Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Vestingstadjes

11 mei 2023


Beste Leike,
 
Zoals je weet varen nu we met onze boot door Nederland. Zomerpensionado had ik mezelf genoemd, maar het blijft maar nat en koud. We varen met een konvooi van vergelijkbare jongbejaarde jachtjes van Grou naar Antwerpen en we passeerden inmiddels onder meer Blokzijl, Elburg, Naarden, Wijk bij Duurstede, Heusden en Willemstad. Allemaal mooie oude stadjes aan het water.
 
Ondanks de kou is het ruikbaar lente. Het bloeien van het koolzaad en fluitenkruid, de geuren van sering en meidoorn en de zang van talloze vogels die hun territorium de hele dag door blijven bewaken. Slaperige niets-aan-de-hand-stadjes met aardige mensen en eindeloos veel mooie monumenten. De vrede is overweldigend.
 
Ondertussen houdt Poetin een oorlogszuchtige 9 mei-toespraak, bezoekt Zelenski Nederland, keert correspondent Iris de Graaf niet terug naar Moskou vanwege het risico daar opgepakt te worden, en horen we speculaties over de start van een Oekraïens offensief. Het is daar echt oorlog en het is nog lang niet voorbij. En daar is toch ook een beetje hier.
 
In 1973 ging ik in dienst op de dag de een militaire junta president Allende van Chili afzette en de macht greep. Die daad verdiepte mijn weerzin tegen het leger waar ik deel van zou gaan uitmaken. Ik was een uitgesproken lid van de generatie die zich verzette tegen het ‘militair-industrieel complex’: tegen de oorlog in Vietnam, tegen oorlog in het algemeen. Wij grossierden in teksten als ‘Maak het leger leger’ en ‘Fighting for peace is like fucking for virginity’. Ik was actief in de soldatenvakbond VVDM en ondermijning van de krijgstucht was een hobby van ons langharig tuig. Eigenlijk had ik moeten dienstweigeren, maar de verhalen over de procedure die je moest doorlopen hadden me afgeschrikt en ik vond het ook maar raar dat me niet gewoon gevraagd werd of ik al dan niet in dienst wilde. Ik moet in de ogen van menig leidinggevende een enorme eikel zijn geweest… en dat vond ik dan een compliment.
 
Dat pacifisme van me heeft jarenlang geduurd. De defensiebegroting leek me bij ongeveer ieder politiek probleem een mooie bron om geld vandaan te halen en ik geloofde echt dat het voeren van oorlog iets van vroeger was, van onbeschaafder tijden.
 
Sinds een paar jaar ben ik behoorlijk van mening veranderd. Ik vermoed dat het Trump was dat me echt deed voelen dat beschaving geen lineair proces is. Dat lompheid, machtswellust en bekrompenheid gewoon weer terug aan de macht kunnen komen. Dat politiek in Nederland niet een soort miniatuurversie is van wereldpolitiek, maar dat de globale politiek echt om eigenbelang draait en dat alle middelen daarbij geoorloofd zijn. Opeens ben ik voorstander van vergroting van de defensiebegroting, zie ik het nut van een sterk en geoefend leger en heb ik respect voor de sterren en strepen die ik voorheen als een variant op carnaval zag.
En ik niet alleen. Wat kan verandering toch snel gaan, ook de verandering in de publieke opinie. En oh, wat zal het lastig zijn het leger op te bouwen na zoveel jaren verwaarlozing en roofbouw.
 
Al die vestigstadjes vertellen me de geschiedenis. Want al die mooie stadjes aan het water zijn ook stevig ommuurd. Sommige, zoals Willemstad waarvanuit ik je nu schrijf, met heel goed bewaarde vestingen, bastions, kanonnen en bordjes waarop je kunt lezen hoe de verdediging van hele landsdelen zou moeten plaatsvinden. Blijkbaar is zelfverdediging een stevige hoeksteen voor onze vrede. Wat kan idealisme je toch soms op het verkeerde been zetten.
 
Groet, Jaap

Civilisatieproces

19 april 2023


Beste Jaap,
 
Knap dat je je uitspreekt over het gemak waarmee gevlogen wordt en de onmacht die dat bij jou teweegbrengt. Tegelijkertijd heb ik ook wel een beetje te doen met Wim. Best een ongemakkelijke situatie waar jullie samen inzaten. Jammer dat jullie er niet meer over doorgesproken hebben, want misschien doet Wim wel heel veel andere dingen om de schade die we op dit moment aan onze wereld toebrengen teniet te doen. (Een mens mag hopen, toch?) Wellicht kwamen jullie zelfs tot de conclusie dat jullie allebei best een stevige voetstap hebben, maar dat jullie die op verschillende manieren samenstellen. (Een mens mag realistisch zijn, toch?)
 
Je schetst een prachtige eenakter van het ongemak waar we in zitten. Ik moest meteen denken aan Norbert Elias. Hij analyseerde veranderende gedragsnormen in de Middeleeuwen en beschrijft hoe die verandering bestaat uit een sociaal en psychisch interactieproces tussen groepen mensen. Hij noemt dat proces het civilisatieproces.
Met civilisatie bedoelt Elias overigens niet beschaving; het gaat niet om beschaafde mensen die onbeschaafde mensen mores leren, maar het proces waarmee in samenlevingen de mores veranderen.
Ok, bij Elias ging het over je neus niet meer in het tafelkleed snuiten en een vork leren gebruiken. Klein bier vergeleken met waar we nu voor staan. Maar het proces is nog steeds actueel volgens mij.
 
