Met enige onregelmatigheid schrijven Leike en Jaap elkaar een dialoogblog over het vak en de wereld. Daar kun je je op abonneren, dan krijg je bij iedere nieuwe blogpost een melding. Ook heel leuk vinden we het als je je ermee bemoeit en een eigen bijdrage levert. Naar een specifieke blogpost zoeken of neuzen door alle titels kan in het blog overzicht.

Ondertussen in de coulissen

2 april 2021


Beste Leike,
 
Ja die coulissen. Waarvan sommigen denken dat transparantie iets oplost. Terwijl ze essentieel zijn naast het podium. Ik stelde mij na jouw blog voor wat er tijdens dat veertien uur durende kamerdebat daar plaatsvond. Ik denk ongeveer dit:
 
“Hi Sigrid, Mark hier. Hoor eens, ik begrijp dat jullie het niet langer pikken dat ik heb gelogen. Ik dacht er nog mee weg te kunnen komen, maar op de heilige Omtzigt heb ik me verkeken. Dus ik snap dat mijn rol in de komende formatie is uitgespeeld. Waar ik wel mee zit, is het huidige demissionaire kabinet. Met een motie van wantrouwen ben ik daar ook weg. En hoe moet het dan verder? Stef Blok als mijn opvolger. Stofzuiger in algemene dienst, maar met het charisma van een ijskast. Haha ik wil natuurlijk niet over mensen praten, maar dat wordt natuurlijk een drama. En Tamara is nog echt te groen. Verder hebben we niemand meer nu Klaas weg is.
Dus ik dacht, in het landsbelang, jullie geven me flink om mijn falie, maar niet zodanig dat ik het bestaande kabinet moet verlaten. Dan blijf ik tijdens de crisis nog even crisismanager. Maar het signaal is stevig genoeg dat jullie aan je kiezer kunnen uitleggen dat er een grens is overschreden. Nieuw leiderschap enzo. Wat vind je, is dat wat? Motie van treurnis of iets dergelijks? En dan zeg ik dat het geen motie van wantrouwen is en dat ik hard mijn best ga doen. Je kent me, dat geloven ze nog wel van me. In de komende formatie zal ik dan tegen het eind mijn vertrek aankondigen. Dan hebben we een naadloze overgang. Zou jij willen proberen Wopke hierin mee te krijgen? In het belang van het land? Hé, de bel gaat, debat gaat weer door. We spreken mekaar!”
 
Want we denken toch niet echt dat die coulissen stoppen, toch? Sterker, waarschijnlijk zijn ze levendiger geweest dan ooit in dit debat.
 
Groet, Jaap

Omtzigt, de olifant in de kamer

31 maart 2021


Beste Jaap,

 

Erving Goffman schreef in de jaren Vijftig het boek De dramaturgie van het dagelijks leven. Een boek waarin hij laat zien hoe wij ons in sociale contexten allemaal gedragen naar het daarbij passende script. We zijn niets anders dan spelers op het podium van het leven. Een ober is beleefd, ook tegen vervelende klanten die het bloed onder zijn nagels vandaan halen, want dat hoort bij de rol. Gasten verwachten het, ook – of misschien juist – als iemand zich plurkig gedraagt.

Die scripts en rollen maken de sociale context makkelijker, maar kosten ook energie en beheersing. De pret over Fawlty Towers is in elke aflevering weer gebaseerd op wat er gebeurt als het John Cleese niet langer lukt zich rolconform te gedragen.

Dus zijn er coulissen, off stage-contexten, waarin je uit je rol mag. Een plek waar de ober uit mijn voorbeeld even mag verzuchten dat als dat mens nog een keer zeurt, hij haar kop eraf rukt. Of iets van die strekking. Het zijn de plekken waar je je echte mening over dat onderwerp in de vergadering laat weten. Momenten waarop je informeel bespreekt wat je nou moet met je baas of lastige klant. Of vertrouwelijke gesprekken waarin je het even kunt hebben over Pieter Omtzigt, terwijl je best weet dat de kiezer gekozen heeft en je er niet over gaat, en dat namen formeel pas in een latere fase van het formatieproces aan de orde komen.

De coulissen, de wandelgangen, het toilet, de appgroep, de keukentafel als je net terug bent van je werk: heerlijke plekken waarin je niet helemaal strak in je rol hoeft, waar je mag speculeren, dingen mag zeggen die in je rol niet kunnen, je gedachten mag laten uitlopen en oprekken. Iedereen kent ze, iedereen gebruikt ze. Ze zijn de noodzakelijke aanvulling op de formele optredens. Het is het leven tussen de regels door. Degenen die op dit moment luid verontwaardigd schreeuwen dat dat een schande is, hebben boter op hun hoofd.

