Althans, dat was de voorspelling waar een voorschot op genomen werd door het budget meteen maar fiks mee te korten. Een omgekeerd voorschot op de toekomst. Inmiddels blijkt de voorspelling niet te kloppen, zijn heel veel gemeenten in diepe financiële problemen omdat ze absoluut niet uitkomen met het bedrag dat ze voor jeugdzorg kregen èn is de jeugdzorg er zo op achteruitgegaan dat betrokkenen over een crisis spreken.
 
Mijn laatste voorbeeld waarin je de liefde voor lenen kunt terugzien. Om een financiële impuls aan het onderwijs te geven werden de studiebeurzen omgezet in een leenstelsel. Studenten zouden immers later ruim gaan verdienen, waarmee ze hun voorschot op de toekomst konden afbetalen. Maar inmiddels heeft de Autoriteit Financiële Markten, in strijd met de afspraken destijds, verordonneerd dat de studieschuld moet worden meegenomen in de afweging of iemand een hypotheek kan krijgen. Daarmee wordt het voorschot dat studenten nu moeten nemen op de toekomst, een toekomstig nadeel.
 
Regeren natuurlijk vooruitzien. Alle beleid dat je maakt is op basis van veronderstellingen over de toekomst. Maar deze voorbeelden doen niet alleen een aanname over de toekomst, ze nemen er ook een hypotheek. Lenen van de toekomst zonder zeker te weten dat je terug kunt betalen. De baten nu, de lasten later. Dat maakt onze samenleving niet alleen fragieler, maar het ondergraaft ook het gezag van de overheid die zijn beloftes niet nakomt. Een overheid die zich in deze populistische tijden gedraagt aan een toegeeflijke ouder die het pubergedrag van zijn kinderen niet begrenst maar aanmoedigt.
En het zijn die pubers die de rekening krijgen.

groet, Jaap

‘Even in vertrouwen…’

6 april 2021


Beste Leike,
 
Nou, je vorige blog veroorzaakte een hoop reuring! Ik denk dat je wel een mooie bijdrage hebt geleverd aan de Paasreflectie waar men in Den Haag naar verlangde na de historische clusterfuck in de Tweede Kamer.
Ik pikte overigens geheel toevallig een gespreksverslagje op:
“Hallo Khadija, met Wobke. Ik wilde nog even -in vertrouwen natuurlijk- iets met je wisselen, want ik kom er niet helemaal uit. We willen nu een informateur omdat die verkenners niet zo goed zijn bevallen, maar nu moeten we namen gaan noemen van mogelijke kandidaten. Dat vind ik moeilijk, want wij vinden het noemen van namen te vroeg in het proces. Bovendien past ons bescheidenheid. Dus hadden we nu bedacht om een profiel te schetsen. We denken aan iemand die behoort tot een van de kleinere partijen, maar wel een partij met een grote bestuurlijke geschiedenis. Graag ook iemand die bv. Vice-voorzitter van de Raad van State is geweest en liefst iemand die eerder informateur is geweest. Liefst een man en tegen een sjieke achtergrond (dubbele naam of zo) bestaat bij ons natuurlijk geen bezwaar.
Dan misschien nog even over de kwestie die gerezen is over iemand van de VVD-fractie. Ik zal die niet bij naam noemen, zulke dingen doen wij niet. Maar ik wil graag stipuleren dat wij een motie van afkeuring steunden en niet de motie van wantrouwen tegen hij-die-niet-genoemd-mag-worden. Van wantrouwen is bij ons geen enkele sprake, wel keuren wij liegen af. Wij konden onmogelijk instemmen met het jokken van een kamerlid, maar omdat hij niet als premier sprak was het geen onjuist inlichten van de kamer. Van onze kant dus geen blokkade voor een kandidatuur van dit lid van de VVD-factie, bovendien gaan wij niet over gekozen volksvertegenwoordigers en is personeelsbeleid iets wat je pas doet als de rest geregeld is. U ziet, we staan er constructief in, als altijd (met het grootste deel van de fractie). Ik meld je dit natuurlijk wel in het volste vertrouwen van vertrouwelijkheid zodat we het vertrouwen kunnen herstellen.”