Zo’n civilisatieproces verloopt stapsgewijs, start met een groep wiens context verandert (hovelingen in Elias’ analyse van het civilisatieproces in de Middeleeuwen) en die zich hieraan aanpast (bij Elias het ontstaan van hoofse omgangsvormen omdat er niet meer voortdurend gevochten hoeft te worden). Andere groepen in de maatschappij spiegelen zich hieraan, beginnen hun eigen gedrag ongepast te vinden en passen zich na verloop van tijd aan. Iets wat we op dit moment in onze samenleving volop zien gebeuren.
 
Elias tekende natuurlijk geen dialogen op, maar ik stel mij zo voor dat er ook toen sprake was van soortgelijke gesprekjes als tussen jou en Wim. Dat een van de hovelingen zijn kleine (bastaard)broertje, dat niet aan het hof woont maar op bezoek is, corrigeert als hij een scheet laat in gezelschap en hem uitlegt dat dat echt niet meer kan. Dat dat broertje ermee verlegen zit, en toch ook maar wat voorzichtiger wordt en zo zelf een van de verspreiders wordt van de nieuwe gewoonte (in plaats van de verspreider van bepaalde luchten).
 
Jij schrijft dat zo’n gesprek in deze individualistische maatschappij lastig is, want wat heb jij te zeggen over de ander? Als je zo’n gesprek ziet als iets tussen twee individuen klopt dat. Maar je kunt die gesprekken ook zien als vehikel voor het steeds doorgaande civilisatieproces van onze samenleving. Als je jullie even niet als twee ikken ziet, maar als twee stemmen die uitdrukking geven aan de sociale bedding waar ze onderdeel van zijn en de schuring die zich daarin voordoet, dan hebben jullie een civilisatiegesprek gevoerd.
 
Ik denk dat we deze gesprekken nodig hebben. Niet om te vertellen wat de ander moet doen, maar om daar waar het schuurt taal te geven aan de veranderende omstandigheden en wat dat van ons vraagt. Een-op-een veranderen zal het niet, want ieder heeft een individuele keuze. Maar alle gesprekken met elkaar vormen civilisatie. We zijn een beschaafd land maar het proces van civiliseren is wat we harder nodig hebben dan ooit.
 
Groet, Leike

Veranderkunde voor burgers

10 april 2023


Beste Leike,

Je weet dat ik graag golf. Sinds dit jaar zijn we met ons competitieteam verhuisd van de zondag naar de vrijdag. Een competitiewedstrijd is een wedstrijd van twee teams tegen elkaar; eerst in tweetallen 9 holes, dan single over 18 holes. In zo’n single speel je al gauw 4,5 uur tegen een wildvreemde. Je slaat niet alleen tegen je balletje terwijl je je kilometers loopt, je raakt ook in gesprek met elkaar. Je probeert natuurlijk beter te spelen dan je tegenstander, maar al pratend probeer je het ook een beetje leuk te hebben en zoek je naar gemeenschappelijke interesses.
Ik speelde tegen Wim. Een aardige man die uit de marketing kwam en jaren in de retail had geadviseerd. Ik begon met een snelle voorsprong, maar nadat we geconstateerd hadden dat ik mijn dag wel had en hij zeker niet, draaide de kansen en liep hij steeds meer in. Je moet nooit denken dat je lekker bezig bent met golf, reflectie haalt je uit de flow! Spelen moet je, niet denken.
We speelden in Rotterdam en regelmatig kwamen vakantievluchten over, vliegend op Zestienhoven of hoe dat tegenwoordig heet. Op zeker moment vertelde Wim dat hij over enkele dagen daarvandaan naar Zuid-Spanje zou vliegen voor een paar dagen zon.
 
Toen kwam er kortsluiting in mijn hoofd. Ik kreeg een paar dagen ervoor een uitgebreid uittreksel van het Klimaatboek van Greta Thunberg met citaten en overstelpend veel feiten. Onze leefwereld/klimaat gaat in hoog tempo naar de gallemiezen, de bewijzen stapelen zich torenhoog op. Tal van kantelmomenten hebben de ellende onomkeerbaar gemaakt. Wetenschappers hebben, in hun zorg om nooit van overdrijving beschuldigd te kunnen worden, altijd de zaken minder alarmistisch verwoord dan waar eigenlijk aanleiding voor was. We weten nu echt, het gaat gierend mis, de nood is hoog, er is alle aanleiding voor heel fors ingrijpen.
 
Dat activeerde zich allemaal in mijn hoofd toen Wim zei dat ie voor een paar daagjes naar de zon zou vliegen. Ik hield me niet meer in.
“Wim, ik leer je kennen als een slimme, aardige man. Iemand die nadenkt over hoe het verder moet, iemand die verantwoordelijkheid neemt. En dan vertel je me dat je voor zoiets gaat vliegen? Ik moet me hier natuurlijk helemaal niet mee bemoeien, het is mijn zaak niet, excuses daarvoor, maar ik snap het gewoon niet. Hoe kan je dit nou doen?”
Tja, wat moest hij hier nu op zeggen? Ik bracht hem duidelijk in verlegenheid. Dat was niet mijn bedoeling, maar het ontsnapte me toch. “Na afloop wil ik er graag met je over praten, Jaap, nu wil ik me nog even op mijn spel concentreren, is dat ok?”
 
