Onderweg

11 april 2018


Beste Leike,
 
We zijn echt op weg. Gisteren tot Schoonhoven gekomen en nu in the middle of nowhere bij een piepklein dorpje op een Zuid-Hollands eiland. Nooit bij aardrijkskunde begrepen waarom ze niet al die eilanden bij Zeeland hebben ondergebracht. Zuid-Holland is toch groot genoeg zonder die Zeeuwse eilanden?
Wat ik ook nooit begreep is hoe die grote rivieren lopen. Waar blijft de Rijn als ie een tijdje door ons land stroomt? Waar gaat ie dan in zee? Katwijk? Kampen aan de Zuiderzee? Waar komt de Waal vandaan? Wat een onbegrijpelijke delta! Al varend wordt het me duidelijker. De Rijn gaat gewoon halverwege de Lek heten en bij Rotterdam heet het dan de nieuwe Maas. Gewoon rechtdoor varen en alle rivieren komen voorbij.
Ik zit nu in een haventje met zeven bootjes. Binnen een half uur, met een boekje en een kopje thee, en mensen komen kletspraatjes maken. Niet zo gek, zondag in de bible belt, de stilte suist om je oren.
 
Onze boot leek wel op de zijne. Ja, dat is een mooie aanleiding voor een praatje, maar toen we naar het type van zijn schip vroegen, gaf hij de zelfgekozen naam. Stormvogel of zoiets. Doorvragen durfden we niet. Hoeft ook niet. Het gaat om het praatje. Hij vertelde dat hij uit een geslacht van binnenschippers kwam, maar dat bij een crisis in die branche zo’n dertig jaar geleden moest kiezen. Hij had een schip èn een huis de op de wal en kon niet langer beiden betalen. Dus verkocht hij zijn schip en zocht werk op de wal. Zo werd hij schipper op de heen en weer.
Dat was het veer waar we eerder verbaasd naar hadden gekeken. Een fors ding, half zo lang als het water breed was. Iets tussen een brug en een pontje in. Alsof ze ooit een tweedehands koopje op de kop hadden getikt. Oversized, maar  voor een mooie prijs.
 
Dertig jaar voer hij nu op dat pontje. Drs P. passeerde mijn gedachten terwijl hij het vertelde, maar daarbij dacht ik ook dat de drs over ‘de overkant’ sprak, een nogal overdreven voorstelling van zaken bij die oversized pont. Voor ik het in de gaten had vroeg ik de pontschipper of dat niet saai was… (Is dat onaardig om te vragen? Of misschien wel een heel eerlijke en empathische vraag? Geen idee, maar mijn associatie met drs P. vroeg zoveel aandacht dat de vraag eruit was voor ik er erg in had.)
“Boven was het wel eens saai, vooral op zondag wist je soms niet wat je aan het doen was” was het montere antwoord. “Maar de laatste jaren was ik ook vaak beneden, kon je met de mensen kletsen, gebeurde er wel eens wat.” Grappig, je zou zeggen dat de schipper boven het mooiste baantje heeft, maar beneden bij de passagiers is het blijkbaar leuker.
Hij had later nog wel teruggewild de binnenvaart in, maar de vrouw voelde daar niet meer voor.
 
Nu ik toch een echte -weliswaar voormalige- binnenschipper sprak, wilde ik wel eens weten hoe het kon dat we stroom tegen hadden, terwijl we naar het westen voeren. Dat had met eb te maken, maar ook met het stromen van de rivieren en de mate waarin de rivieren hoog staan en de mate waarin het spuien van het Haringvliet nodig is. Ook de wind speelt een rol. Ik gaf het snel op. Dit was te moeilijk.
Dertig jaar heen en weer in het midden van niks, stilte en leegte. Maar qua identiteit nog altijd binnenschipper, ook al liep het leven anders.
Meestal eindig ik zo’n briefblog aan jou met een pointe. Iets dat het verhaaltje rond maakt. Lukt me nu niet, ik denk dat ik een goed begin maak met mijn sabattical!
 
Groet,  Jaap

Reageer

Organisatievragen