We want it all and we want it now!?

20 januari 2016


Beste Leike,

Ben bang dat het ik het weer met je eens ben. Dat het goed is om gewoon te accepteren dat het soms gaat zoals het gaat.
Maakbaarheid was vroeger iets van links. Ik was zelf ook in de jaren zeventig een idealist die meende dat heel veel maakbaar was als je maar durfde te kiezen. Toen leek ook alles nog de goede kant op te gaan. Meer persoonlijke vrijheden, volop maatschappelijke experimenten, werken aan een betere samenleving waarin welzijn belangrijker was dan welvaart. Daar is niet veel van terecht gekomen.
Inmiddels is maakbaarheid iets van rechts. Zoveel mogelijk overlaten aan de markt; afbreken van van alles dat de samenleving bijeen houdt. De participerende particulier lost het wel op. En ondertussen richten we de ene na de andere ‘autoriteit’ op die dat dan weer in de gaten moet houden. Allerlei transacties met de overheid moeten vooral los van relaties en persoonlijk contact plaatsvinden. Transparant omdat het anders al snel corrupt is. En dat alles in de diepe overtuiging dat dit beter is, ook als er signalen zijn dat we inmiddels in een losgeslagen samenleving terechtkomen.

En wij onszelf maar opvoeden in het idee dat we allemaal autonome en zelfstandige wezens zijn. Die moeten opkomen voor hun wensen en verlangens. Die zich als mondige maatschappijconsument moeten roeren in onze participatiesamenleving. We emanciperen ons een ongeluk. En we willen alleen maar topsport. Het beste, het mooiste, het goedkoopste, het nieuwste, het meest ecologische. We want it all and we and we want it now!

En wat we niet meer doen of dreigen te vergeten is dat topsport niet zonder breedtesport kan. Ik schreef er najaar 2015 een column over op Communicatieonline.nl. Dat je duizenden amateurs nodig hebt om een middelmatige prof voort te brengen en dat je er honderdduizenden nodig hebt voor een Cruyff of een Bergkamp (of, bij de dood van David Bowie, dat je duizenden bandjes nodig hebt om één Ziggy Stardust voort te brengen).
Dat het meeste dus van nogal gemiddelde kwaliteit is. Bij het voetballen, bij het telefoonbedrijf, de gemeenteambtenaar, de jeugdzorger en de CEO. Statistiek voor beginners.

Breedtesport dus. Dat is wat we doen. We doen ons best, proberen er plezier in te hebben, proberen misschien wel beter dan onszelf te zijn. Maar leggen ons er hopelijk ook bij neer als de tegenstander heel veel sterker is. Van windmolens kun je niet winnen.
En ik hoop met jou dat we dan wat vaker coulance kunnen opbrengen. Beetje begrip voor het eten dat niet tegelijk voor alle gasten wordt uitgeserveerd, voor het pakje dat niet de volgende dag door de post werd gebracht, voor de caissière die nu eenmaal niet zo snel is, voor de collega die het buskruit niet heeft uitgevonden.
Dat we snappen dat het meeste niet perfect is, of mooier nog, dat we ons realiseren dat pure perfectie op den duur dodelijk saai is. Dat juist het rafelige, het onaffe, het tegenstrijdige, het menselijke van het menselijk tekort, de wereld interessant en leefbaar maakt.
In de wereld, in de organisatie, op de sportclub, met je vrienden en bij je thuis.
En echt tevreden ben ik met dit stukje trouwens ook niet….maar het wordt wel duidelijk wat ik wil zeggen he?

Groet, Jaap

Reageer

Organisatievragen