Eenmaal in het clubhuis kwam het niet meer van dat gesprek. We kwamen ieder weer in ons eigen team terecht en we spraken elkaar niet meer. Bij het vertrek bedankten we elkaar voor de gezellige en leuke ronde, dat was echt meer dan beleefdheid, en gingen we ieder ons weegs. Ik denk dat hij er nog wel eens aan terugdenkt. Ik ook.
Achteraf voelt het zinnetje dat ik zelf uitsprak – “Het is mijn zaak niet” – ongerijmd. Ik vraag me af of dat waar is en zelfs of het eerlijk is dat te zeggen. Zijn gedrag raakt natuurlijk mijn klimaat (en dat van mijn kinderen) wel degelijk. Daar komen ook mijn emoties vandaan.
Het is mijn zaak wél!
Maar we leven in een individualiserende tijd waarin het not done is om je met de keuzes van de ander te bemoeien. Ik denk dat dat toch moet als we niet ten onder willen gaan.

Moeilijk!
 
Met bezorgde groet, Jaap

Chernobyl

20 maart 2023


Beste Leike,
 
Herinner je je Chernobyl nog? Die ramp met die kerncentrale in de USSR die maakte dat we tijden geen spinazie en paddenstoelen konden eten vanwege de fall-out? En de wereldwijde bezorgdheid over de slachtoffers, de aantasting van de natuur en de mogelijke genetische effecten op volgende generaties?
Er is een waanzinnig knap gemaakte serie op HBO te zien, alsof je er zelf bij bent. Dramatisch, maar ook documentaire-achtig. En vol lessen over bestuur en management.
 
Het begint als er een enorme dreun klinkt. In de controlroom rijst direct de vraag wat er aan de hand is. De chef daar weet zeker dat het een explosie van een waterketel moet zijn geweest. Dat is het enige dat kan ontploffen als de druk te groot wordt. Gaandeweg komen er mensen de controlroom inrennen die vertellen dat het de reactor zelf is. Hun gezichten zijn onnatuurlijk rood en een enkeling vertoont brandwonden.
Ondanks deze getuigenverslagen, houdt de chef vast aan zijn eigen analyse. Dat een reactorkern kan exploderen is theoretisch gewoon niet mogelijk. Bovendien, de enige meting van de straling was niet verontrustend hoog. Maar het feit  dat de meting het maximum op de meter was, wordt daarbij genegeerd.
 
Daarna zie je het drama van het gesloten referentiekader zich ontvouwen. Medewerkers die twijfelen of tegenspreken worden aan de kant gezet of krijgen de taak dicht bij de reactor te zorgen dat de koeling op orde blijft, er was immers een waterketel ontploft. Het idee van in control zijn blijkt niet alleen een verlangen, maar ook een waan.
 
Het patroon van ontkenning herhaalt zich als het lokale politbureau wordt geïnformeerd en – nog weer later – een hoog gezelschap onder leiding van Gorbatsjov. De theoretische verklaring wint het van het doen van onderzoek of van benutten van signalen van de werkvloer. De behoefte aan geruststelling en control is sterker dan de moed het ongemak op te zoeken.
 
Er komt pas verandering in de probleemanalyse als een wetenschapper aan tafel van de partijleiding wordt geroepen die specialist is op dit type kerncentrales. Hij krijgt wel instructies mee: “Denk erom, spreek alleen als je wat gevraagd wordt en geef alleen je mening over de techniek van de centrale, bemoei je niet met het beleid.”
Tijdens de vergadering wordt hem niets gevraagd, de conclusies waren immers al getrokken. Maar hij kan zich -als de vergadering gesloten wordt- niet inhouden en geeft opgewonden aan dat ze het verkeerd zien en dat er een grote ramp gaande is. Gorbatsjov is aanvankelijk geïrriteerd, maar luistert toch. Er wordt een hoge partijfunctionaris met de wetenschapper naar het gebied gestuurd om onderzoek te doen.
 
In en rond de centrale is inmiddels sprake van complete paniek, een overbelast ziekenhuis, autoriteiten die de weg kwijt zijn en burgers die nietsvermoedend naar het spectaculaire vuurwerk kijken.
 
Ik vertel het zo uitgebreid omdat het verloop van de gebeurtenissen zo mooi laat zien hoe ideologie en theorie het zicht op wat er feitelijk gebeurt volledig kan blokkeren. Je hoort de partijbonzen bijna uitroepen “Don’t confuse me with facts”. De signalen die tegenspreken wat er in de (partij)boekjes staat worden genegeerd of ontkend.
Natuurlijk paste dit ook erg bij hoe de Sovjetunie functioneert.  Maar laten we zelf ook niet in de valkuil trappen van overtuigingen die ons het zicht op de werkelijkheid ontnemen. Ook de Sovjets dachten dat ze superieur waren. Je zag het namelijk ook destijds bij het verhoor over de bankencrisis bij oud-voorzitter van de Amerikaanse bank Alan Greenspan. Hij was ervan overtuigd dat zo’n crisis onmogelijk was. Hij dacht dat hij het neo-liberalisme een neutrale en onfeilbare wetenschap was. Hij gaf toe feiten en geloof te hebben verward. En weet je nog recent de film ‘don’t look up’ waarin wetenschappers tevergeefs waarschuwen voor een naderende komeet? Dichter bij huis zien we hoe de ramp in Groningen zich zonder voeling met wat zich werkelijk afspeelde, kon ontvouwen.
 
Als we onze ogen sluiten voor de ideologische kant van onze overtuigingen, of de theorie die we gebruiken, dan ligt ‘wishful thinking’ al snel op de loer. Dan merken we niet dat onze veronderstellingen niet meer zijn dan veronderstellingen. Dan vergeten we te kijken naar de praktijk of we ontkennen signalen uit die praktijk die onze overtuigingen weerspreken. Al is het maar omdat die praktijk ons laat zien dat we niet slim bezig zijn.
 