 

Laat ik eerst even zeggen dat ik het echt heel erg rot vind voor Omtzigt dat hij, terwijl hij ziek is, weinig steun lijkt te krijgen van zijn partij. Nog rotter dat hij elke dag moet lezen dat zijn partij hem een ‘loose canon’ vindt en hem liever kwijt dan rijk is. Ik weet niet of de verontwaardiging daarover nou helpend is of het erger maakt. Wil je rust, wordt het steeds onrustiger om je heen.

En ik vind het ook stom dat Ollongren (wat zeg ik? De hele demissionaire regering!) gewoon live vergadert, terwijl Mona corona heeft en zij net allemaal getest zijn.

Maar wat Ollongren overkwam kan iedereen gebeuren. Het is niet meer dan even uit je podiumrol vallen en een inkijkje geven in de coulissen. Coulissen waarin het helemaal niet vreemd is dat Omtzigt daar als olifant in de kamer figureert: iedereen weet dat hij er is, maar het is niet de bedoeling dat hij on stage, op het podium, genoemd wordt.

 

Dat uit-je-rol-valgedrag beschrijft Goffman uitgebreid in zijn boek. Het is sociaal ongemakkelijk, maar het script helpt ons: als iemand uit zijn rol valt, dan negeer je dat actief. Als die ober uit mijn voorbeeld achter de bar een geërgerde zucht slaakt, kijken andere gasten hooguit met een klein lachje van herkenning.

Maar als deze theorie klopt, dan zou het zichtbaar maken van de coulissen door Ollongren zou die foto niet letterlijk en figuurlijk uitvergroot zijn. Dan zou niet iedereen de gebeurtenis aangrijpen om zijn eigen punt te maken over Omtzigt, live-vergaderende kabinetsleden, wat het betekent dat de verkenners ook actieve politieke functies bekleden … Het hele geval zou gewoon zijn uitgedoofd.

 

De dramaturgie lijkt veranderd. Goffman leeft niet meer, maar ik ben zo benieuwd hoe hij naar deze gebeurtenis zou kijken. Zou het voor hem reden zijn zijn theorie aan te passen? Want coulissen lijken het nieuwe podium geworden en de (sociale) media de schijnwerper en de versterker waarmee je via brokjes en flardjes uit de coulissen je plek op het podium opeist. Het landsbestuur als een groot theaterexperiment met een toneel zonder coulissen. Escalerend waar escalatie het script niet helpt. Het hele sociale spel wordt er wel dramatischer van. Maar of we Omtzigt of het formatieproces daar nou mee helpen?

 

Groet, Leike

De kiezer als consument

15 maart 2021


Beste Leike,
 
Jij las toch ook die prachtige column van Tommy Wieringa in het NRC van 13 maart?
Waarin hij zegt dat de komende verkiezingen gaan over een keuze tussen de korte en de lange termijn? En dat kiezen voor de korte termijn een soort kolonisatie van de toekomst is: uitbuiten wat niet van jou is? Spot on! Kiezen we ervoor om het leven van onze (klein)kinderen te verbeteren, of om de huidige klimaatproblemen, kernafval, en andere nevenverschijnselen van onze welvaart in de verwegkolonie van de toekomst te stallen, zodat we zelf niks hoeven te veranderen? Après nous la déluge?
Kiezen voor lange termijn is niet makkelijk. De Canadese psycholoog Elliott Jacques zegt hier interessante dingen over. Hij onderzocht wat werk eenvoudig of juist moeilijk maakt en concludeerde dat de tijdspanne waarin je feedback krijgt doorslaggevend is. Hoe korter, hoe eenvoudiger en overzichtelijker. Hoe langer, hoe moeilijker en abstracter.
Zo mag ik ’s zomers graag mijn gras maaien. Terwijl ik achter mijn maaimachine loop, verandert het gras van een rommelig veldje met verschillende lengtes en allerlei onkruid in een strak en opgeruimd gazonnetje. De feedback op mijn handelen is niet alleen heel snel, het is ook direct duidelijk als ik iets vergeten ben. Heerlijk!
Vergelijk dat eens met het schrijven van onze boeken. Boeken schrijven is heel ambigue werk waarvan je de feedback pas jaren na het eerste geknutsel ontvangt. In het begin weten we eigenlijk niet goed wat we willen zeggen. Er zit van alles ongeordend in ons beider hoofden en er zijn misschien vermoedens van waar het heengaat, maar veel meer dat, is het in het begin niet. Terwijl stukken tekst vorm krijgen blijft de vraag of we voldoende samenhang krijgen, of er een verhaal van te maken is. Zo’n betoog vormt zich in de loop van de tijd, maar zelfs dan is de vraag of wij hetzelfde boek schreven als de lezer leest. Pas als dat laatste gebeurt, krijgen we echt feedback. Hoe heerlijk en rustgevend is dan het kortetermijnresultaat van dat grasmaaien! Overzichtelijk, duidelijk en ondubbelzinnig.
 