 

groet, Jaap
 
 

Het zelfgeorganiseerde drama

4 april 2021


Beste Jaap,

 

Het zou best eens gelopen kunnen zijn als in jouw blog. Die wandelgangen zullen echt niet stiller geworden zijn. Wel voorzichtiger denk ik, na dat kamerdebat van donderdag. Mijn hemel! Sheila Sitalsing omschreef de kamerleden als een achter de bal aan dartelende groep. Ik vond het meer de F-jes: rondrennen, kluitjes vormend, af en toe achter de bal aan, maar voetbal kun je het nog niet noemen. Ik zag vooral het gedoe dat je ook ziet in een slecht-georganiseerd en slecht-geëquipeerd zelforganiserend team. Zo’n team waarvan in een reorganisatie te snel de steunstutten zijn weggetrokken in de utopische overtuiging dat alles dan beter gaat. Iets soortelijk is natuurlijk in de Kamer gebeurd toen ze zelf de koning uit het (in)formatieproces wegreorganiseerden. Het effect ervan zagen we donderdag.

 

Het is makkelijk om zelforganiserend enkelvoudige onderwerpen tot een uitkomst te brengen. Eenvoudige vraagstukken regel je wel met elkaar. Voor complexe vraagstukken geldt dat veel minder. Complexe vraagstukken vragen onderzoek, analyse, reflectie en heel vaak organisatie: hoe wil je met het onderwerp omgaan en hoe organiseer je het gesprek erover zo dat echt alle facetten recht gedaan is?

Dat debat donderdag laat zien wat er mis kan gaan als je er de organisatie en spelregels niet voor hebt. Alles liep door elkaar: de inhoudelijke analyse (Wat is er gebeurd?), het functioneringsgesprek (Waar zijn de verkenners de fout in gegaan?), het proces (Mag er in de eerste ronde – informeel – over personen gesproken worden?), het vinden van de zondebok (Wie heeft over Omtzigt gepraat?), groepsdynamische processen (‘Kom niet aan ONZE Pieter Omtzigt’), historische onvrede (nog veel zeer over hoe de toeslagenaffaire tot een einde gebracht was), de eigen rol van de Kamer (Wij zijn de opdrachtgever van de verkenners), de individuele beoordeling (de amnesiekaart een keer teveel getrokken), de onvrede over de disbalans in macht en tegenmacht (verkenners met een politiek profiel en de ambtenaar was van AZ), het vereffenen van rekeningen (‘Hier scheiden onze wegen, ik sta hier met zwaar gemoed.’), het voorschot op het vervolg van de formatie. Al die onderwerpen met alleen het debat als middel om ze te bespreken. Een veel te eenvoudig instrument voor een vraagstuk dat op zoveel borden uitgespeeld wordt. Zonder instrumenten waarmee je de complexiteit productief kunt maken, is er geen andere strategie mogelijk dan de middelpuntzoekende kracht van de vereenvoudiging, wil je zelf niet beschadigd raken. In dit geval dreef die kracht richting Rutte die nu echt echt, echt zijn hand overspeeld had. Hoe meer het debat zich daarop richtte, hoe minder de andere facetten van belang leken. Het lijkt een oplossing, maar eigenlijk organiseer je een gebrekkig enkelvoudig perspectief en daarmee blindheid voor het grotere geheel van patronen.

 

De gevolgen zijn desastreus. De relaties zijn geschaad. Veel partijen staan op achterstand in de (in)formatie nu alles op straat ligt. Het vertrouwen in de politiek zal niet gestegen zijn. De reflectie op het eigen gedrag van de Kamer is buiten de orde gebleven. Maar vooral: het feit dat je als Kamer, na het buitenspel zetten van de koning, eigenlijk nooit goed hebt nagedacht over wat er dan nodig is in organisatie, proces, rollen om zoiets ingewikkelds als een (in)formatie goed te kunnen doen, blijft onbesproken

Als in teams de taak rottig georganiseerd is, trekt dat een wissel op de relatie en vice versa. En de kamer heeft de taak rottig georganiseerd. Zelforganiserende teams moeten hun werk doen èn hun werk zo organiseren dat ze het kunnen doen. Dat organiseren van het werk vraagt aparte aandacht; dat gebeurt niet als vanzelf tijdens het doen van het werk. Een verstandige kamer had dat vooraf gedaan. Door dat na te laten, is ze zelf schuld aan wat er gebeurde, maar die reflectie kwam niet.

 

Groet, Leike

Organisatievragen