Ik ben dol op theorie en op idealen, Leike, maar wil je me beloven dat je me waarschuwt als ik ze ga verwarren met de werkelijkheid?
 
Groet, Jaap

Rust

26 december 2022


Beste Jaap,
 
Ontluisterend zijn ze inderdaad, dit soort reconstructies. Ik denk de laatste tijd veel te vaak ‘Is dit onze overheid?’, ‘Zo’n land zijn we toch niet?’. Maar zo’n land zijn we wel. Geworden. En we kregen het pas door toen de desastreuze gevolgen van veel te platte keuzes zichtbaar werden. Heel pijnlijk.
 
Jij richtte je blik op Hoekstra, maar als je vorige week het kamerdebat over de mondkapjes zag, zie je dat iedereen boter op zijn hoofd heeft. Man, man, man, ze hebben allemaal in de heat of the moment hun rol gespeeld in het debacle, maar iedereen probeert nu een ander de schuld te geven of weg te draaien van de eigen bijdrage. Terwijl het enige wat je kunt doen, is erkennen dat je het niet handig hebt gedaan en lessen trekken voor een volgende keer. Improviseren leidt nu eenmaal tot fouten, ik denk dat best veel mensen dat begrijpen.
Maar de Tweede Kamer is verworden tot een toneel waar voor de bühne moties worden ingediend en waar debatten zo worden gevoerd dat je manipulatieve uitsneden kunt maken voor de socials. Inhoudelijke en ideologische verschillen hebben plaatsgemaakt voor handige framing en schoolpleingelijk. Het is een plek geworden waar aantijgingen rondvliegen, waar vliegen worden afgevangen en de hete aardappel de hele tijd wordt rondgestuurd.
 
Als ze toneel willen spelen, gun ik ze dat misschien ook nog wel. Ik hoef er immers niet naar te kijken. Maar ik vrees dat het een soort doel-middelverschuiving aan het worden is. Dat het politieke werk ten koste gaat van dat bühnegedrag. De reconstructie van het handelen van Hoekstra laat dat zien: het tonen van daadkracht (omdat je dat aan de burger wilt laten zien) boven het vinden van een passende en goede oplossing.
 
Het ergste is, ik denk dat we het aan onszelf te danken hebben. Een aantal jaren geleden kreeg de politiek ervan langs dat ze losgezongen was van de gewone man die zich niet meer gerepresenteerd voelde. Het land moesten ze in, horen wat er speelde, laten zien dat ze de burger begrepen. Duidelijkheid wilden we, en keuzes die zichtbaar maakten dat er naar ons geluisterd werd. Daarmee voorbijgaand aan het feit dat juist bij moeilijke onderwerpen je niet naar iedereen kunt luisteren.
Ik ben bang dat heel veel van wat we nu zien daarmee te maken heeft; dat de hijgerige debatten, de filmpjes op de socials, bedoeld zijn om te laten zien dat ze begrijpen wat burgers willen. Zonder door te hebben dat het precies het tegenovergestelde zichtbaar maakt: ze zijn bezig met zichzelf in hun poging elkaar te overtroeven in wie het meest aansluiting heeft bij die burgers. En daarmee komt het oplossen van ingewikkelde vraagstukken op achterstand te staan.
 
Praat is geen daad en veel geschreeuw geeft weinig wol. Ik stel voor dat we een tijdje stoppen met filmen in de Kamer, net als in de rechtszaal. Zodat de debatten weer primair over de inhoud kunnen gaan in plaats van over soundbites en contextloze knip- en plakwerkjes. Wat een rust zou dat geven. Voor hen. En voor ons.
 
Groet, Leike

Wobke, Sandra en beschaving

20 december 2022


Beste Leike,
 
Op een of andere manier kwam ik op de site ‘Loyale tegenspraak’ terecht waar een interview op stond met Sandra Palmen. Zij is de juriste die in 2017 bij de Belastingdienst het beroemde memo schreef over de verkeerde behandeling van de kindertoeslagouders. Ze adviseerde toen al de ouders in het gelijk te stellen en te compenseren. Palmen schreef destijds iets dat blijkbaar niet wenselijk was bij bazen en collega’s. Het memo werd verdonkeremaand.
In het interview toont ze zich een beschaafde, genuanceerde, zorgvuldige dame die heel open terugkijkt naar de periode waarin ze het memo schreef en verstuurde. “Bij ons gaan geen mensen dood, maar we maken wel levens kapot”, becommentarieerde ze het handelen van haar dienst destijds.
Ik heb wel bewondering voor ambtenaren zoals zij, die over een goed ethisch kompas beschikken en dat intelligent gebruiken. Kritisch en 100% loyaal aan de minister, zoals we het kunnen verwachten van onze ambtenaren. Onkreukbaar.
 
Maar ja, zoals bekend, ieder voordeel hep ze nadeel.
 
Vorige week, 9 december, publiceerde NRC een uitgebreide reconstructie van het opdelen van de Belastingdienst met als titel “De ‘radicale oplossing’ die er van Wopke Hoekstra moest en zou komen”.

Waar ik bij Sandra Palmen bewonderend luisterde naar haar zorgvuldigheid, gruwde ik van de -tegen de adviezen van de hele ambtelijke top van de Belastingdienst in- getoonde dadendrang van deze McKinsey-man. Fijntjes wordt in het artikel gewezen op het tijdsgewricht waarin dit plaatsvond: het moment dat Wobke alom werd gezien als gedroomde CDA-opvolger van Rutte. Daarbij hoorde daadkracht en spierballen. Herinner je je de slogan ‘Nu doorpakken’ nog?

