Madrid

28 mei 2023


Beste Jaap,

 

Vorig jaar woonde ik een maand in Rome. Dit jaar een maand in Madrid. Een maand die voorbijgevlogen is. Zo reis je er naartoe en zo zit je een maand later, met zicht op de flamingo’s van de Camargue in de trein terug naar huis.

 

Madrid is een stad in laagjes. Je moet eigenlijk drie of vier keer op dezelfde plek geweest zijn om de stad echt goed te kennen. Het meest toegankelijke laagje ontdek je flanerend en in de barretjes, kroegen en restaurants. De Madrileen heeft altijd iets te vieren en als er niets te vieren valt dan is er altijd nog het moment van flaneren en wat drinken aan het eind van de middag en begin van de avond. Iedereen gaat rond 18 uur aan de wandel. Met zijn oma, zijn vrienden, zijn gezin. Nooit alleen, dat is gek. Je flaneert samen, kletsend, arm in arm, etalage kijken, ergens een drankje doen, hapje erbij. Is het feest – en daar hebben ze er heel veel van in Madrid, ze vieren echt alles – dan zet de stad er de grote straten voor af. Kun je lekker langs het Prado schrijden zonder last te hebben van auto’s.

 

Wat je op diezelfde plekken door de flaneerdrukte niet zo goed ziet, is de grandeur van Madrid. Die zit ook niet op de begane grond, maar wordt zichtbaar vanaf de eerste verdieping. De achttiende en negentiende -eeuwse stadspaleizen en appartementen, vol krullerige versiering. De vroeg-twintigste -eeuwse stoere gebouwen. Als je ’s morgens vroeg aan de wandel gaat, kun je je voorstellen wat een chique en vooraanstaande Madrid geweest moet zijn in die eeuwen.

 

Natuurlijk ging ik ook op zoek naar oudere tijden. Tachtig jaar zijn we in de zestiende en zeventiende eeuw in oorlog geweest met die Spanjaarden. Madrid was toen net hoofdstad geworden. Bestond eigenlijk vooral uit het hof. De stad was nog klein en nietszeggend. Vind je die oorlog terug? De Spaanse hoofrolspelers wel. Er is een Calle de Duque de Alba. En daar is een koffiezaakje dat Pasteleria del Duque heet. Een van mijn favoriete stekjes. Elke keer maakte ik excuses aan Willem van Oranje, dat ik koffie ging drinken in een zaak die de naam van zijn vijand droeg. Maar dat is het dan ook wel ongeveer. We waren een peuter die tachtig jaar boos was, ergens ver weg.

 

Da’s anders als het om kunst gaat. Die Spaanse Nederlanden hebben het Spaanse hof veel kunstwerken geleverd. In het Prado is ‘onze’ Jeroen Bosch de Spaanse El Bosco. Een Spaanse schilder. Huh? Ja, want toen hij schilderde, waren de Nederlanden de Spaanse Nederlanden, dus hij een Spanjaard.

 

Madrid wordt nog weer anders als je de recente geschiedenis probeert te vinden. In het Casa de Campo is in de burgeroorlog heftig gevochten, nu is het een lommerrijk stadspark. De dictatuur van Franco: alle verwijzingen zijn verdwenen. Er is de Guernica, oorlogsgruwel uitgedrukt in kunst. En bij de Vallei der gevallenen wordt heel hard zichtbaar hoe schoonheid en leed, kracht en onderdrukking, eren en foute verering bij elkaar komen.

 

Tot slot de laag die zichtbaar wordt als je er een maand bent. Een beetje onderdeel zijn van de vaste routines in je buurt. De vuilcontainer die elke avond gebracht wordt en elke ochtend weer opgehaald. Het schrobben van de stoepjes (mannen hebben er de bijzondere gewoonte om allemaal tegen de muur te plassen). Het is ook het laagje waar je na een maand een beetje onderdeel van wordt. Even hoofdschuddend met je buurvrouw mopperen op die pissende mannen, naar je favoriete koffietentje waar ze je kennen en je meteen je vaste bestelling voorzetten, de meneer van het winkeltje achter het Prado groeten die je verder helemaal niet kent. Het saaiste leven dat er is, en tegelijkertijd precies dat wat de stad een stad maakt achter al die andere laagjes.

 

Wat is het toch bijzonder dat je in een vreemde stad door die andere laagjes bij dat gewone leven terecht komt, terwijl je thuis je gewone leven leeft en af en toe vergeet om ook die andere laagjes eens te aanschouwen. Dat ga ik thuis maar eens wat meer doen.

 

Groet, Leike

Reageer

Organisatievragen