Is er bij de verkiezingen niet iets soortgelijks aan de hand? Partijen met een langetermijnvisie vragen de kiezers eigenlijk om te accepteren dat het effect van hun beloften pas op heel lange termijn zichtbaar is, terwijl er op kortere termijn wel gevraagd wordt het leven te veranderen. Je moet bijvoorbeeld op korte termijn veel dingen anders doen om duurzamer te leven zodat er op langere termijn een grotere kans ontstaat op een beteugelde klimaatverandering. De kortetermijn gedragsverandering kan heel concreet zijn, terwijl de opbrengst behoorlijk abstract en ver weg is.
Er zijn ook partijen die kiezers helemaal niet vragen om ver te kijken. Zij beloven verbeteringen op de korte termijn. Resultaat waar je wat aan hebt en dat snel zichtbaar wordt. U vraagt en wij draaien. Wilt u een sterke man, hier is ie! Wilt u dat we weer allemaal het terras op kunnen? Gaan we regelen! Ruimhartig met beloften, maar versluierend over welke investeringen dat van ons vraagt, laat staan welke wissel we op de toekomst trekken. In de eerste vier jaar vooruit wordt de wereld mooier, leuker, beter. Het past in de wereld van “Voor 12 uur besteld? Morgen in huis”.
 
Ik wil die kolonisatie van de toekomst niet. Ik wil een politiek die over vier jaar heen kijkt, die durft te zeggen dat ze 25 jaar verder kijken en dat dat op korte termijn niet zo leuk is. Een politiek die helpt de echt moeilijke keuzes te maken, zodat we de toekomst mooier maken voor onze kinderen en kleinkinderen. Hoe moet dat Leike, in een wereld die van instantbevrediging aan elkaar hangt?
 
Groet, Jaap

Emotie-emancipatie

27 februari 2021


Beste Leike,

 

We leven in tijden van korte lontjes, van hevige frustraties. We zien een kabinet dat zwicht voor de druk om de lockdown te verslappen (ze noemen het versoepelen) omdat “mensen het niet meer aankunnen”. Niet alleen scholieren mogen een dagje naar school, maar je mag in tijdslots naar de winkel en weer naar de kapper (menselijke waardigheid las ik ergens).

Zo anders dan bij de Britten, bij wie afzien tot de volksaard lijkt te behoren: “Keep calm and carry on”. Zou het vermogen om keurig op je beurt te wachten (in the queue) iets te maken hebben met het kunnen uitstellen van behoeftebevrediging in het algemeen? Zijn wij eigenlijk een ongeduldig voordringvolkje?

We lazen ooit in het mooie boekje van Ignaas Devisch ‘Het empathisch teveel’ hoe een constant beroep op onze empathie leidt tot willekeur en irrationele afwegingen. Het geeft ruimte aan ongelijkheid omdat empathie nu eenmaal specifiek is; een filmpje over Jemen kan je stimuleren je portemonnee te trekken, maar als er geen filmpje over de Oeigoeren is…. Hij pleit voor een werkbare onverschilligheid. Zo toomt hij de empathie in met het verstand.

Ik ben zelf in de jaren zestig grootgebracht met de waarde van gezond verstand. Huilen werd je nog wel vergeven als kind, maar het was iets dat je moest afleren. “Een gebroken been is erger” was een van de gevleugelde uitdrukkingen van mijn moeder. De naoorlogse wederopbouw ging om hard werken, afzien en niet zeuren. Het moet eind jaren zestig zijn geweest dat onze emoties emancipeerden. Love was het toverwoord van de hippies, de pil gaf onze lust meer ruimte, de verbeelding moest aan de macht, woorden als frustratie verhuisden van de spreekkamer van de therapeut naar het maatschappelijk debat, het persoonlijke werd politiek. Ik herinner me dat ik op de sociale academie leerde dat gevoelens feiten zijn en dat ongeveer alles ‘moet kunnen’. We kregen het inzicht dat veel van ons gedrag eerder door gevoelens gedreven werd dan door rationele afwegingen. Managers werden in ‘sensitivitytrainingen’ geconfronteerd met onderbewuste drijfveren; soms leerzaam, soms met dramatische gevolgen. Emoties en gevoelens waren niet langer persoonlijke drijfveren die achter een stiff upperlip verborgen dienden te worden, maar werden bevrijd en daarmee relevant.