Hoge ambtenaren, die zelf niet eens geïnformeerd laat staan geconsulteerd waren over zijn besluiten, waren niet bij machte hun mensen uit te leggen wat de bedoeling of de meerwaarde van deze reorganisatie was. Intens verstrengelde onderdelen van de dienst moesten uit elkaar getrokken worden. De ambtelijke trekkers van de nieuwe onderdelen dienden onderling maar uit te vechten wie welk deel uit de boedel kreeg.
En dat alles bij een Belastingdienst die al jaren niet op orde is en achter de feiten aanloopt. “De rek is eruit”, had de directeur-generaal nog gezegd voordat Wobke koos voor een ‘radicale aanpak’ en ‘fundamentele veranderingen’. De Ondernemingsraad werd niet om advies gevraagd.
 
Wat is dat toch een contrast tussen die twee. Hoekstra’s spierballengedrag met de overmoed van een McKinsey-consultant en Palmens intelligente en empathische precisie. De eerste de baas van de tweede. De tweede superloyaal aan het Bokitogedrag van de eerste.
 
Inmiddels werkt Palmen als inpecteur bij de kakelverse ‘Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane i.o.’. Een nieuwe dienst die is opgericht om toezicht uit te oefenen op de in stukken gehakte Belastingdienst. Alsof toezicht houden op wat je door een structuuringreep stuk maakte helpt.
In plaats van zijn oefening organisatiedestructie had Hoekstra ook gewoon naar Palmen kunnen luisteren. Dat had vermoedelijk een hoop leed, gedoe en stress bespaard.
 
Groet,  Jaap

Boevenvangen

20 november 2022


Beste Leike,
 
Het presidium van de Tweede Kamer wrijft in een vlek van onveiligheid. In pogingen iets op te lossen wordt de ellende alsmaar onoverzichtelijker. Inmiddels heeft de landsadvocaat geadviseerd en is een recherchebureau ingehuurd, geven Jan en alleman hun opinies in de media, maar waar is de organisatiekundige blik? Hoe kan het dat ik nog geen enkele organisatieadviseur haar mening heb horen geven? Komt dat omdat deze adviseurs altijd in vertrouwen en discreet opereren, heeft dit vakgebied niks te melden, of hebben media geen oog voor wat dit vakgebied zou kunnen bijdragen?
 
Zoals psychiaters terughoudend zijn om in het openbaar iets te zeggen over de geestesgesteldheid van publieke figuren (ze hebben ze niet zelf onderzocht), zo is het voor ons als organisatiekundige precair om je uit te spreken over een organisatie als zij niet zelf heeft binnengekeken. Maar nu de kwestie zo veelkleurig op vele tafels is gelegd, is er wel iets over te zeggen, met het voorbehoud dat alle kennis tweedehands is, uit de media.
 
De zaak kwam aan het rollen toen bekend werd dat het huidige presidium op basis van twee anonieme brieven besloot de landsadvocaat om advies te vragen. Dat is meteen al interessant. In het algemeen geldt dat je op basis van anonieme brieven heel terughoudend bent. Je weet immers niet van wie ze komen, je kunt geen nadere vragen aan de opstellers stellen, je kent geen motieven enzovoorts. In dit geval bleek de ambtelijke top de aard van de klachten te kennen. Voor het presidium reden tot handelen. En dan vraag je een advocaat om advies. Dat doe je als je denkt dat je een juridisch probleem hebt. De klagers spraken over onveiligheid, dat klinkt misschien strafrechtelijk, maar je zou het bijvoorbeeld ook als een psychologisch probleem kunnen duiden.
De onderzoeksfocus is ook bijzonder omdat de klachten gingen over de vorige voorzitter die inmiddels weer gewoon Kamerlid was. Waarom dan nog altijd anoniem klagen? Betekent dat dat er ook onder de nieuwe voorzitter nog altijd sprake is van een onveilig werkklimaat? Misschien ligt het wel niet aan de persoon van de voorzitter? Veiligheid op je werk verwijst niet zozeer naar individuen, maar naar een bredere context, misschien wel de hele cultuur in de top van de ambtelijke organisatie. Sterker nog, het duiden van een vraagstuk als juridisch, wijst precies naar waar onveiligheid vaak over gaat: bij zaken die mislopen worden schuldigen gezocht.
De onwerkbaarheid van deze benadering is tweeledig: er zijn vaak geen schuldigen omdat men in een collectief drama is verzeild geraakt, maar bovendien gaat het bij cultuurvraagstukken niet zozeer om het vaststellen van het verleden als wel om te kijken naar wat de geschiedenis voor het handelen in de toekomst betekent. De benadering om via een advocatenkantoor bij een recherchebureau terecht te komen richt de blik op het verleden en schuldigen en biedt geen oplossingen voor de bestaande onveiligheid.
 
Inmiddels verloopt het proces als een klassiek drama. De beschuldigde ex-voorzitter trekt het op haar fatsoen, weigert medewerking aan het onderzoek, ziet haar reputatie nu al aangetast en verlaat de Kamer. Haar partijlid in het Presidium slaagt er niet in daaraan loyaal te blijven en tegelijk aan zijn partij en verlaat het Presidium. Een vergadering met een Kamercommissie over de gerezen situatie loopt volledig uit de hand. Het voltallig MT van de Tweede Kamer geeft zijn verantwoordelijkheid terug. De Ondernemingsraad spreekt uit geen vertrouwen meer te hebben in het hele presidium en komt daar weer op terug. En de voorzitter houdt vast aan het onderzoek….
 
