Tom-Jan Meeus

28 september 2014


Beste Leike,

Zaterdag 20 september schreef Tom-Jan Meeus een prachtstuk in NRC Handelsblad. Ik raad iedereen aan dit te lezen. Meeus beschrijft hoe de Haagse regeldrift volstrekt voorbij gaat aan het absorptievermogen van de samenleving. Hij was in Woerden, in een wijk waarin de verkiezingsuitslag altijd sterk overeenkomt met de landelijke resultaten.
“Woerden, 50.000 inwoners, heeft een eigen ziekenhuis, en dat kondigde deze zomer een fusie met een groter Utrechts ziekenhuis aan. Het soort schaalvergroting waarover in Den Haag brede overeenstemming bestaat: meer specialisatie op minder locaties maken de zorg beter en goedkoper. Goed idee. Volmaakt logisch als je Kamerlid of minister bent. Maar niet als je in Woerden woont. (…) En een artikel, woensdag, in de editie Woerden van het Algemeen Dagblad had de ongerustheid verder gevoed. Tosca Menten, een kinderboekenschrijfster die in Woerden woont, merkte dat haar man, die MS heeft, de verkeerde medicijnen had. Hij moest acuut nieuwe hebben – maar wat bleek: in Woerden zelf was ’s nachts geen apotheek open. Ze moest ze uiteindelijk via een omweg, veertig minuten rijden, in Utrecht gaan halen. (…) De beste verklaring voor alle onrust hierover hoorde ik van een oudere Molukse dame in de Gerard Doustraat. Gewone mensen, zei ze, ervaren voortdurend dat ze als eenling niet belangrijk genoeg meer zijn voor grote bedrijven en instellingen. Altijd 0800-nummers, altijd wachtenden voor u. En wij denken, zei ze, dat het ziekenhuis ons straks ook zo afpoeiert.
Dus de vraag was eigenlijk: hoeveel veranderingen – ‘hervormingen’ in Haags jargon – kan de burger eigenlijk aan? Niemand in Den Haag die het weet. Maar toen ik ’s middags terugkwam op het Binnenhof bleken ze in de Kamer alvast aan te sturen op méér veranderingen. Nu inzake het belastingstelsel.”
Ik vind het zo herkenbaar, die drang om alles steeds maar te verbeteren. De tomeloze behoefte om de werkelijkheid naar onze hand te zetten. Dat doet de overheid, maar dat doet ook vaak het management.

Gisteren sprak ik een manager van een stafafdeling Patiëntenzorg. Omdat de Raad van Bestuur had uitgesproken dat de patiënt centraal staat in het ziekenhuis bedacht zijn afdeling een heel programma met kernwaarden, doelen, subdoelen en dergelijke. En deden ze hartstochtelijke pogingen om de organisatie hier warm voor te krijgen (top of mind, ken je die uitdrukking?). Hij vroeg zich af waarom toch niet iedereen warm liep voor zijn prachtideeën. Wat hij vooral merkte was dat degenen die van hem moesten veranderen, hem soms wel wat lippendienst bewezen, maar dat zij talloos andere prioriteiten leken te hebben. Dat klopte met mijn eigen beeld: een organisatie vol met mensen met hart voor hun vak die alle veranderingen die over hen worden uitgestort nauwelijks kunnen bijbenen. Toen ik hem vroeg voor wie hij dit deed, bleek er (nog) geen opdrachtgever te zijn, die waren ze net gaan zoeken; de Raad van Bestuur misschien?

Wat ik nu hoop is dat zo’n Raad van Bestuur eigenlijk zal zeggen: “Wat een mooi plan hebben jullie uitgewerkt. Dank daarvoor. Maar zouden jullie een volgende keer even willen wachten tot je een opdrachtgever hebt? Zodat we onze energie gericht kunnen inzetten? Nu is niet het goede moment voor jullie plan. We zijn druk bezig met een ingrijpende bezuiniging, we hebben alle energie nodig voor het vernieuwen van de ICT en een strategisch spel met andere ziekenhuizen over wie wat doet.”

Zou het niet heerlijk zijn als zo’n stafmedewerker dan lekker zijn collega’s aan het bed zou gaan helpen in plaats van hen lastig te vallen met zijn goed bedoelde bestuurlijke drukte? Dan zou ook hij op het eind van de dag het gevoel kunnen hebben iets gedaan te hebben dat werkt.

Groet, Jaap

Reageer

Organisatievragen