Ik weet niet waar het gebeurd is, mogelijk is het zo’n emergent proces waar je de vinger niet op kunt leggen, maar ik heb het gevoel dat onze waardering voor emoties gaandeweg enorm uit de hand is gelopen. Mensen gaan om de haverklap uit hun dak, uiten dat in social media, spreken in hyperlatieven in de talkshows en zien hun persoonlijke emoties als ‘epic’ ervaringen. Persoonlijk kan ik af en toe ook koken als ik zie hoe de boven ons gestelden deze crisis managen. Maar hoe productief is die boosheid nu eigenlijk?

Ik moet vaak denken aan René Gude, die zijn emoties als terminale kankerpatiënt temde met ‘humeurmanagement’. Niet verdrietig en lamgeslagen op de bank gaan liggen, ook niet ontkennen dat het mis gaat, maar iets ertussen in: het humeur managen met het verstand. Een verstandige man, die René. Moeten we met hem in gedachten niet juist de luidst geschreeuwde emoties dempen, en onze kop erbij houden voor het zorgvuldig in evenwicht houden van het collectieve humeur? En een beetje op onze beurt wachten?

 

Groet, Jaap

 

Belofte maakt schuld  

28 januari 2021


Beste Leike,
 
Oude volkswijsheden of clichés vertonen vaak slijtageverschijnselen door overmatig gebruik, maar doorstaan de tijd niet voor niks. Ze bevatten vaak heel praktische wijsheden. Zoals dat je niet meer moet beloven dan je waar kunt maken. Doe je dat wel, dan ontstaat gedoe en wordt de teleurstelling van de ander jouw probleem.
In managementtaal noemen we dat het ‘managen van verwachtingen’. Hiermee probeer je door zorgvuldige communicatie en ‘mensen mee te nemen’ ervoor te zorgen dat de verwachtingen niet overspannen raken. Ik leerde ooit de formule Q=P-V: kwaliteit is prestatie min verwachting. Mensen ervaren kwaliteit (Q) als hun verwachting niet hoger is dan de geleverde prestatie. Omdat je op voorhand de prestatie nooit helemaal in de hand hebt, kun je maar beter goed op de verwachting sturen en zorgen dat die niet te groot is. Als het lukt die verwachting bescheiden te houden, en de prestatie valt je wat tegen, dan is de ander mogelijk toch tevreden. Hij kreeg immers het beloofde. Lever je meer dan wat verwacht werd, dan heb je een blije klant of partner. Die krijgt immers nog meer dan waar hij op rekende.
Maar pas op: als je dat stelselmatig doet, zal de verwachting ongestuurd oplopen. De ander denkt dat je immers altijd meer levert dan je belooft. Als je dan vervolgens evenveel presteert als je beloofde, is het toch weer een tegenvaller.
Ik zag onlangs bij een organisatie de ambitie om altijd boven verwachting te presteren. Leuk natuurlijk de eerste keren, maar op termijn nooit vol te houden. Je verliest de grip op de verwachtingen van anderen. En dan organiseer je onbedoeld teleurstelling.
 
Deze overpeinzing kwam bij mij op gang door het fenomeen Hugo de Jonge. Een man die steeds te grote schoenen aantrekt. Keer op keer doet hij beloften, maakt voorspellingen of spreekt verwachtingen uit die te optimistisch blijken. Een beloofredicivist. Het effect zien we: een voortdurend teleurgestelde samenleving die de moed verliest. Steeds blijkt het beloofde licht achterin de tunnel een volgende lantaarnpaal.
Als psycholoog van de koude grond zoek ik naar de gedachte achter dit gedrag van deze ongetwijfeld goedbedoelende Hugo. Herken je die managers die steeds optimistisch zijn in de hoop dat anderen dat ook worden? Die denken dat nuance ruimte biedt voor somberheid en ‘negatieve energie’? De uit Amerika overgewaaide gewoonte om steeds “It’s gonna be allright” te beloven in de meest uitzichtloze omstandigheden? Optimisme tegen de klippen op? Ik denk dat dat Hugo is: iemand die denkt dat de besmettelijkheid van optimisme ertoe leidt dat iedereen overal schouders onderzet en dat we daarmee ‘het virus eronder krijgen’. Inmiddels zijn er niet zo veel mensen meer over die hem nog geloven.
 