Terug naar de organisatiekunde. Het presidium is gekozen uit het midden van de Kamerleden. Het dient ervoor te zorgen dat de Tweede Kamer kan functioneren. De leden zitten vergaderingen voor, bewaken agenda’s, spreektijden, gedragsregels van Kamerleden enzovoorts. In dat functioneren worden ze ambtelijk ondersteund. De Griffier is de hoogste ambtenaar en is de formele baas van alle ambtenaren. De griffier is er dus voor verantwoordelijk dat de werkomstandigheden productief en veilig zijn. De voorzitter van de kamer houdt toezicht op het werk van de Griffier, maar is geen bovenbaas. Die relatie is hetzelfde als die van de minister en de secretaris-generaal op een ministerie. Dat is de formele relatie.
De cultuur van organisaties heeft vaak kenmerken van het primair proces waar zij invulling aan geven. In de apotheek is men zorgvuldig en precies, bij de vakbond onderhandel je over alles dat voorbijkomt en bij de politie dek je elkaar als het spannend wordt. De eigenschappen die nodig zijn voor het werk, zie je ook terug in hoe je samenwerkt.
De Kamer is een gezelschap van mensen die het voortdurend niet met elkaar eens zijn. De kern van de Kamer is dat de tegenstellingen in de samenleving op een gereglementeerde manier worden uitgevochten. In de praktijk is dat een spel in een grote vergaderzaal en kleine zaaltjes, maar minstens even intensief in allerlei wandelgangen. De kunst is om gelijk te krijgen, meerderheden voor je ideeën te organiseren, maar ook om duidelijk te maken hoe inferieur de opvattingen van tegenstanders zijn en dat breed uit te meten. Hordes journalisten lopen rond om toneel en coulissen te verslaan en waar mogelijk ook nieuws te maken door tegenstellingen te vergroten, verhalen op te blazen en achtergronden smakelijk te kruiden. Er wordt wel gezegd dat politici eigenlijk geen vriendschappen kennen omdat de politieke resultaten zwaarder wegen dan de onderlinge verhoudingen.
Als dit het werkproces in de Tweede Kamer beschrijft, dan vraagt dat bij de ondersteuners, de ambtenaren, dat zij dat spel een beetje snappen, dat ze weten dat de regels van het spel soms op spanning komen met de behoefte aan gelijk krijgen.
Gelukkig is er dan de scheiding tussen de ambtelijke en de politieke leiding. De griffier moet in deze bijzondere organisatie zorgen dat politieke processen de neutrale ambtelijke organisatie niet te veel infecteren en zo het ambtelijke werk onveilig maken. Dat moet die griffier doen in de tandem met de Kamervoorzitter. Gezamenlijk zijn zij ervoor verantwoordelijk dat de politieke en ambtelijke processen elkaar versterken door rolvastheid van beide kanten. Rolverwarring ligt voortdurend op de loer. Het is aan de griffier om dat te voorkomen door waar nodig te begrenzen, ook naar de voorzitter. Als dat niet lukt kun je het vraagstuk agenderen bij het Presidium en als dat niet lukt kun je ontslag nemen.
 
Dit stuk heeft meer vragen dan antwoorden. En dat is precies wat nodig is om het vraagstuk wat speelt echt te begrijpen en veranderen. Daar helpt geen rechercheur aan. Er is een bredere blik nodig van iemand die organisaties en hun dynamieken echt begrijpt om te voorkomen dat er Barbertjes gehangen worden. De politieke neiging om een ‘schuldige’ te zoeken lost het veiligheidsprobleem niet op, maar vergroot het.
 
Groet, Jaap
 
 

Verantwoordelijkheid kunnen nemen

31 oktober 2022


Beste Leike,
 
Onlangs had ik op Twitter een waardevolle gedachtewisseling met Marije van den Berg. De aanleiding was dat er weer eens een topman na ernstig falen succesvol anderhalf miljoen naar binnen harkte voor zichzelf. Ons gesprek kwam op het begrip ‘skin in the game’ van risicodenker Taleb. Als sprake is van skin in the game dan betaal je net zo hard voor je falen als je mag profiteren van je successen. Precies de reden waarom ik zo’n fan van dit begrip van Taleb ben. Hij laat in zijn verhaal zien hoe weinig skin in the game er juist in de top is. Topmanagers van grote bedrijven kunnen onverantwoord grote risico’s nemen met hun onderneming, want als het goed gaat lonken de superbonussen en als het verkeerd afloopt volgt een gouden handdruk en wat versluierende teksten over verschil van inzicht in het te voeren beleid. Ze nemen risico’s met geld en belangen van anderen. Daarom pleit Taleb ervoor om niet alleen in bonussen te denken, maar ook in forse malussen. Zoals dat vaak het geval is bij familiebedrijven. Als de topbestuurder daar onverantwoorde risico’s neemt, kost dat hem niet alleen zelf geld, ook zijn familie levert kapitaal in en zal hem wel iets van feedback geven.
 
Marije schreef me dat ze juist een hekel heeft aan dat begrip ‘skin in the game’. Zij wees erop dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt mensen juist teveel skin the game hebben. Zij zijn enorm kwetsbaar waar het continuïteit van werk en inkomen betreft en een kleine wijziging wordt hard gevoeld. Niet voor niets spreken sommigen over het ‘precariaat’, een groep mensen met een precaire maatschappelijke positie. Marije pleitte juist voor minder skin in the game voor hen. Daar heeft zij natuurlijk een goed punt.
 
