Trinsieke motivatie

27 september 2018


Beste Leike,
 
Mooi, je pleidooi voor die extrensieke motivatie. Je beschrijft hoezeer we ons natuurlijk heel vaak laten leiden door onze omgeving in de dingen die we doen. En dat daar ook niks mis mee is. Organiseren en samenwerken gaat natuurlijk voortdurend om invloed op elkaar uitoefenen en kijken hoe je samen verder komt.
Ik vroeg me daarom af waar die nadruk op die intrinsieke motivatie in ons vak nu eigenlijk vandaan kwam. Mag ik proberen stukjes van de verklaring te geven?
Het neoliberalisme (VVD-er Klaas Dijkhof noemde dat overigens deze week een scheldwoord??) zet het individu centraal. Immers de homo-economicus maakt steeds individueel rationele keuzes en draagt zo bij aan de markt die alles eerlijk regelt. Kijk ook naar de manier waarop we allemaal onze eigen (individuele) keuzes maken als consument, hoe we ons pensioenstelsel willen individualiseren, hoe we zelf keuzes maken voor al dan niet groene energie, hoe we investeren in wegen voor individueel vervoer. De mens als autonoom wezen.
De jaren zestig. Ze brachten een culturele revolte teweeg die mensen losschudde uit vaste patronen die Nederland in de naoorlogse wederopbouw krachtig bijeenhield. De zuilen, verenigingsleven, rolpatronen, zuinigheid, gedrag en vlijt. Mensen emancipeerden en mochten steeds meer zichzelf worden. Allemaal mooie en unieke individuen.
In onze cultuur zijn we inmiddels als individu het schitterde centrum van de wereld. En met behulp van de postmoderne filosofen bouwen we ook nog onze eigen werkelijkheid.
Ja, waar moet dan motivatie vandaan komen? Van binnenuit natuurlijk! Gepassioneerde ontembare verlangens om ons bovenins Maslows piramide te ontplooien verwerkelijken in onze narcistische wereld.
Het is een ironische paradox als we ons realiseren dat al dat geïndividualiseerde verlangen vooral een weerslag is van een wereld die ons inpepert dat we op onszelf zijn teruggeworpen. Dat de nadruk op het individu een cultureel fenomeen is. Geert Hofstede die mooi vergelijkend onderzoek naar culturen deed, zag hoe onze Nederlandse cultuur en die van de Angelsaksen het individu een veel centralere plaats gaven dan de landen om ons heen waar de clan, de familie, de groep meer centraal stond.
 
Ik mocht ooit een discussie leiden over het vrijwillig levenseinde. Allemaal progressieve mensen die (net als ik) vonden dat het toch gek is dat dokters meer over je dood te zeggen lijken te hebben dan jijzelf. Ja mag toch zeker wel zelf bepalen of en wanneer je dood wilt? Interessant vond ik toen de inbreng van het Humanistisch verbond. Zij waren ook voor keuzevrijheid, maar niet die van het individu. Wel van het individu in samenspraak met zijn omgeving. Je komt niet alleen ter wereld, je gaat er ook niet alleen vanaf. Dat idee van fundamenteel niet alleen zijn, sprak me erg aan.
De fotografen Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek maakten prachtige fotoseries die tonen hoezeer individuen in hun kleding zich steeds conformeren aan groepen. Dat kenmerkt ons mensen toch? Bij een groep willen horen en je er tegelijk van en in willen onderscheiden?
 
Zou het onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie eigenlijk niet te simpel zijn? Ofwel vanbinnen, ofwel vanbuiten? Is het nou juist niet zo met alle betekeniscreatie dat het een voortdurend sociaal proces is waarin eigen impressies en onaffe ideeën schuren tegen die van anderen om gaandeweg tot (deels) gedeelde visies te komen? En zijn veel van onze oprecht individueel beleefde motieven niet een weerslag van de cultuur waarin we zijn opgesloten? Schrijf ik dit stukje omdat ik dat zo graag wil? Of omdat we hebben afgesproken elkaar regelmatig te schrijven? Ik denk eigenlijk dat ik tot het schrijven van deze ‘beste Leike’ trinsiek gemotiveerd was.
 
Groet, Jaap

Reageer

Organisatievragen