Ik las dat in de polls de huidige coalitie stijgt van 75 naar 81 zetels. Een belofte van de stemmenpeilers, zou je kunnen zeggen. Zou dat ook ‘overpromise en underdeliver’ worden? Wat denk je?
 
Groet, Jaap

Nijpende kwesties benepen oplossen

30 december 2020


Beste Leike,

 

Hoorde jij dat interview met Ferd Grapperhaus, onze minister van Justitie, over de inzet van militairen in verpleeghuizen vanwege personeelstekorten? Twee veiligheidsregio’s hadden een brandbrief gestuurd omdat het zwartste scenario dreigt en het minimum aan zorg niet meer geleverd kan worden. Het is aan alle kanten duidelijk dat het de zorg nu echt over de schoenen loopt … of eigenlijk, dat het water al aan de lippen staat.

(ik vond een plaatje op Twitter dat zo mooi laat zien wat ik wil, dat ik er deze keer niet zelf voor ben gaan tekenen)

Je zou zeggen, niet meer ouwehoeren en direct regelen dat defensie kan inspringen met verpleegkundigen, artsen en alle handen aan het bed die maar nodig zijn. Het fijne van defensie is immers dat het is ingericht op handelen in het onverwachte. Dat kan door in kaart te brengen waar welk type steun nodig is om het dan aan defensie over te laten een directe lijn te leggen met de betrokken verzorgingshuizen en daarmee afspraken te maken.

Zo niet als dit kabinet zich ermee bemoeit. Ik citeer Grapperhaus op Radio 1: ‘We moeten de procedure nog eens goed aanscherpen en toch kijken wat er voor dingen mogelijk zijn… We hebben een procedure gemaakt met objectieve criteria, die is gericht op de echt nijpende continuïteitstekorten, waarbij eerst de regionale mogelijkheden volledig moeten zijn uitgenut alvorens defensie hulp mag verlenen.’ Concreet betekent dit dat eerst gekeken moet worden of er uitwisseling tussen instellingen mogelijk is, dán of er nog loslopende gediplomeerde mensen op de arbeidsmarkt te vinden zijn, dán het Rode Kruis en pas daarna defensie. Trots vertelde Ferd dat de voorzitters van de veiligheidsregio’s dit allemaal een goed plan vinden.

Ik heb zo mijn twijfels. Het lijkt zorgvuldig, maar het is bureaucratisch en benepen. Een benepen patroon van fragiel organiseren. Een patroon van liever te weinig dan te veel doen. Zorgen dat je niks verspilt. Je sorteert niet voor op situaties waarvan je niet zeker weet dat ze zich zullen voordoen. Je komt pas in actie als het echt moet.  Het is de angst dat er straks defensiemensen ergens lopen te lummelen, angst dat een tehuis meer bestelt dan eigenlijk nodig is, angst voor te royaal handelen, angst dat je misbruikt wordt.

Ik noem het een patroon omdat ik het donkerbruine vermoeden heb dat dezelfde redeneringen speelden bij het inrichten van het vaccinatieproces en bij het oplossen van de schade in de kindertoeslagaffaire. Zuinigheid als hoeksteen van beleid. De kleine karige overheid. Met het toverwoord ‘zorgvuldigheid’ als schild.

Soms echter handelt de overheid anders, dan breekt (politieke) nood wet. Als het om ‘DE ECONOMIE’ gaat bijvoorbeeld. Dan blijken de zakken in de coronacrisis megadiep. Dan blijkt een omgekeerde redenering te gelden: eerst ruimhartig helpen en achteraf eventueel corrigeren als de steun te ruim was. We blijken loyaler aan KLM dan aan onze ouderen en zwakken.

Met vasthoudende kamerleden en een vernietigend rapport lukte het uiteindelijk ook in de kindertoeslagaffaire om te handelen alvorens alles is uitgezocht. De gedupeerden krijgen een nu behoorlijk bedrag voordat duidelijk is waar iedereen precies recht op heeft.

 

Natuurlijk willen we een overheid die zorgvuldig is. Maar zorgvuldigheid is niet hetzelfde als benepen en voorzichtig alles afwegen en pas handelen als je alles weet. Het is juist ook in actie komen als het nodig is. Liever genereus is zorgvuldiger dan steeds tekortschieten vanuit benepenheid.

 

Groet, Jaap

Draagvlakdenken

12 december 2020


Beste Leike,

 

Heb jij nou ook zo’n ongemakkelijk gevoel bij de boodschap op de persconferentie van 8 december dat het hard verkeerd gaat en dat dat komt door ons gedrag, niet door het gevoerde beleid? Dat de maatregelen op grond van die conclusie niet gewijzigd worden?