Nog even doordenkend hierover denk ik dat er meer aan de hand is dan alleen veel of weinig skin in the game. De socioloog Hartmut Rosa beschrijft dat onze zich alsmaar versnellende tijd onnavolgbaar is en tot vervreemding leidt: het gevoel dat jouw handelen toch geen effect heeft en zo zonder betekenis blijft. Waarschijnlijk precies dat wat de groep mensen waar Marije voor opkomt ervaart.
Rosa ziet resonantie als antwoord op de vervreemding die in onze maatschappij gaande is. Resonantie gaat over de productieve verbinding die je ervaart met de wereld om je heen. Met wereld bedoelt hij hier alles om je heen: anderen, je werk, de geschiedenis, muziek, de natuur, alles wat je kunt bedenken. Resonantie kent twee kanten: in de verbinding met je omgeving, bijvoorbeeld je werk, ervaar je het vermogen dat je ertoe doet, dat je iets teweegbrengt (self efficacy). De andere kant is dat je de wereld niet als een instrument voor je eigen doel ziet maar als iets waar jij onderdeel van bent, waar je een verantwoordelijkheid in hebt en waar je je ook door kunt laten raken. Als self efficacy ontbreekt ben je een instrument van anderen. Als je niet meer door de wereld te raken bent, wordt alles en iedereen in je omgeving een door jou te beheersen instrument.
 
Wat ik interessant vind, is dat precies die tweezijdigheid van resonantie tussen de wereld die Marije schetst en die Taleb bedoelt uit evenwicht is. De topmannen van Taleb ervaren een grote mate van self efficacy, maar hebben zichzelf losgezet van de wereld om hen heen: hun succes is van hen, hun falen niet. Bij de kwetsbaren is het precies andersom. Hun vermogen iets in de wereld teweeg te brengen is gering: zijn vaak het instrument in andermans plannen en doelen. En ze kunnen zichzelf niet loszetten van de wereld die anderen voor hen bepalen. Met de rug tegen de muur beweeg je niet zo makkelijk.
 
Wel een trieste constatering dat de ‘haves’ zoveel self efficacy ervaren dat de rest van de wereld hen onverschillig kan laten, terwijl de kwetsbaren gevangen zitten in een wereld die ze niet kunnen verlaten terwijl ze er ook weinig invloed op hebben. Eigenlijk allebei slachtoffer in een eenzijdige vervreemde wereld.
 
 
Groet, Jaap
 

De falende HR-manager

23 september 2022


Beste Leike,
 
De meeste HR-managers zijn kinderen van hun tijd. Toen ik er in de jaren 70 voor werd opgeleid, beloofden we elkaar op de opleiding Personeelswerk van de Sociale Academie dat we nooit iemand zouden ontslaan. Dat zou machtsmisbruik zijn en we zouden ons moeten richten op een machtsevenwicht tussen werkgevers en werknemers. Those were the days…
 
Mark Rutte kwam via de universiteit als HR-manager bij Unilever, terwijl hij ondertussen, vanaf zijn peutertijd ongeveer, carrière maakte bij de VVD. Nu is hij al zolang premier, dat hij fors de hand heeft gehad in hoe het land er nu bijstaat. In zijn bewind is ook Rutte een kind van zijn tijd.
 
Een tijd van een diep geloof in de markt. De markt als een ‘invisible hand’ die de verdelingsvraagstukken neutraal en rechtvaardig oplost, dat was de belofte. Minder overheid, meer markt. Maar de markt is ook het mechanisme dat uitgaat van concurrentie en competitie, van het najagen van eigenbelang, van ‘greed is good’. Het is een mechanisme dat eigenbelang stimuleert in de keuzes die mensen maken. Egoïsme als het motorblok voor meer welvaart. “Samen voor ons eigen.” En dat noemen we dan vrijheid.
Het is niet gek dat een moraal van solidariteit, gezamenlijkheid en gemeenschapszin afkalft als de overheid zichzelf uitlevert aan een systeem dat ankert op individueel eigenbelang. De burger/consument moest voortdurend ‘geprikkeld’ worden tot gewenst calculerend gedag.
 
We zien de resultaten van eigen belang centraal stellen in de toenemende polarisatie, verharding en verruwing van het maatschappelijk debat en in het najagen van eigen- en groepsbelangen zonder oog voor die van anderen. We zien ook dat de markt de mogelijkheden om betaalbaar (of überhaupt) te wonen voor velen onmogelijk heeft gemaakt. Collectieve belangen zoals klimaat, biodiversiteit, bodemkwaliteit, dierenwelzijn en bijvoorbeeld eerlijk delen, hebben geen plek in die markt. Zo escaleerden ook de verschillen tussen rijk en arm, stad en platteland, theoretisch en praktisch opgeleid. 
 
Terug naar Rutte als kind van zijn tijd. Hij nam een mode over die al startte in de kabinetten Lubbers. Hij werkt keihard, is niet uit op zelfverrijking, lijkt een aardige man. Dus wat zou je hem kwalijk nemen? Ik was toch ook een kind van mijn tijd destijds op de Sociale Academie? Maar als je dan kijkt naar hoe het met de menselijke grondstoffen (human resources) in ons land gaat, moeten we vaststellen dat het geen feest is. Wantrouwen en polarisatie alom. De grondstoffen zelf geven Rutte het rapportcijfer 4,5. Alleen nog zijn partijgenoten hebben meer fiducie in zijn leiderschap.
 
Mijn kritiek zit er niet in dat ook hij een kind van zijn tijd is. Dat zijn we allemaal. Mijn kritiek zit in het overnemen van wat in de mode was (en die nog verder uitvergroten), zonder zichtbare reflectie op de effecten ervan. Die zit in zijn strategieloze briljante tactiek van problemen klein maken, in stukjes hakken en als probleempje oplossen, die zit in zijn onvermogen om vooruit te kijken en vooral steeds knap te reageren op de waan van de dag. Een richtingloze handige donder, een zichzelffeliciterende windvaan, een man zonder eigenschappen.
 
Wat we nu echter nodig hebben, is iemand die verbanden en systeemsamenhangen doorziet; niet alleen in de analyse van wat aan de hand is, maar ook in de wijze van aanpakken. Iemand die complexiteit niet schuwt, maar als vertrekpunt neemt. Iemand die lange zichtlijnen heeft en daar anderen in kan meenemen. Niet zoeken naar waar er draagvlak is, maar dat draagvlak creëren door visie en perspectief. Juist nu overal gure winden opsteken. Iemand die leert van het verleden, de bestaande tijd doorvoelt en perspectieven zoekt die daarbij passen.
Ja, Leike, nu ik er zo over nadenk, we zouden eigenlijk een premier moeten hebben die de mode van de tijd overstijgt, een goede historicus misschien.
Oh, wacht …
 
 
Groet, Jaap
 
 
 

Altijd positief…tegen de klippen op

9 september 2022


Beste Leike,

Hoorde je de column van Pieter Derks deze week? Prachtig verhaal over de afgetreden minister Staghouwer die maar geen perspectief voor de boeren kon bedenken. Pieter Derks lijkt dat ook een onmogelijke opdracht. Wie van de ministers zou op zijn terrein wel perspectief kunnen schetsen? Een perspectief ontbreekt in Den Haag sowieso, laat staan een wenkende toekomst.
Ik bladerde net door managementboek-magazine, het blad van de grote internetboekhandel op het gebied van managementboeken, en ik werd getriggerd door de titel van een besproken boek: De klimaatalmanak, het is nog niet te laat.
 
Het is nog niet te laat???
 
“Leg dat de Pakistani maar uit”, dacht ik, “een derde van hun land onder water, duizenden doden! Allemaal slachtoffers met een co2-footprint van twee keer niks. Een van de vele effecten van de onomkeerbare klimaattragedie.”
Niet te laat? Het is al veel te laat! De verandering van het wereldwijde klimaat is al jaren aan de gang. Het is helemaal geen vijf voor twaalf; het loopt al ruimschoots tegen enen. De vooraanstaande wetenschapsantropoloog Bruno Latour stelt dat we niet in een crisis zitten, maar in een mutatie.
 
Op een of andere manier hebben we elkaar wijsgemaakt dat we altijd positief moeten blijven denken, dat positiviteit een goede eigenschap is. We waarderen iemand die het glas altijd halfvol ziet meer dan iemand die het glas halfleeg ziet. Als iemand negatief is of doet, dan is het een lastpak, een partypooper, een zeurkous, een dwarsligger. Positief, dat moeten we zijn. Je kent wel van die managers die van hun mensen vragen geen problemen, maar oplossingen aan haar voor te leggen.
En we zien de gevolgen. Nare berichten bereiken de minister (of de kamer) niet, de top van talloze organisaties komt in een schijnwereld van succes terecht. De eenzijdige positieve schets van plannen, beleid of strategie laat ons de ogen sluiten voor de altijd aanwezige nadelen.
Ook op Linkedin, Insta en Tinder is positiviteit troef. Iedereen schetst zichzelf en zijn CV als louter succesvol. We zijn reclame geworden. Ongeloofwaardige leugens, toegestaan omdat de markt het niet afstraft.
 
Draagt die nadruk op positiviteit misschien bij aan het ontstaan van die hausse aan complottheorieën? Omdat die verhalen schuren met onze ervaring en ons wantrouwen gevoed wordt? Omdat die eenzijdige focus op positiviteit een gevoel geeft dat het verzwegen tegendeel wordt weggelakt? Nodigt dat uit om te fantaseren wat onzichtbaar is gemaakt?
 
Die nadruk op het positieve heeft er ondertussen toe geleid dat we de wereld verjubeld hebben. We hebben onbeperkt fossiele brandstoffen gebruikt om de productie en consumptie aan te jagen. We hebben tal van gemeenschappelijke voorzieningen aan marktpartijen verkocht en de opbrengst opgesoupeerd. We gingen uit van een onophoudelijke groei (over tomeloos optimisme gesproken) en ons vermogen om alle toekomstige nadelen technisch op te lossen.
 
En ‘now the shit hits the fan’, en stevenen we af op een metacrisis (een crisis x een crisis). Niemand kan nog snappen wat er allemaal tegelijk stuk loopt en hoe dat in elkaar grijpt.
 
Ik roep niet op tot huilend in een hoekje gaan zitten. Ik zou willen dat we het weer moeilijk maken, de moeite zoeken, niet weglopen voor wat stuk is, stuk gaat of fragiel is. Ik zou willen dat we handelend optreden vanuit het besef dat het tegen enen loopt en dat het nooit meer voor twaalven zal zijn. Dat geeft de optimist in mij de meeste hoop.
 
Groet, Jaap
 
 
 
 
 
 

Organisatievragen