Ik vind het een armoedig bericht dat de enorme machteloosheid zichtbaar maakt van een kabinet waarvan we inmiddels weten dat de ene vleugel meer strengheid wil en de andere juist minder. Het bloedeloze compromis druipt ondermijnend uit de strak geregisseerde verpakking van de persconferentie.

 

Het lijkt alsof onze beleidsmakers opgesloten zitten in een beïnvloedingsmodel dat gebaseerd is op vrijheid en draagvlak: meer vrijheid veroorzaakt meer draagvlak.

Vrijheid is een ‘knop’ die je openzet als het draagvlak minder wordt. Onsje erbij, onsje eraf. Onderhandelen als de kruidenier met een stiekem handje op de weegschaal. Je krijgt als burger daardoor het idee dat je kunt onderhandelen, dat je randjes kunt opzoeken, dat je kunt marchanderen. En dat is precies het gedrag dat we zien. “We zijn nu toch een paar weken braaf geweest, wat krijgen we daar nu voor terug?”

 

Misschien is dat zichtbaar draagvlak zoeken precies het probleem waardoor datzelfde draagvlak steeds meer weglekt. Het gaat om keuzes die vrijheid suggereren.

Echter juist géén keuze hebben geeft rust. Stel dat het kabinet nu zou zeggen: “We nemen die en die stevige maatregelen. Gewoon omdat het moet, omdat we met de rug tegen de muur staan. Er is helemaal geen keuze mogelijk.” Dat levert volgens mij meer acceptatie op dan dat hijgerige zoeken naar draagvlak. Het straalt ook uit dat het onvermijdelijk is in plaats van een compromisvol onderhandelresultaat. Draagvlak is immers geen constante waar je naar moet zoeken, maar een fenomeen dat je moet creëren met geloofwaardig optreden.

 

Hugo de Jonge denkt dat hij draagvlak kan vinden door perspectief te bieden. Hij doet dat door het ons voorhouden verleidelijke verlangens. Beloften dat het snel beter wordt, dat de oplossing in handbereik ligt. Maar inmiddels produceert hij gebroken beloften in serie.

Perspectief bieden bestaat niet uit steeds schuivende data en opzichtig naar de mond praten met een optimistische toon. Uit onderzoek blijkt dat verhalen met onzekerheden voor de luisteraar minder aantrekkelijk zijn dan stellige beweringen, maar dat de geloofwaardigheid van de verteller toeneemt juist als hij laat zien dat niet alles zeker is.

 

Het gaat in deze tijd om geloofwaardigheid en harde keuzes durven maken. Zoals Churchill bloed, zweet en tranen beloofde.

 

Groet, Jaap

 

 

 

Het regent …

6 december 2020


Beste Jaap,
 
Het is bijna kerst en net als velen ben ik moe. Moe van een raar en ingewikkeld jaar, moe van acuut schakelen op onverwachte omstandigheden, daarvan terugveren en weer schakelen naar een tweede – soort van – lockdown. Moe van optimistisch blijven, me aan regels houden en volhouden. Moe van de schraalheid van het bestaan van dit moment.
Schreef ik je in het voorjaar nog dat mijn huid nog geen honger had hooguit trek, inmiddels verlang ik naar de warmte en het makkelijke van sociale nabijheid, van dicht bij anderen zijn in vreugde en verdriet. Was er in het voorjaar nog de verkenning van nieuwe mogelijkheden, het mooie weer en het perspectief op een zomer waarin weer van alles mocht, inmiddels is het donker en nat en is het vooruitzicht, ondanks vooruitzicht van vaccinatie, een stuk donkerder.
 
Al een week heb ik het gedicht November van J.C. Bloem in mijn hoofd. Bloem is nou niet echt de pretletter onder de dichters en dit gedicht gaat over zijn eigen somberheid en teleurstelling over het leven, maar plaats het in deze tijd en je ziet jezelf zitten, in het onbestemde licht van computer en invallende schemer. Hij laat je voelen hoe schraal het leven nu is, en hoe leeg van thuiszitten en niet nabij dierbaren kunnen zijn.
 
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
 
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
 
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
 
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.
 
Voor hem blijft het november, altijd. Voor ons gelukkig niet. Hoe somber het gedicht ook is, van zoveel schoonheid word ik toch weer een beetje lichter en blijer.
 
Groet, Leike
 

Zelfreproducerende patronen

25 november 2020


Beste Jaap,

Een paar dagen geleden schreven we een stuk over de interviews van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, geschokt over hoeveel onmacht we zagen en hoe onmogelijk het bleek om in de verhoren die onmacht te doorbreken. Inmiddels zijn we een paar dagen verder en hebben we ook (ex-)bewindspersonen gehoord. Zichtbaar onmachtig waren de dames en heren niet, in tegenstelling tot hun (voormalig) ambtenaren. Als water dat van een eend afglijdt, zo makkelijk gleden de vragen van de commissie langs de (ex-)bewindspersonen af. Zo glad werden ze beantwoord. Zo stevig houden de politieke bestuurders ‘their cool’. Dit is hun arena. Dit is hun habitus. Ze kennen dit spel en hun opponent.

De gesprekken verlopen nogal voorspelbaar, naar een script dat beide partijen kennen, in de politieke taal die je in de Kamer bezigt, met een spel van vraag en antwoord waarmee partijen vertrouwd zijn. Een dans tussen rollen die gekend en erkend zijn.

 

Hoe anders verliepen de gesprekken van de (top)ambtenaren. Die zaten hakkelend, stotterend en proberend in een voor hen niet geheel vertrouwde setting. Zoekend naar hoe je verhaal over de bühne te krijgen, zonder daar de taal voor te hebben. In hun neutrale politiek-volgzame rol. Zonder ruimte om hun echte verhaal te vertellen. Steeds teruggedrukt in de stereotype rol van ambtenaar in plaats van speler in een complex spel. Pogingen wagend om de echte taaiheid en ingewikkeldheid te agenderen, maar daarin afgekapt door een – meer of minder van eigen verontwaardiging overtuigde – commissie. Konijnen in koplampen, vreemdelingen in een land waarvan je de taal kent maar te weinig kennis hebt van de gewoonten.

Met commissieleden die leken te vinden dat dat precies was wat ze verdienden: het ongemak, de aangedraaide duimschroeven. Horen werd soms verhoren, luisteren werd klemzetten.

 

Dat verschil maakt me een vorm van boos. Niet omdat ik vind dat bewindspersonen ook wel een zweetdruppel mogen laten, maar omdat ik vind dat zo’n enquête bedoeld is om iets te doorbreken, terwijl ik zit te kijken naar een zelfreproducerend patroon, dat herhaalt wat er in het groot aan de hand is. Dit spel kennen we al, dit spel deden ze al, dit is hetzelfde spel als waarmee het probleem ontstond.

Na een paar dagen verhoren kun je zien dat er èn geen zicht ontstaat op wat er echt gebeurde èn dat er ook niet echt wat gaat veranderen. We zien hier een knap staaltje systemische zelfreproductie. Het patroon waardoor de misstanden met de toeslagen konden ontstaan, reproduceert zich hier voor onze ogen in die kleine kamer waarin mensen gehoord worden. Wat we hier zien gebeuren maakt de kans groot dat de oplossing net anders, maar vooral meer van hetzelfde wordt. Gedwongen door herhaling weet je nu al dat het echte systeempatroon niet doorbroken wordt.

Het is als een klassiek drama, met zijn vaste opbouw van onderdelen en rollen die steeds hetzelfde zijn, in ieder verhaal.

 

Wat zou er gebeuren als we dit echt anders aan zouden pakken? Als de commissie de ambtenaren zou vragen ‘Stel, u was de staatssecretaris, wat had u gedaan?’ of ‘Stel, u was deze commissie, waar zouden we op moeten letten als we andere mensen horen?’. Wat zou er gebeuren als de bewindspersonen de vraag kregen: ‘Wat had u als ambtenaar gedaan om dat wat er gaande was echt over de bühne te krijgen?’.

Of misschien nog beter, we vragen Marijke Spanjersberg of ze circulair wil komen interviewen: ‘Beste mevrouw Vaktechnisch Coördinator, wat denkt u dat uw Directeur Generaal dacht toen hij merkte dat de heer Weekers zijn signaal niet ‘hoorde’?’

‘Beste meneer Rutte, welk gevoel denkt u dat de ambtenaren gehad hebben toen zij merkten dat ondanks alle signalen de heer Wiebes toch geen gewag meer gaf van dat hij zich bewust was van wat er gebeurde?’ ‘Beste Directeur Generaal Belastingdienst, wat denkt u dat de heer Asscher gehoord heeft, toen uw collega’s de ernst van de situatie aan hem duidelijk probeerden te maken?’

Ik denk dat dat hele parlementaire onderzoek er enorm van zou opknappen, dat we er misschien echt iets van zouden leren. Alleen al omdat Marijke er een rol in heeft natuurlijk, maar wat een andere dynamiek zou er ontstaan!

 

Ik wens alle gedupeerde ouders, alle ambtenaren met buikpijn, die hele boze enquêtecommissie en zelfs de gladpratende politici (dat is hun vak immers) een heel ander type onderzoek. Een onderzoek waarin je met elkaar erkent dat er echt iets heel, heel, heel, heel erg fout gegaan is; dat je daar met zijn allen ingerommeld bent en dat iedereen daar dus iets in heeft gedaan zonder dat er een enkele schuldige is aan te wijzen; maar dat het wel echt mis ging. Een onderzoek met als vertrekpunt dat goede bedoelingen nu eenmaal noodlottig kunnen keren in hun tegendeel. Een onderzoek waarin je vervolgens vanuit dat besef met elkaar op zoek gaat naar wat er dan echt misging, welke patronen niet doorbroken konden worden, hoe die patronen elkaar versterkten, hoe het kon dat je daarin gevangen raakte terwijl je wist dat het niet klopte, en welke systeemverandering er nodig is om het nooit meer te laten gebeuren.

Dat is een ander onderzoek dan het onderzoek naar Barbertje, waarbij iedereen zwetend of gladjes, hoopt dat hij het niet zal worden.

 

Groet, Leike

Publieke ruimte

25 oktober 2020


Beste Jaap,

 

Hoezeer ik er ook tegenop zie, ik zou net als jij liever vandaag dan morgen een lockdown willen. Dit gaat gewoon niet goed en blijkbaar hebben we strakke regels nodig om het met elkaar aan te kunnen. Ik ben alleen veel minder kwaad op de regering. Ik vind dat ze het best goed doen. Ik zou niet in hun schoenen willen staan in het maken van een afweging tussen de hoeveelheid belangen waar ze in hun rol rekening mee moeten houden.

 

We weten uit de systeemdynamica dat in een complex geheel een groot aantal (f)actoren elkaar op een ingewikkelde, niet helemaal te voorspellen, manier beïnvloeden. We weten ook dat in dat complexe geheel vertragingen voorkomen die je niet meteen ziet, omdat het geheel daar te complex voor is. Sinds de Beer Game in Senges Fifth Discipline, weten we dat als je dan te snel (bij)stuurt, je behoorlijk nare gevolgen kunt veroorzaken.

Met die blik begrijp ik dat geworstel van onze regering wel. Als ze te snel of te sterk bijsturen en opstrakken, nemen ze mogelijk maatregelen die grote gevolgen hebben voor andere facetten van het publieke domein, terwijl ze die niet hadden hoeven nemen.

 

Eigenlijk heb ik te doen met Mark Rutte en zijn irritatie en ongeduld. Ik vrees dat er een ontluisterend inzicht aan het ontstaan is over het individu als burger. Als regering probeer je kaders te geven, wetten te maken, handhaving te organiseren die nodig is om het publieke domein open te houden voor iedereen. Gezondheidszorg heet in het Engels public health, maar die ‘public’ kant, daar gedragen wij, ‘public’, ons niet naar. We gedragen ons als individuen die binnen de regels eigen afwegingen maken, passend bij eigen belangen en verlangen. Terwijl deze ziekte door zijn besmettelijkheid door en door publiek is. En dus werken de regels niet.

 

De paradox is dat het inperken van individuele vrijheden meer ruimte schept voor publieke belangen en dat een beter behartigde publieke zaak grote opbrengsten voor het individu en zijn keuzemogelijkheden biedt. Ooit zei Paul Schnabel in een interview dat hij vroeger leerde van zijn ouders dat hij respect moest hebben voor anderen, en dat mensen nu ervan uitgaan dat ze respect verdienen. Zoiets is het ook met die publieke ruimte. Als we die open willen houden voor iedereen, dan horen daar spelregels bij die gaan over wat je doet en laat voor de ander en voor het algemeen belang.

 

Ik vrees dat die arme Mark (en zijn regeringscollega’s) heeft gedacht dat we dat begrepen en ons ernaar zouden gaan gedragen. Maar nu kijkt hij naar de doorgeschoten effecten van de individualisering en een tot ruïnes vervallen ‘for the common good’. Ik zou er ook buitengewoon boos en geïrriteerd van raken.

 

De roep om gedragsdeskundigen in het OMT wordt steeds sterker. Ik zie ze liever niet als ze daarmee die individuele focus nog verder aanwakkeren. Sociologen hebben we nodig, denk ik. Èn strengere regels. Èn een lockdown. Want we hebben, vrees ik, corona eerder op de knieën dan dat we in staat zijn tot collectief handelen in het belang van de publieke zaak.

 

Groet, Leike

Organisatievragen